ECLI:NL:RBGEL:2020:2279

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 april 2020
Publicatiedatum
16 april 2020
Zaaknummer
NL19.3538
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige opzegging van de samenwerkingsovereenkomst en schadevergoeding in softwareovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 16 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Lizard Apps B.V. en Haerst c.s. over de opzegging van een samenwerkingsovereenkomst met betrekking tot software. Lizard Apps, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.H.C. Van der Roest, vorderde schadevergoeding van Haerst c.s. wegens onrechtmatige opzegging van de overeenkomst. De rechtbank oordeelde dat Haerst de overeenkomst op 3 april 2017 onrechtmatig had opgezegd, zonder inachtneming van de overeengekomen opzegtermijn van twee maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opzegging door Haerst niet rechtsgeldig was, maar dat deze in aanmerking kwam voor conversie, waardoor de overeenkomst eindigde per 3 juni 2017. Lizard Apps heeft recht op schadevergoeding voor de periode waarin Haerst de opzegtermijn niet in acht heeft genomen. De rechtbank heeft de schade begroot op basis van de licentievergoeding die Lizard Apps had kunnen vorderen gedurende de opzegtermijn. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat Haerst onrechtmatig heeft gehandeld door de software buiten de macht van Lizard Apps te brengen, maar dat Lizard Apps niet voldoende bewijs heeft geleverd dat Haerst de software na 1 april 2018 nog heeft gebruikt. De rechtbank heeft de vorderingen van Lizard Apps op basis van bestuurders- en aandeelhoudersaansprakelijkheid afgewezen. De rechtbank heeft de proceskosten verdeeld, waarbij Lizard Apps in de kosten van Haerst is veroordeeld, en heeft de vorderingen van Haerst c.s. afgewezen.

Uitspraak

vonnis
_________________________________________________________________ _
RECHTBANK GELDERLAND
Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer: NL19.3538
Vonnis van 16 april 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LIZARD APPS B.V.,
gevestigd te Delft,
eiseres, hierna te noemen: Lizard Apps,
advocaat mr. J.H.C. Van der Roest te Rotterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BELLATOR ILLUMINARE INTERNATIONAL HOLDING B.V., gevestigd te Ermelo,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HAERST B.V.,
gevestigd te Ermelo,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 5],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerders, hierna samen te noemen: Haerst c.s., en ieder afzonderlijk: [gedaagde 1] , [gedaagde 2] , Bellator, Haerst en [gedaagde 5] ,
advocaat mr. H.G.R. Meulmeester te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 februari 2020 (hierna: het tussenvonnis)
- de akte overlegging producties van Lizard Apps van 13 maart 2020
- de antwoordakte van Haerst c.s. van 1 april 2020.
1.2.
Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

De beslissingen in het tussenvonnis

2.1.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank onder meer overwogen dat Lizard Apps/[naam] ervan heeft mogen uitgaan dat de afspraken uit de offerte ook golden voor de daarop volgende fase van gezichtsherkenning en dat dit meebrengt dat (ook) voor de opzegging van de samenwerking in de fase van de gezichtsherkenning een opzegtermijn gold van twee maanden, zoals neergelegd in de SLA (tussenvonnis onder 4.4). Verder heeft de rechtbank overwogen dat de opzegging van de samenwerking door Haerst van 3 april 2017 niet rechtsgeldig was, nu Haerst daarbij geen opzegtermijn in acht heeft genomen. De opzegging door Haerst komt echter in aanmerking voor conversie als bedoeld in artikel 3:42 BW. Als gevolg hiervan heeft de opzegging door Haerst de werking van een opzegging waarbij de opzegtermijn van twee maanden wel in acht is genomen en is de overeenkomst dus geëindigd per 3 juni 2017. Haerst moet aan Lizard Apps daarom wegens het niet in acht nemen van de opzegtermijn een schadevergoeding betalen over de periode van 3 april 2017 tot 3 juni 2017 (tussenvonnis onder 4.5). De rechtbank heeft de schade van Lizard Apps begroot op het bedrag waarop Lizard Apps op grond van de offerte aanspraak zou hebben kunnen maken over de periode van twee maanden die Haerst als opzegtermijn in acht had moeten nemen (tussenvonnis onder 4.6).
2.2.
De rechtbank heeft verder overwogen dat zij het ervoor houdt dat Haerst op 3 april 2017 naast de samenwerking ook de SLA/Samenwerkingsovereenkomst heeft opgezegd (tussenvonnis onder 4.8). Het voortgezette gebruik van de software door Haerst na 3 april 2017 is volgens de rechtbank niet onrechtmatig (tussenvonnis onder 4.8), maar Haerst is voor dat voortgezette gebruik wel de overeengekomen licentievergoeding aan Lizard Apps verschuldigd (tussenvonnis onder 4.9). In dat kader ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag tot wanneer Haerst de software is blijven gebruiken. Haerst betoogt dat zij per 1 april 2018 geen gebruik meer heeft gemaakt van de software van Lizard Apps. Lizard Apps betwist die datum. De rechtbank heeft Lizard Apps bewijs opgedragen van haar (impliciete) stelling dat Haerst ook na 1 april 2018 nog gebruik is blijven maken van de software, en tot wanneer Haerst dit heeft gedaan (tussenvonnis onder 4.9). Verder heeft de rechtbank overwogen dat Lizard Apps na 3 april 2017 geen support meer heeft geleverd aan Haerst, zodat Haerst daarvoor per die datum geen vergoeding meer is verschuldigd. Omdat Lizard Apps niet heeft gesteld op welke vergoedingen zij verder nog aanspraak zou kunnen maken als gevolg van het voortgezette gebruik van de software door Haerst vanaf 3 april 2017, beperkt haar aanspraak zich tot de licentievergoeding (tussenvonnis onder 4.10).
2.3.
Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat Haerst onrechtmatig heeft gehandeld door de software buiten de macht van Lizard Apps te brengen (tussenvonnis onder 4.11). De rechtbank heeft niet aannemelijk geacht dat Lizard Apps als gevolg van het buiten haar macht brengen van de software door Haerst meer of andere schade heeft geleden dan de niet betaalde licentievergoeding over het voortgezette gebruik na 3 april 2017. De andere door Lizard Apps in de procesinleiding opgesomde schadeposten kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet worden beschouwd als schade als gevolg van het buiten haar macht brengen van de software (tussenvonnis onder 4.12).
2.4.
De vorderingen van Lizard Apps uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid zijn niet toewijsbaar (tussenvonnis onder 4.13-4.16). Hetzelfde geldt voor haar vorderingen op grond van aandeelhoudersaansprakelijkheid (tussenvonnis onder 4.17).
De bewijsopdracht
2.5.
De rechtbank heeft Lizard Apps bewijs opgedragen van haar (impliciete) stelling dat Haerst ook na 1 april 2018 nog gebruik is blijven maken van de software, en tot wanneer Haerst dit heeft gedaan.
2.6.
Ter voldoening aan deze bewijsopdracht heeft Lizard Apps een akte overlegging producties genomen. In die akte betwist zij allereerst dat zij van de voornoemde stelling de bewijslast draagt. Zij voert daartoe aan dat zij in de procesinleiding juist heeft betoogd dat zij ervan moet uitgaan dat Haerst haar software tot op de dag van vandaag gebruikt, omdat Haerst op geen enkele wijze openheid van zaken heeft gegeven over het gebruik van de software, laat staan op enigerlei wijze, en zeker niet op een verifieerbare wijze, heeft aangetoond dat zij het gebruik van de software op enigerlei wijze heeft gestaakt. Lizard Apps voert aan dat zij daarom ook facturen is blijven sturen voor het gebruik van de software en dat Haerst in het kader van het kort geding heeft toegegeven dat zou moeten worden betaald voor het gebruik, maar dit niet heeft gedaan. Lizard Apps betoogt dat het juist Haerst is die in het verweerschrift de stelling inneemt dat zij per 1 april 2018 is overgestapt op software van een andere leverancier. Volgens Lizard Apps beroept Haerst zich daarmee op het rechtsgevolg dat zij in ieder geval na 1 april 2018 geen licentievergoeding meer is verschuldigd en rust de bewijslast van deze stelling dus op Haerst. Met de gegeven bewijsopdracht draait de rechtbank de bewijslast om, aldus Lizard Apps.
2.7.
Lizard Apps verzoekt de rechtbank om het tussenvonnis op het punt van de bewijsopdracht te herzien en het bewijs juist aan Haerst op te dragen, althans te oordelen dat Lizard Apps erin is geslaagd aan te tonen dat Haerst de software nog steeds gebruikt, althans dat Lizard Apps heeft aangetoond dat van het tegendeel niet is gebleken.
2.8.
Haerst c.s. heeft hierop bij antwoordakte gereageerd. Hij betoogt daarin, kort gezegd, dat de rechtbank de bewijsopdracht op goede gronden aan Lizard Apps heeft gegeven en dat Lizard Apps niet in het bewijs is geslaagd.
2.9.
De rechtbank overweegt dat zij in het tussenvonnis uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft geoordeeld over de bewijslastverdeling. Dat is een bindende eindbeslissing. De rechtbank heeft weliswaar de bevoegdheid om in bepaalde gevallen van bindende eindbeslissingen terug te komen (HR 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2800), maar zij ziet in hetgeen Lizard Apps heeft aangevoerd geen aanleiding om van die bevoegdheid gebruik te maken. De beslissing berust namelijk niet op een onjuiste feitelijke of juridische grondslag. Lizard Apps vordert in deze procedure – kort gezegd en onder meer – vergoeding van de schade die zij stelt te hebben geleden door de opzegging van de samenwerking door Haerst. In dat kader is de rechtbank in het tussenvonnis tot het oordeel gekomen dat Haerst voor het voortgezette gebruik van de software na 3 april 2017 de overeengekomen licentievergoeding aan Lizard Apps is verschuldigd. Haerst heeft aangevoerd dat zij per 1 april 2018 is gestopt met het gebruik van de software van Lizard Apps. Lizard Apps weerspreekt die datum. Daarmee stelt zij (impliciet) dat Haerst ook na 1 april 2018 haar software nog is blijven gebruiken. Het rechtsgevolg van die stelling is dat Haerst ook over de periode vanaf 1 april 2018 waarin zij de software heeft gebruikt nog de licentievergoeding aan Lizard Apps moet betalen. Lizard Apps beroept zich op dat rechtsgevolg, aangezien zij aanspraak maakt op betaling van die vergoeding. Zoals de rechtbank in het tussenvonnis heeft overwogen, rust op grond van artikel 150 Rv de bewijslast van haar stelling dan ook op Lizard Apps. Anders dan Lizard Apps meent, heeft de rechtbank de bewijslast niet omgedraaid.
2.10.
Lizard Apps heeft in haar akte overlegging producties ook nog aangevoerd dat de rechtbank haar met een onmogelijke bewijsopdracht heeft opgezadeld. Lizard Apps wijst er in dit verband op dat zij het gebruik van de software niet meer kan controleren doordat Haerst haar de toegang tot de software heeft ontzegd. De omstandigheid dat een partij – met toepassing van de hoofdregel van artikel 150 Rv – iets moet bewijzen dat praktisch niet of slechts moeilijk te bewijzen is, brengt echter niet mee dat de bewijsopdracht niet had mogen worden gegeven en/of dat deze een andere inhoud had moeten krijgen.
2.11.
Gezien het voorgaande blijft de rechtbank dan ook bij de bewijsopdracht zoals zij die aan Lizard Apps heeft gegeven. Zij zal nu beoordelen in hoeverre Lizard Apps in het opgedragen bewijs is geslaagd.
2.12.
Lizard Apps voert in haar akte aan dat zij (in de procesinleiding heeft betoogd dat zij) ervan moet uitgaan dat Haerst haar software tot op de dag van vandaag gebruikt, omdat Haerst op geen enkele wijze openheid van zaken heeft gegeven over het gebruik van haar software, laat staan dat Haerst heeft aangetoond dat zij het gebruik van de software volledig heeft gestaakt. Lizard Apps voert aan dat zij daarom ook facturen is blijven sturen voor het gebruik van de software en dat Haerst in het kader van het kort geding heeft toegegeven dat zou moeten worden betaald voor het gebruik. Lizard Apps legt deze facturen – met betrekking tot de maanden februari tot en met december 2019 – over als productie LA-60, in aanvulling op de facturen die zij al had overgelegd als productie LA-59. Verder wijst Lizard Apps erop dat Haerst tijdens de mondelinge behandeling heeft bevestigd dat de datum 1 april 2018 uit geen van haar stukken of producties blijkt.
2.13.
Als productie LA-61 legt Lizard Apps een e-mail over van [medewerker] van Lizard Apps aan [naam] van 13 maart 2020, met daarin opgenomen een screenshot van een inlogscherm en daaronder een screenshot van “
de source”, die onder meer luidt “
window.Laravel = {(…)”. [medewerker] schrijft in de e-mail dat Laravel “
een framework[is]
dat wij niet gebruiken”. Volgens Lizard Apps blijkt hieruit dat de software op de portal niet meer kan worden benaderd. Daarnaast kan het gebruik van de software die op de camera’s is geïnstalleerd niet worden gecontroleerd zonder beschikking te hebben over de camera’s, aldus Lizard Apps. Lizard Apps wil hiermee onderbouwen dat zij zonder nadere gegevens niet kan controleren wanneer Haerst het gebruik van de software heeft gestaakt, omdat Haerst de software buiten haar macht heeft gebracht.
2.14.
Naar het oordeel van de rechtbank is Lizard Apps met het voorgaande niet geslaagd in het bewijs. Dat Lizard Apps, zoals zij zelf zegt, ervan moet uitgaan dat Haerst de software nog steeds gebruikt, levert zonder nadere onderbouwing – die Lizard Apps niet heeft gegeven – geen bewijs op van de stelling dat Haerst de software ook na 1 april 2018 is blijven gebruiken. De facturen die Lizard Apps als productie LA-60 in het geding heeft gebracht, en die zien op het jaar 2019, kunnen niet als nadere onderbouwing worden beschouwd. Het enkele feit dat Lizard Apps facturen aan Haerst is blijven sturen, wil nog niet zeggen dat voor die facturen een deugdelijke grondslag bestond in die zin dat Haerst de software nog steeds gebruikte en daarvoor dus ook betaling aan Lizard Apps was verschuldigd. Ook de e-mail met screenshots in productie LA-61 levert geen bewijs op van de stelling dat Haerst ook na 1 april 2018 gebruik is blijven maken van de software. De betreffende afbeeldingen van een inlogscherm en een “source” zeggen daarover namelijk niets. Zij zijn volledig uit hun context gehaald, niet gedateerd en niet nader toegelicht.
2.15.
Lizard Apps plaatst in haar akte ook nog een aantal overige kanttekeningen bij het tussenvonnis. Deze hebben echter geen betrekking op de bewijsopdracht. De rechtbank laat deze kanttekeningen daarom buiten beschouwing.
2.16.
Gezien het voorgaande komt niet in rechte vast te staan dat Haerst de software van Lizard Apps ook na 1 april 2018 nog heeft gebruikt en tot wanneer zij dat heeft gedaan.
Slotsom
2.17.
Hetgeen de rechtbank in het voorgaande heeft overwogen, leidt, samen met hetgeen zij in het tussenvonnis al heeft overwogen en beslist, tot de volgende beslissingen. De rechtbank houdt hierbij dezelfde nummering aan als in het tussenvonnis onder 3.1.
Ten aanzien van de opzegging van de samenwerkingsovereenkomst door Haerst:
1. De gevorderde verklaring voor recht dat Haerst de Samenwerkingsovereenkomst tussen Lizard Apps, Haerst en Autodidact jegens Lizard Apps op 3 april 2017 onrechtmatig heeft opgezegd zal worden toegewezen (tussenvonnis onder 4.5).
2. De gevorderde verklaring voor recht dat Bellator, [gedaagde 5] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , als bestuurders van Haerst, door Haerst de Samenwerkingsovereenkomst te laten opzeggen onrechtmatig jegens Lizard Apps hebben gehandeld zal worden afgewezen (tussenvonnis onder 4.15).
3. De vordering die strekt tot een verklaring voor recht dat Haerst, Bellator, [gedaagde 5] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] door de onrechtmatige opzegging van de Samenwerkingsovereenkomst verplicht zijn de schade die Lizard Apps als gevolg daarvan heeft geleden en zal lijden, te vergoeden, zal ten aanzien van Haerst worden toegewezen (tussenvonnis 4.5), en zal worden afgewezen voor zover zij is gericht tegen Bellator, [gedaagde 5] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] (tussenvonnis 4.15).
4. De gevorderde hoofdelijke veroordeling van Haerst, Bellator, [gedaagde 5] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot betaling van alle schade, nader op te maken bij staat, die Lizard Apps heeft geleden en zal lijden ten gevolge van de onrechtmatige opzegging van de Samenwerkingsovereenkomst door Haerst, zal worden afgewezen voor zover zij is gericht tegen Bellator, [gedaagde 5] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] (tussenvonnis onder 4.15). Ten aanzien van Haerst is de vordering toewijsbaar, in die zin dat de rechtbank Haerst zal veroordelen tot betaling van een schadevergoeding, die zij begroot op:
 een licentievergoeding van € 10,00 per maand per device;
 een bedrag van € 500,00 per maand voor 24u monitoring backend processen;
 een bedrag van € 425,00 per server eenmalig voor het opzetten van additionele storage of application server;
 een bedrag van € 85,00 per server per maand voor maintenance;
 een bedrag van € 25,00 per server per maand voor 24u monitoring voor additionele servers (tussenvonnis onder 4.6).
Ten aanzien van de opzegging van de SLA/Licentieovereenkomst door Haerst:
5. De vordering die strekt tot een verklaring voor recht dat de SLA/Licentieovereenkomst tussen Lizard Apps en Haerst door Haerst is opgezegd op 3 april 2017 zal worden toegewezen (tussenvonnis onder 4.8).
6. De gevorderde verklaring voor recht dat Haerst de Software na beëindiging van de SLA/Licentieovereenkomst onrechtmatig heeft gebruikt, dan wel ten aanzien van de Software in strijd met de voorwaarden van de SLA/Licentieovereenkomst heeft gehandeld en daarmee onrechtmatig handelde jegens Lizard Apps (“Onrechtmatig Gebruik”) is deels wel en deels niet toewijsbaar. Zij is niet toewijsbaar voor zover het gaat om het voortgezet gebruik van de software “gedurende enige tijd” na de opzegging zodat Haerst in de tussentijd vervangende software zou kunnen laten ontwikkelen door een derde. Dit voortgezet gebruik was Haerst immers toegestaan op grond van het vonnis in kort geding (tussenvonnis onder 4.8). De vordering is wel toewijsbaar voor zover het erom gaat dat Haerst de software buiten de macht van Lizard Apps heeft gebracht (tussenvonnis onder 4.11).
7. De gevraagde verklaring voor recht dat Bellator, [gedaagde 5] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , als bestuurders van Haerst, door Haerst de Software onrechtmatig te laten gebruiken onrechtmatig jegens Lizard Apps hebben gehandeld zal worden afgewezen (tussenvonnis onder 4.16).
8. De gevorderde verklaring voor recht dat Haerst, Bellator, [gedaagde 5] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] verplicht zijn de schade die Lizard Apps ten gevolge van het Onrechtmatig Gebruik van de Software heeft geleden en zal lijden, te vergoeden is toewijsbaar ten aanzien van Haerst (tussenvonnis onder 4.11). Ten aanzien van Bellator, [gedaagde 5] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] is zij niet toewijsbaar (tussenvonnis onder 4.16).
9. Gelet op de hierboven onder 6 genoemde beslissing komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van de vordering onder 9, aangezien die vordering alleen was ingesteld voor het geval de rechtbank van oordeel zou zijn dat het gebruik van de software niet onrechtmatig is geweest.
10. De vordering die strekt tot de hoofdelijke veroordeling van Haerst, Bellator, [gedaagde 5] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot betaling van alle schade, nader op te maken bij staat, die Lizard Apps heeft geleden en zal lijden ten gevolge van het Onrechtmatige Gebruik en/of Verboden Gebruik van de Software zal worden afgewezen (tussenvonnis onder 4.12).
11. De vordering onder 11 strekt tot de hoofdelijke veroordeling van Haerst, Bellator, [gedaagde 5] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot betaling van alle openstaande facturen ten tijde van (de rechtbank begrijpt:) het oproepingsbericht/de procesinleiding (inclusief de wettelijke handelsrente tot het moment van voldoening) voor zover die bedragen niet als schade worden toegewezen. Gelet op de onder 8 genoemde beslissing komt de rechtbank aan de beoordeling van deze vordering niet toe voor zover de betreffende bedragen als schade worden toegewezen. Voor zover de betreffende bedragen niet als schade worden toegewezen, bestaat voor toewijzing geen grond.
12. De gevorderde hoofdelijke veroordeling van Haerst, Bellator, [gedaagde 5] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , voor het gebruik van de Software onder de SLA/Licentieovereenkomst vanaf de datum waarop de periode waarvoor de laatste openstaande factuur is verzonden (de rechtbank begrijpt dat hier ontbreekt het woord “eindigt”) tot de dag waarop geen gebruik meer mag worden gemaakt van de Software, tot een bedrag van € 740,00 exclusief btw per maand is niet toewijsbaar voor zover de vordering is gericht tegen Bellator, [gedaagde 5] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] (tussenvonnis onder 4.10). Ten aanzien van Haerst is de vordering evenmin toewijsbaar, omdat niet is komen vast te staan dat Haerst de software na 1 april 2018 nog heeft gebruikt (dit vonnis onder 2.16) en daarmee ook niet komt vast te staan dat Haerst na die datum nog vergoedingen aan Lizard Apps is verschuldigd.
En verder:
13. Lizard Apps vordert de hoofdelijke veroordeling van Haerst, Bellator, [gedaagde 5] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten voor de sommaties ter zake de Onrechtmatige Opzegging van de Samenwerkingsovereenkomst en de SLA/Licentieovereenkomst, nader op te maken bij staat. Deze vordering is ten aanzien van Bellator, [gedaagde 5] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] al niet toewijsbaar omdat de rechtbank alle vorderingen voor zover gericht tegen deze partijen afwijst. Ten aanzien van Haerst geldt dat Lizard Apps deze kosten op geen enkele wijze heeft onderbouwd. Zij heeft zelfs niet gesteld dat de verrichtingen meer hebben omvat dan een enkele (eventueel herhaalde) sommatie of het enkel doen van een niet aanvaard schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De daarop betrekking hebbende kosten moeten, nu een geding is gevolgd, worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de in de artikelen 237 tot en met 240 Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten. De rechtbank zal de betreffende vordering dan ook afwijzen.
14. De vordering tot de hoofdelijke veroordeling van Haerst, Bellator, [gedaagde 5] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten en wettelijke rente is ten aanzien van Bellator, [gedaagde 5] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] niet toewijsbaar omdat de rechtbank geen van de vorderingen voor zover gericht tegen deze partijen toewijst. Lizard Apps zal daarentegen, als de ten opzichte van hen in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten van Bellator, [gedaagde 5] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . De rechtbank begroot deze kosten op € 3.224,00 wegens griffierecht (€ 4.030,00 × factor 0,8) en € 9.254,40 (3,0 punten × tarief € 3.856,00 × factor 0,8) wegens salaris advocaat, tezamen € 12.478,40. De rechtbank hanteert zowel voor het griffierecht als voor de berekening van het salaris een correctiefactor 0,8, omdat het gaat om de kosten van vier van de vijf verwerende partijen, die samen werden bijgestaan door één en dezelfde advocaat.
Ten aanzien van Haerst is de vordering wel toewijsbaar, omdat Haerst is aan te merken als de overwegend in het ongelijk gestelde partij. De rechtbank begroot de kosten aan de kant van Lizard Apps op € 99,01 wegens betekening oproeping, € 4.030,00 wegens griffierecht en € 11.568,00 wegens salaris advocaat (3,0 punten × tarief € 3.856,00), tezamen € 15.598,00. De gevorderde veroordeling van Haerst in de nakosten en wettelijke rente is toewijsbaar als vermeld onder de beslissing.
15. De gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis is niet toewijsbaar ten aanzien van de hierna te geven verklaringen voor recht, maar zal voor het overige worden toegewezen.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
verklaart voor recht dat Haerst de Samenwerkingsovereenkomst tussen Lizard Apps, Haerst en Autodidact jegens Lizard Apps op 3 april 2017 onrechtmatig heeft opgezegd,
3.2.
verklaart voor recht dat Haerst door de onrechtmatige opzegging van de Samenwerkingsovereenkomst verplicht is de schade die Lizard Apps als gevolg daarvan heeft geleden en zal lijden, te vergoeden,
3.3.
veroordeelt Haerst tot vergoeding van de schade die Lizard Apps heeft geleden en zal lijden ten gevolge van de onrechtmatige opzegging van de Samenwerkingsovereenkomst door Haerst, welke schadevergoeding de rechtbank begroot op:
 een licentievergoeding van € 10,00 per maand per device;
 een bedrag van € 500,0 per maand voor 24u monitoring backend processen;
 een bedrag van € 425,00 per server eenmalig voor het opzetten van additionele storage of application server;
 een bedrag van € 85,00 per server per maand voor maintenance;
 een bedrag van € 25,00 per server per maand voor 24u monitoring voor additionele servers,
3.4.
verklaart voor recht dat de SLA/Licentieovereenkomst tussen Lizard Apps en Haerst door Haerst is opgezegd op 3 april 2017,
3.5.
verklaart voor recht dat Haerst de Software na beëindiging van de SLA/Licentieovereenkomst onrechtmatig heeft gebruikt, dan wel ten aanzien van de Software in strijd met de voorwaarden van de SLA/Licentieovereenkomst heeft gehandeld en daarmee onrechtmatig handelde jegens Lizard Apps (“Onrechtmatig Gebruik”), voor zover het erom gaat dat Haerst de Software buiten de macht van Lizard Apps heeft gebracht,
3.6.
verklaart voor recht dat Haerst verplicht is de schade die Lizard Apps ten gevolge van het Onrechtmatig Gebruik van de Software heeft geleden en zal lijden, te vergoeden,
3.7.
veroordeelt Haerst in de proceskosten van Lizard Apps, begroot op € 15.598,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf de veertiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van de volledige betaling,
3.8.
veroordeelt Haerst in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Haerst niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
3.9.
veroordeelt Lizard Apps in de proceskosten van Bellator, [gedaagde 5] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , begroot op € 12.478,40,
3.10.
verklaart de onderdelen 3.3, 3.7, 3.8 en 3.9 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mrs. G.J. Meijer, J.A.M. Strens-Meulemeester en K.H.A. Heenk en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2020.
JE/GM/St/KH