Uitspraak
Stichting BPL Pensioen
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, op 6 mei 2020 een tussenvonnis gewezen in een huurgeschil tussen Stichting BPL Pensioen (hierna: BPL) en een gedaagde partij. BPL heeft de gedaagde aangeklaagd wegens huurachterstand van € 3.873,20, die is ontstaan door het niet tijdig betalen van de huur voor de woning die aan de gedaagde is verhuurd. De procedure is gestart met een dagvaarding op 17 januari 2020, gevolgd door een akte vermindering van eis en een conclusie van antwoord. Vanwege de Coronacrisis kon een mondelinge behandeling niet plaatsvinden, waardoor de kantonrechter heeft besloten om vonnis te wijzen om onnodige vertraging te voorkomen.
De feiten van de zaak zijn dat BPL een huurprijs van € 1.087,00 per maand hanteert en dat de gedaagde partij in gebreke is gebleven met de betaling van de huur. BPL vordert niet alleen betaling van de achterstand, maar ook ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. De gedaagde heeft erkend dat er een huurachterstand is, maar voert aan dat deze is ontstaan door persoonlijke omstandigheden en dat de situatie inmiddels is opgelost. Hij heeft een deel van de achterstand voldaan, maar BPL heeft de vordering niet ingetrokken.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis de gedaagde in de gelegenheid gesteld om een conclusie van repliek in te dienen, waarin BPL moet ingaan op de gevolgen van de betaling voor de ontbinding van de huurovereenkomst. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling op 5 juni 2020, waarbij de kantonrechter heeft aangegeven dat verdere beslissingen worden aangehouden totdat de conclusies zijn ingediend.