ECLI:NL:RBGEL:2020:2295

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 april 2020
Publicatiedatum
17 april 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1608
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake inbewaringstelling en herplaatsing van een hond met deskundigenonderzoek

Op 17 april 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een zaak over de inbewaringstelling en herplaatsing van een hond. Verzoeker, de eigenaar van de hond, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van Harderwijk om de hond door middel van bestuursdwang in bewaring te nemen en te herplaatsen. Dit besluit was genomen op basis van een rapport van de politie over een bijtincident en een advies van het Riskassessmentteam van de Universiteit Utrecht. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, omdat de informatie over de bijtincidenten en de leefomgeving van de hond voornamelijk was gebaseerd op gegevens van de burgemeester, zonder dat de eigenaar was gehoord. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker de kans moest krijgen om een tegenonderzoek te laten uitvoeren door een door hem aangedragen gedragsdeskundige. De voorzieningenrechter heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker en gelast dat het griffierecht aan verzoeker wordt vergoed. De uitspraak benadrukt het recht van de eigenaar om in een juridische procedure een tegenonderzoek te laten uitvoeren, en dat het advies aan de burgemeester te eenzijdig was.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/1608

uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 april 2020

op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: M. Henriquez-van Ooijen),
en

de burgemeester van Harderwijk, verweerder.

(gemachtigde: M. Huisman)

Procesverloop

Bij besluit van 13 maart 2020 heeft verweerder besloten de hond van verzoeker ( [naam] ) door middel van bestuursdwang definitief in bewaring te nemen en te herplaatsen.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Vanwege de getroffen maatregelen rondom het coronavirus heeft de voorzieningenrechter bepaald dat het onderzoek op de zitting met toepassing van de artikelen 8:83, eerste lid, in samenhang gelezen met artikel 8:62, tweede lid, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten de openbaarheid telefonisch met alleen partijen zal plaatsvinden.
Het onderzoek op de zitting heeft telefonisch met partijen plaatsgevonden op 14 april 2020. Verzoeker en gemachtigde van verzoeker zijn gehoord. Verweerder is gehoord, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze uitspraak of aanleiding bestaat om een voorlopige voorziening te treffen in afwachting van een beslissing op het bezwaar van verzoeker. Verzoeker heeft het verzoek om een voorlopige voorziening vooral ingediend om de kans te krijgen een eigen onderzoek te laten uitvoeren naar wat er met [naam] moet gebeuren.
2. Verzoeker is eigenaar van de hond [naam] , een kruising tussen een Mechelse herder en een Labrador. Op 1 augustus 2017 heeft verweerder op grond van artikel 2.59, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening (APV) een muilkorf- en aanlijngebod aan verzoeker opgelegd. Op 30 september 2019 heeft de politie een rapport opgemaakt van een bijtincident, waarbij [naam] een andere hond en zijn baasje zou hebben gebeten. Omdat dit volgens verweerder een overtreding van het aanlijn- en muilkorfgebod betreft, heeft hij op 28 januari 2020 besloten om door middel van bestuursdwang [naam] voor de duur van vier weken in bewaring te nemen om een risicoanalyse te laten uitvoeren. [1]
Als gevolg van de uitkomst van die risicoanalyse heeft verweerder het bestreden besluit van 13 maart 2020 genomen. Dat strekt tot (definitieve) bewaring en herplaatsing van [naam] . [2]
Het besluit houdt niet in dat [naam] eventueel zal moeten inslapen. Verweerder heeft op de zitting laten weten dat wanneer in de toekomst [naam] toch onverhoopt zal moeten worden ingeslapen, daarover een apart besluit wordt genomen. Voor nu is dit dus geen onderdeel van het besluit dat de voorzieningenrechter beoordeelt.
3. Verweerder heeft het besluit tot bewaring en herplaatsing genomen op basis van het advies van het Riskassessmentteam van de Universiteit Utrecht. In dat advies wordt onderzoek gedaan naar de bijtincidenten, de leefomgeving van de hond en de gezondheid van de hond. Daarnaast wordt informatie ingewonnen bij de vaste verzorger van de hond in bewaring en wordt een gedragstest afgenomen. Uit dit advies blijkt dat de informatie over de bijtincidenten, de leefomgeving en de gezondheid van de hond alleen is gebaseerd op informatie die verstrekt is door verweerder. Op de zitting heeft verweerder laten weten dat hij en de deskundige in de tussentijd inderdaad geen contact hebben gehad met verzoeker voor meer informatie.
Omdat ook de leefomgeving van de hond en de mate van controle, die de eigenaar heeft over de hond alsmede andere aspecten van de relatie hond-eigenaar, te beoordelen aspecten zijn, ligt het naar het oordeel van de voorzieningenrechter voor de hand dat ook verzoeker wordt benaderd voor informatie. Verweerder wijst er in dat kader nog op dat het testen van eigenaar en hond samen, in verband met de veiligheidssituatie van testers en verzorger en de mate van stress die dit bij de hond teweeg brengt, vaak niet uitvoerbaar is bij in bewaring genomen honden. Dat testen niet mogelijk is met de eigenaar/het baasje erbij, staat echter naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet in de weg aan het inwinnen van informatie bij het baasje. Dat enkele inwinnen van informatie levert immers geen voor de testers en verzorger onveilige situatie of voor de hond onacceptabele prikkels op. Kortom, de voorzieningenrechter vindt dat het advies aan verweerder gebaseerd is op te eenzijdige informatie.
Daar komt bovenop dat iedereen het recht heeft in een rechtelijke procedure een tegenonderzoek uit te laten voeren. Verweerder moet daar in de bezwaarprocedure dus ook de gelegenheid toe geven.
4. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding het verzoek toe te wijzen en de voorziening te treffen dat verzoeker in de gelegenheid moet worden gesteld om een tegenonderzoek te laten uitvoeren. De voorzieningenrechter bepaalt dat verweerder en de opslaghouder moeten meewerken aan een onderzoek dat zal worden uitgevoerd door de door verzoeker aangedragen gedragsdeskundige [deskundige] , voor een periode die zij als deskundige daarvoor nodig acht. Dit houdt uitdrukkelijk niet in de [naam] terug mag naar het huis van verzoeker. De in het bestreden besluit opgenomen bewaring van [naam] blijft in zoverre dus in stand.
5. Omdat het verzoek wordt toegewezen, veroordeelt de voorzieningenrechter verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor de telefonische zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1). Van andere voor vergoeding in aanmerking komende kosten is niet gebleken.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek tot voorlopige voorziening toe;
  • bepaalt dat verweerder [naam] aan gedragsdeskundige [deskundige] ter beschikking stelt voor een door haar uit te voeren tegenonderzoek;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker ten bedrage van € 1.050,-;
  • gelast dat verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht van € 178,- aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.W.P. van Gastel, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.I. Tuk, griffier.
Deze uitspraak is uitgesproken op 17 april 2020.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Artikel 125 van de Gemeentewet en artikel 5:21 en verder van de Awb alsmede artikel 2.59, tiende lid, van de APV.
2.Artikel 5:29 en 5:30 van de Awb.