In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 27 mei 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, wonende aan de [naam weg], heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lochem om de [naam weg] af te sluiten voor doorgaand verkeer en deze te asfalteren. Verzoeker vreest voor de verkeersveiligheid bij het asfalteren, omdat hij denkt dat er harder gereden zal worden op asfalt. Het college heeft gesteld dat voor het asfalteren geen omgevingsvergunning vereist is, maar verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld.
De voorzieningenrechter heeft op 20 mei 2020 een zitting gehouden, waarbij verzoeker aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd was door gemachtigden. De rechter heeft overwogen dat verzoeker in rechte kan opkomen tegen het bestuurlijk rechtsoordeel van verweerder. De voorzieningenrechter heeft twijfels over de noodzaak van een omgevingsvergunning voor het asfalteren, omdat het bestemmingsplan verbiedt om zonder vergunning oppervlakteverhardingen aan te leggen. De rechter heeft vastgesteld dat de oppervlakte van het te asfalteren deel mogelijk boven de 2.500 m² uitkomt, wat een vergunning vereist.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter besloten om het verzoek tot voorlopige voorziening toe te wijzen, het bestreden besluit te schorsen en verweerder te verbieden de [naam weg] te asfalteren. Tevens is verweerder gelast het door verzoeker betaalde griffierecht te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.W.P. van Gastel, in tegenwoordigheid van mr. M.I. Tuk, griffier. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.