ECLI:NL:RBGEL:2020:2691

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 mei 2020
Publicatiedatum
26 mei 2020
Zaaknummer
05/232581-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf voor meerdere strafbare feiten, waaronder drugshandel en wapenbezit

Op 26 mei 2020 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder de verkoop van hard- en softdrugs en het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk en een wapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 juni 2018 tot en met 26 september 2019 in Nunspeet en Harderwijk opzettelijk cocaïne, MDMA en hasjiesj heeft verkocht en afgeleverd. Daarnaast heeft hij een wapen van categorie I voorhanden gehad en professioneel vuurwerk opgeslagen zonder de vereiste kennis. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de impact van de straf op zijn leven. De verdachte heeft erkend dat hij drugs heeft verkocht, maar heeft de omvang van zijn activiteiten geminimaliseerd. De rechtbank heeft de verdachte van enkele onderdelen van de tenlastelegging vrijgesproken, maar heeft de bewezenverklaring van de drugshandel en het wapenbezit gehandhaafd. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de bewijsvoering en de verklaringen van getuigen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/232581-19
Datum uitspraak : 26 mei 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] ,
raadsvrouw: mr. W.H. Boer, advocaat te Heerde.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 31 december 2019, 3 maart 2020, 31 maart 2020 en 12 mei 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is na toegewezen vorderingen tot aanpassing van de omschrijving van de tenlastelegging en tot wijziging van de tenlastelegging (314a en 313 Wetboek van Strafvordering) ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 juni 2018 tot en met 26 september 2019 te Nunspeet, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft /hebben verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een (aanzienlijke) hoeveelheid van (een) stof(fen) en/of materia(a)l(en) bevattende
- Cocaïne en/of
- MDMA
zijnde cocaïne en/of MDMA (telkens) zijnde (een )middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 juni 2018 tot en met 26 september 2019 te Nunspeet, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft/hebben bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad,
een (aanzienlijke) hoeveelheid, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en/of hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 30 september 2019 te Harderwijk een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een luchtdruk- en/of veerdruk- en/of CO2- wapen gelijkend op een [merk 1] , type [type 1] , kaliber 4,5 mm voorhanden heeft gehad;
4.
hij op één of meerdere tijdstip(pen)in de periode van 27 september 2019 tot en met 30 september 2019, te Harderwijk, in elk geval in Nederland, opzettelijk professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
- 10 stuks Gigant Maroons en/of
- 30 stuks Retorno's en/of
- 249 stuks Super Cobra’s en/of
- 72 kilogram bangers/flashbangers type [type 3] en/of
- 16,85 kilogram bangers/flashbangers type [type 2]
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad en/of aan een ander te beschikking heeft gesteld;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meerdere tijdstip(pen)in de periode van 27 september 2019 tot en met 30 september 2019, te Harderwijk, in elk geval in Nederland, opzettelijk als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk, te weten
- 10 stuks Gigant Maroons en/of
- 30 stuks Retorno's en/of
- 249 stuks Super Cobra’s en/of
- 72 kilogram bangers/flashbangers type [type 3] en/of
- 16,85 kilogram bangers/flashbangers type [type 2]
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Met betrekking tot de feiten 1 en 2:
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in de gehele periode, van 1 juni 2018 tot en met 26 september 2019, verkopen, afleveren en verstrekken van hard- en softdrugs (feiten 1 en 2).
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het dealen in de periode van 1 juni 2018 tot 1 september 2018 en van het bestanddeel “aanzienlijke hoeveelheid” bepleit. Hiertoe is aangevoerd dat verdachte duidelijk heeft verklaard dat hij pas na de vakantie, vanaf september 2018, weer is gaan dealen. Verder ontkent verdachte dat sprake is geweest van het dealen van aanzienlijke hoeveelheden.
Beoordeling door de rechtbank
Op 26 september 2019 is waargenomen dat verdachte, de bijrijder van de [automerk] , in het park [nummer 1] gelegen aan de [adres 2] tweemaal wat uit zijn jaszak haalt, dit aan een ander persoon overhandigt en vervolgens een briefje van die persoon ontvangt.
Verdachte en de bestuurder [naam 1] worden staandegehouden en gefouilleerd. Verdachte is op dat moment in het bezit van een portemonnee met een grote hoeveelheid contant geld (in kleine coupures) en een koplamp met daarin 0,36 gram van een stof die cocaïne bevat (sealbag [nummer 2] , SIN: [nummer 3] ). [naam 1] verklaart dat verdachte meermalen is uitgestapt om drugs te verkopen. De drugs die [naam 1] bij zich heeft – cocaïne en hasj – komen van verdachte. Verdachte noemt zich ook wel [naam 2] of [naam 3] , aldus [naam 1] . [2]
Naar aanleiding van dit incident en de verklaring van [naam 1] is op meerdere plekken, zoals de woning van de toenmalige partner van verdachte en de woning van zijn vader, binnengetreden en drugs aangetroffen (p. 125 e.v. en p. 131 e.v.). Op 30 september 2019 is ook nader onderzoek gedaan naar de door verdachte gehuurde loods aan de [adres 3] . Hier is onder meer aangetroffen:
  • een mand met (duizenden) lege gripzakjes en een emmer met daarin 250 gram hennep/cannabis (sealbag [nummer 4] );
  • een metalen kist met daarin:
o 127,59 gram bevattende cocaïne (verpakt in sealbag [nummer 5] met SIN-nummer [nummer 6] );
o 12,05 gram van een stof bevattende MDMA (sealbag [nummer 7] met SIN-nummer [nummer 8] );
o 84,95 gram, 243 pillen, bevattende MDMA (sealbag [nummer 9] met SIN-nummer [nummer 10] );
o een hoeveelheid hennep (sealbag [nummer 11] );
o 6 bruine brokken van totaal 538,93 gram cannabis (sealbag [nummer 12] ). [3]
Verdachte heeft verklaard dat de drugs in de door hem gehuurde garagebox van hem zijn. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij in de periode van september 2018 tot en met 26 september 2019 zowel cocaïne en MDMA als hennep/cannabis en hasj aan ‘vrienden’ heeft verkocht. Hij heeft verklaard dat dit onder meer aan de afnemers [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] en [naam 7] is geweest. [5] Hij heeft naar eigen zeggen hoogstens een jaar gedeald. Hij is na de zomervakantie van 2018 begonnen, aldus verdachte. De rechtbank acht dit niet aannemelijk geworden en overweegt daartoe het volgende.
Afnemer [naam 4] heeft verklaard dat hij sinds medio 2018 weer bij [verdachte] (
rechtbank: verdachte) koopt. Hij ziet verdachte als een soort vriend. [naam 4] kocht om de dag wel een gram wiet bij verdachte. Verder kocht hij twee-drie keer per maand XTC, twee keer per maand hasj en één keer per maand cocaïne bij verdachte. Dit is gemiddeld in de periode vanaf juni 2018 tot nu, aldus [naam 4] . Tot slot verklaart [naam 4] dat verdachte gebruik maakte van het telefoonnummer [nummer 13] . Hij bestelde via dit nummer wat hij nodig had en verdachte kwam het dan brengen. Hij kocht het ook wel eens ‘op de pof’. Verdachte verkocht ook MDMA, aldus [naam 4] . [6]
De afnemer [naam 5] verklaart dat hij in de zomer van 2018 voor het eerst drugs bij [naam 2] (telefoonnummer [nummer 13] ) – anderen noemden hem ook wel [naam 3] – heeft gekocht. [naam 5] kocht meestal wiet. Dat haalde [naam 5] wel elke week bij hem. Het was verpakt in een gripzakje. Hij bestelde ook wel eens cocaïne. Twee weken geleden – gerekend vanaf 7 oktober 2019 – kocht hij voor het laatst drugs bij [naam 2] . [7]
Door de getuigen [naam 6] en [naam 7] is verklaard dat het contact met verdachte is begonnen in december 2017. [naam 6] verklaart dat hij een vaste dealer heeft, [naam 2] , met telefoonnummer [nummer 13] . Hij kocht twee keer per week wiet of hasj bij hem. Ze spraken in [plaatsnaam] af. Het was altijd verpakt. De getuige herkent verdachte van een foto als de persoon die zich heeft uitgegeven als [naam 2] en van wie hij drugs kocht. De afnemer [naam 7] verklaart dat hij sinds december 2017 zijn drugs bij een jongen, [naam 2] met telefoonnummer [nummer 13] , haalt. Over het algemeen kocht hij twee keer per week wiet en hasj bij hem. Het was in dezelfde zakjes als uit de coffeeshop. De getuige heeft ook twee keer cocaïne bij hem gekocht. Dat is in de begintijd geweest. Ook deze getuige herkent verdachte van een foto als de persoon die hij kent als [naam 2] , van wie hij zijn drugs kocht. [8] Gelet op al het voorgaande en ook de verklaring van verdachte met betrekking tot het dealen aan deze afnemers, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich heeft uitgegeven als [naam 2] .
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte in ieder geval in de periode van 1 juni 2018 tot zijn aanhouding op 26 september 2019 heeft gedeald. De rechtbank gaat hierbij voor de vaststelling van de periode uit van de verklaringen van eerder genoemde getuigen/afnemers en gaat voorbij aan de - overigens sterk wisselende - verklaringen van verdachte zelf (geheel ontkennend bij de politie, een erkenning van een dealperiode van drie maanden bij de rechter-commissaris en tot slot ter terechtzitting van een jaar). Verdachte heeft de tenlastegelegde hard- en softdrugs verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd. Tot slot kan het bewerken van de softdrugs (van brokken naar kleine hoeveelheden in gripzakjes) worden bewezen. Op grond van de verklaringen van de afnemers en de hoeveelheden aangetroffen drugs in de garagebox, acht de rechtbank ook bewezen dat het om aanzienlijke hoeveelheden ging.
De rechtbank acht tot slot niet bewezen dat verdachte dermate nauw en bewust met een ander heeft samengewerkt dat sprake is geweest van medeplegen (“tezamen en in vereniging). Zij zal verdachte van dit bestanddeel dan ook vrijspreken.
Met betrekking tot feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van onderzoek garagebox, p. 172-173;
- het proces-verbaal van onderzoek wapen, p. 186-187;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 mei 2020.
Met betrekking tot feit 4:
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van diverse soorten professioneel vuurwerk. Het primair tenlastegelegde kan naar de mening van de officier van justitie dan ook worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Hiertoe is ten eerste aangevoerd dat het primair tenlastegelegde zich richt tot de professional (artikel 1.2.2 lid 1 van het Vuurwerkbesluit), verdachte is een particulier. Verder kan niet worden vastgesteld dat het aangetroffen vuurwerk professioneel vuurwerk is. Hiertoe is opgemerkt dat door de politie alleen naar de uiterlijke kenmerken van het vuurwerk is gekeken en de in het proces-verbaal genoemde NFI-rapportages niet zijn bijgevoegd.
Beoordeling door de rechtbank
Op 30 september 2019 is – na de door vader aangetroffen huurovereenkomst op 27 september 2019 – in de door verdachte gehuurde garagebox aan de [adres 3] 115 kilo zwaar vuurwerk aangetroffen (kenmerk: [nummer 14] ). [9] Dit vuurwerk is nader onderzocht. Het gaat onder meer om:
- 10 stuks Giant Maroon (niet voorzien van een categorie-indeling);
- 30 stuks Retorno’s (categorie F4);
- ( circa) 249 Super Cobra’s (categorie F4);
- 16,85 kilogram bangers/flashbangers [type 2] (categorie F4);
- 72 kilogram bangers/flashbangers type [type 3] (categorie F3).
Van al deze vuurwerksoorten is, na uitgebreid onderzoek door de politie, op ambtseed vastgesteld dat het professioneel vuurwerk betreft. Met betrekking tot de Retorno’s, Super Cobra’s en 72 kilo bangers/flashbangers [type 3] is ook vermeld dat het vuurwerk niet voldeed aan de eisen van het Vuurwerkbesluit en/of de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004 en/of de Regeling Aanwijzing Consumenten- en Theatervuurwerk. [10] Verdachte heeft erkend dat het vuurwerk in de door hem gehuurde garagebox van hem is. [11]
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 1.1.1. van het Vuurwerkbesluit vuurwerk dat is ingedeeld in de categorie F4, professioneel vuurwerk is. Dit geldt ook voor vuurwerk dat is ingedeeld in de categorieën F2 of F3, indien het gaat om vuurwerk dat niet is aangewezen als vuurwerk dat voor particulier gebruik mag worden gebruikt. De rechtbank overweegt dat verdachte vuurwerk voorhanden heeft gehad dat niet was voorzien van een categorie-indeling en vuurwerk dat was voorzien van de categorie F4, dit is professioneel vuurwerk als bedoeld in het Vuurwerkbesluit. Van het vuurwerk dat was voorzien van de categorie-indeling F3 (de bangers/flashbangers [type 3] ) is op geen enkele wijze gebleken dat dit vuurwerk specifiek was aangewezen als vuurwerk dat voor particulier gebruik mag worden gebruikt. Ook dit betreft dus professioneel vuurwerk in de zin van het Vuurwerkbesluit. Naar het oordeel van de rechtbank kan dan ook worden bewezen dat het in alle gevallen gaat om het (opslaan en) voorhanden hebben van professioneel vuurwerk in de zin van het Vuurwerkbesluit. De omstandigheid dat de NFI-rapportages (van onderzoek soortgelijk vuurwerk) waar in het proces-verbaal naar wordt verwezen zelf niet zijn bijgevoegd, doet hier niet aan af.
Daarmee kan het primair tenlastegelegde worden bewezen. De rechtbank overweegt echter, mede in navolging van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2019:8857), dat verdachte voor dit feit (tenlastegelegd als artikel 1.2.2. eerste lid van het Vuurwerkbesluit) dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Voor de motivering wordt verwezen naar hoofdstuk 4 (de kwalificatie van het bewezenverklaarde). Dit leidt daarmee niet tot een veroordeling voor het onder 4 primair tenlastegelegde feit.
De vraag is dan of de rechtbank aan het subsidiair tenlastegelegde toekomt nu het primaire op zich wel bewezen wordt. Deze vraag heeft de rechtbank zich ambtshalve gesteld. De rechtbank beantwoordt die vraag, in navolging van de Rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2020:11898) bevestigend. Het woord “subsidiair” wordt naar het oordeel van de rechtbank geacht hetzelfde te betekenen als “althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden” en beperkt zich dus niet tot het geval dat het primair ten laste gelegde niet bewezen kan worden. De rechtbank is van oordeel dat zij op grond van het voorgaande toekomt aan een beoordeling van het subsidiair tenlastegelegde.
Naar haar oordeel kan het subsidiair tenlastegelegde, gericht op artikel 1.2.2 derde lid en inhoudende het voorhanden hebben “als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis” ofwel een particulier worden bewezen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het volgende heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op één of meer tijdstip
(pen
)in de periode van 1 juni 2018 tot en met 26 september 2019 te Nunspeet, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althansalleen, opzettelijk heeft
/hebbenverkocht en
/ofafgeleverd en
/ofverstrekt en
/ofvervoerd, een
(aanzienlijke
)hoeveelheid van
(een)stof
(fen
) en/of materia(a)l(en)bevattende
- Cocaïne en
/of- MDMA
zijnde cocaïne en
/ofMDMA
(telkens
)zijnde
(een
)middel(
len)als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op één of meer tijdstip
(pen
)in de periode van 1 juni 2018 tot en met 26 september 2019 te Nunspeet, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althansalleen, opzettelijk heeft
/hebbenbewerkt
en/of verwerkten
/ofverkocht en
/ofafgeleverd en
/ofverstrekt en
/ofvervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad,een
(aanzienlijke
)hoeveelheid,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gramvan een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en
/ofhennep, zijnde hasjiesj en
/ofhennep
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op
of omstreeks30 september 2019 te Harderwijk een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp
dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/ofdat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een luchtdruk- en/of veerdruk- en/of CO2- wapen gelijkend op een [merk 1] , type [type 1] , kaliber 4,5 mm voorhanden heeft gehad;
4.
hij op één of meerdere tijdstip
(pen
)in de periode van 27 september 2019 tot en met 30 september 2019, te Harderwijk,
in elk geval in Nederland,opzettelijk professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
- 10 stuks Gigant Maroons en
/of- 30 stuks Retorno's en
/of- 249 stuks Super Cobra’s en
/of
- 72 kilogram bangers/flashbangers type [type 3] en
/of
- 16,85 kilogram bangers/flashbangers type [type 2]
heeft opgeslagen en
/ofvoorhanden heeft gehad
en/of aan een ander te beschikking heeft gesteld;
en
hij op één of meerdere tijdstip
(pen
)in de periode van 27 september 2019 tot en met 30 september 2019, te Harderwijk,
in elk geval in Nederland,opzettelijk als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk, te weten
- 10 stuks Gigant Maroons en
/of- 30 stuks Retorno's en
/of- 249 stuks Super Cobra’s en
/of
- 72 kilogram bangers/flashbangers type [type 3] en
/of
- 16,85 kilogram bangers/flashbangers type [type 2]
heeft opgeslagen en
/ofvoorhanden heeft gehad;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Met betrekking tot het onder 4 primair (als professional voorhanden hebben van vuurwerk) tenlastegelegde:
De tenlastelegging is gebaseerd op artikel 1.2.2, eerste lid, van het Vuurwerkbesluit. In het derde lid van dit artikel is het opslaan en voorhanden hebben van professioneel vuurwerk ook verboden, maar dan voor een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis (een particulier). Uit de Nota van Toelichting, behorend bij het besluit van 9 december 2009 tot wijziging van het Vuurwerkbesluit (Stb. 2009, 605), blijkt dat het eerste lid van deze bepaling zich alleen richt tot de fabrikant, importeur en de distributeur van professioneel vuurwerk. Het derde lid heeft betrekking op de particulier zelf.
In het arrest van 22 oktober 2019 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden overwogen dat het derde lid van artikel 1.2.2 Vuurwerkbesluit, waar het gaat om het opslaan en voorhanden hebben van professioneel vuurwerk, als systematische specialis ten opzichte van het eerste lid dient te worden beschouwd.
Verdachte is een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, hij heeft het vuurwerk als particulier opgeslagen en voorhanden gehad. Dat brengt gelet op het voorgaande mee dat alleen het derde lid van artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit als strafbepaling in aanmerking komt. Het bewezenverklaarde onder 4 primair kan echter niet worden gekwalificeerd als een overtreding van het derde lid van artikel 1.2.2 Vuurwerkbesluit, nu het voor die overtreding vereiste bestanddeel “als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis” niet in de tenlastelegging is opgenomen. Verdachte zal daarom van het onder 4 primair ten laste gelegde worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Concluderend
Het bewezenverklaarde levert daarmee op:
Ten aanzien van feit 1:
Opzettelijk handelen in strijd met in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3:
Handelen in strijd met artikel 13 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie.
Ten aanzien van feit 4 subsidiair:
Overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de feiten 1, 2, 3 en 4 primair zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden waarvan tien maanden voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van drie jaar. Aan het voorwaardelijk deel dienen, als stevige stok achter de deur, de (bijzondere) voorwaarden inzake de meldplicht en gedragsinterventie te worden verbonden.
Hiertoe is aangevoerd dat het gaat om forse strafbare feiten, waarbij met betrekking tot de drugs sprake is van een lange dealperiode en het bij het vuurwerk gaat om een grote hoeveelheid vuurwerk die niet op veilige wijze was opgeslagen. Verder is rekening gehouden met de recidive van verdachte, het advies van de reclassering en de OM-richtlijnen. Voor wat betreft het beslag geldt dat er alleen nog voor wat betreft de telefoons sprake is strafvorderlijk beslag. De officier van justitie heeft hiervan de verbeurdverklaring gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen. Hiertoe is aangevoerd dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor feiten met betrekking tot wapens en vuurwerk. Verder is opgemerkt dat het voorarrest veel impact op verdachte heeft gehad en een langere gevangenisstraf tot gevolg zal hebben dat verdachte zijn werk, inkomen en woning verliest. Deze neerwaartse spiraal met ook een
(privé-)faillissement tot gevolg dient te worden voorkomen. Voor wat betreft het beslag op de telefoons heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard en met de omstandigheden waaronder dit is begaan. Ook is rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 2 april 2020;
- voorlichtingsrapportages van Reclassering Nederland, gedateerd 30 september 2019 en 20 december 2019.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het gedurende een jaar en drie maanden dealen van hard- en softdrugs. Het gaat om voor de gezondheid van personen schadelijke stoffen. Daarnaast gaat de verspreiding en handel in cocaïne, MDMA, hennep/wiet en hasj gepaard met vele andere vormen van criminaliteit. De rechtbank is van oordeel dat het gaat om ernstige feiten die oplegging van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. Het uitgangspunt voor het dealen van harddrugs in een periode van zes tot twaalf maanden - daarmee alleen al het eerste feit - bedraagt een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. In dit geval gaat het om een langere periode dan twaalf maanden en, naast harddrugs, ook om softdrugs. De rechtbank zal echter ook rekening houden met de samenloop van de drugsfeiten.
De rechtbank overweegt verder dat verdachte een voor afdreiging geschikt wapen en 115 kilo vuurwerk in zijn garagebox voorhanden heeft gehad. Het gaat hierbij om professioneel vuurwerk waarbij bij de opslag niet is voldaan aan de geldende veiligheidsvoorschriften hiervoor. Het is algemeen bekend dat vuurwerk gevaar kan opleveren. Het opslaan van vuurwerk buiten speciaal daarvoor bestemde inrichtingen brengt dan ook aanzienlijke risico’s met zich mee.
De rechtbank weegt verder mee dat verdachte eerder voor drugsfeiten is veroordeeld. Er is, aldus de reclassering, sprake van een beginnend delictpatroon. Verdachte heeft zich opnieuw tot de verkoop van hard- en softdrugs laten verleiden. Hij is niet in staat gebleken om de juiste keuzes te maken. Het recidiverisico wordt gemiddeld tot hoog ingeschat. De reclassering adviseert een reclasseringstoezicht, zodat verdachte begeleid wordt in het maken van andere keuzes. Dit is ook een onderdeel van de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, welke wordt geadviseerd. Dergelijke begeleiding heeft verdachte nog niet eerder gekregen.
Gelet op al het voorgaande en ook de proceshouding van verdachte – hij erkent, maar neemt niet de volledige verantwoordelijkheid en lijkt zijn handelen te blijven bagatelliseren – acht de rechtbank ook een forse stok achter de deur noodzakelijk. Gelet op de ernst van de feiten en ook de recidive van verdachte, kan naar haar oordeel niet worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Dit geldt nog te meer gelet op de grote hoeveelheid vuurwerk, wat naar het oordeel van de rechtbank ook op handel duidt.
Alles afwegende, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar (met aftrek van het voorarrest) passend en geboden. Aan het voorwaardelijk deel zal zij de voorwaarden inzake de meldplicht en de gedragsinterventie verbinden.
Voor het beslag:
Zoals overwogen dient de rechtbank nog enkel te beslissen over het strafvorderlijk beslag op de twee telefoons.
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven telefoons, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het onder 1 en 2 bewezenverklaarde is begaan/voorbereid.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 33, 33a, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet;
- 13 en 55 van de Wet Wapens en Munitie; en
- 1 a, 2, 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 van de Wet Milieubeheer en artikel 1.2.2. van het Vuurwerkbesluit.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het onder 4 primair bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ter zake daarvan;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
12 (twaalf) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- stelt als voorwaarde dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- stelt als voorwaarde dat veroordeelde medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich uiterlijk binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de Reclassering Nederland (Nieuwe Oeverstraat 65, 6811 JB Arnhem) en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering;
- gedurende de proeftijd zal deelnemen aan de gedragsinterventie COVA dan wel een soortgelijke gedragsinterventie gericht op cognitieve vaardigheden. Hierbij dient veroordeelde zich te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan de veroordeelde zullen worden gegeven. Dit geldt zolang de instelling in overleg met de reclassering noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht).
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft op het, geschorste, bevel tot voorlopige hechtenis.
Voor het beslag:

verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: 1 telefoontoestel van het merk [merk 2] en 1 telefoontoestel van het merk [merk 3] .
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Graat (voorzitter), mr. D.R. Sonneveldt en mr. M.W. Stoet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.T.P.J. Damen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 mei 2020.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 15] , gesloten op 2 december 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 109 t/m 111, het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 204 t/m 207, het NFI-rapport, p. 210 en het proces-verbaal van verhoor verdachte ( [naam 1] ), p. 115-116 en p. 119.
3.Het proces-verbaal van onderzoek garagebox, p. 172 t/m 175, het proces-verbaal van bevindingen, p. 170, het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 231-333, het proces-verbaal onderzoek middelen, p. 234 t/m 237, de NFI-rapporten, p. 240 t/m 242 en het stamproces-verbaal, p. 17 en 20.
4.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 12 mei 2020.
5.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 12 mei 2020.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 4] , p. 154-155.
7.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 5] , p. 156 t/m 158.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 6] , p. 160 t/m 162, het proces-verbaal van verhoor getuige [naam 7] , p. 165 t/m 167 en het stamproces-verbaal, p. 16.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 135, het proces-verbaal van bevindingen, p. 172 t/m 175 en het proces-verbaal van bevindingen, p. 170.
10.Proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, p. 262, p. 287 t/m 289, p. 290 t/m 292, 293 t/m 295, p. 296-297 en p. 298 t/m 300.
11.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 12 mei 2020.