ECLI:NL:RBGEL:2020:2201

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 maart 2020
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
C/05/368072 FZ RK 20-667
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 30 maart 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, met name multipel middelenmisbruik en kenmerken van een ontwikkelingsstoornis, waaronder ADHD en verminderde intelligentie. Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege COVID-19, zijn de betrokkene, zijn advocaat en zijn moeder gehoord. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het gedrag van de betrokkene, voortvloeiend uit zijn stoornis, leidt tot ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren. De voorgestelde zorg omvat onder andere het toedienen van medicatie, het beperken van de bewegingsvrijheid en het uitoefenen van toezicht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de voorgestelde verplichte zorg evenredig en effectief is, en heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 29 september 2020.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter A.L.M. Steinebach-de Wit, in tegenwoordigheid van griffier R.A. Ramkhewan. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: C/05/368072 / FZ RK 20-667
Datum mondelinge uitspraak: 30 maart 2020
beschikking machtiging tot het verlenen van verplichte zorg Wvggz
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. O.C.A. Sandberg-Vaillant te Vorden.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 20 maart 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft vanwege de situatie rondom het virus COVID-19 telefonisch plaatsgevonden op 30 maart 2020.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • dhr. [naam], ambulant behandelaar,
  • de moeder van betrokkene.
1.4.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is, is de officier van justitie niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling

2.Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van multipel middelenmisbruik. Daarnaast zijn er vele kenmerken van een ontwikkelingsstoornis met voornamelijk kenmerken van ADHD en verminderde intelligentie. De diagnose valt in de navolgende classificaties: 1. Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen (o.a. verstandelijke beperkingen en autismespectrumstoornissen, 5. Disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen en 6. Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen, waarbij 6 de belangrijkste diagnose is.
2.2.
Anders dan de advocaat tijdens de mondelinge behandeling namens betrokkene heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat het gedrag dat uit de stoornis voortvloeit, leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
  • levensgevaar;
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstige psychische schade;
  • ernstige materiële schade;
  • ernstige immateriële schade;
  • ernstige verwaarlozing;
  • maatschappelijke teloorgang;
  • ernstig verstoorde ontwikkeling;
  • het oproepen van agressie van een ander door het vertonen van hinderlijk gedrag.
2.3.
Betrokkene heeft vanwege zijn middelengebruik (alcohol, benzodiazepine (oxazepam) en GHB) veel overlast veroorzaakt. Ook is er in openbare ruimtes regelmatig sprake geweest van intoxicaties door het gebruik van verschillende middelen, waarbij hij meerdere keren is opgehaald door een ambulance. Sinds de procedure omtrent de aanvraag om de zorgmachtiging is opgestart, hebben weliswaar dergelijke incidenten niet meer plaatsgevonden, maar dit betekent niet dat het gedrag van betrokkene niet tot ernstig nadeel leidt. De verwachting is dat betrokkene zonder zorgmachtiging zal terugvallen in drugsgebruik (GHB), waarbij er weer toenemend gevaar voor impulscontrole, agressieproblematiek en overlast zal zijn. Daarbij is gebleken dat betrokkene nog steeds overmatig veel alcohol nuttigt, namelijk drie à vier halve liters per dag. Tevens neemt betrokkene overmatig veel oxazepam in om zijn gedachtestroom te verzachten. Het gebruik van deze middelen samen kan zeer gevaarlijk zijn.
2.4.
Daarnaast kan betrokkene zich door zijn middelengebruik en ontwikkelingsstoornis onvoldoende maatschappelijk en sociaal ontplooien. Ook raken de ouders overbelast door deze situatie, waardoor zij psychische schade oplopen. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling haar zorgen over betrokkene geuit.
2.5.
Om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
2.6.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De rechtbank is van oordeel dat de in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg en de daarbij aangegeven duur noodzakelijk zijn, mede gelet op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van zorg bestaan uit:
  • het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische behandelmaatregelen,
  • het beperken van de bewegingsvrijheid,
  • insluiten,
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene,
  • onderzoek aan kleding of lichaam,
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen,
  • het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen,
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen,
  • het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek,
  • het opnemen in een accommodatie,
alle voor de maximale duur van
zes maanden.
2.7.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Ambulante behandeling is niet haalbaar gebleken. Betrokkene accepteert geen vrijwillige zorg en hij wil niet meewerken aan controles op middelengebruik. De situatie is daardoor niet goed te beoordelen, behandeling is niet mogelijk en de diagnostiek is onbetrouwbaar.
2.8.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.9.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden, en geldt aldus tot en met 29 september 2020.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in 2.6 kunnen worden getroffen;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 29 september 2020.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2020 door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, rechter, in tegenwoordigheid van R.A. Ramkhewan, griffier.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.