ECLI:NL:RBGEL:2020:1947

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 maart 2020
Publicatiedatum
20 maart 2020
Zaaknummer
: 05/280228-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding van moord met gebruik van gevaarlijke middelen

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 20 maart 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de voorbereiding van moord. De verdachte had op 22 november 2019 in Nijkerk, met de intentie om het leven van een slachtoffer te nemen, zich bewapend met twee messen en vier potjes met een sterk zuur. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorbereiden van moord, waarbij hij zich met de wapens in de richting van de woning van het slachtoffer begaf. De verdediging voerde aan dat er sprake was van vrijwillige terugtred, maar de rechtbank verwierp dit argument, omdat de verdachte niet de werkelijke keuze had om te stoppen met zijn plannen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door zijn acties en verklaringen, voldoende opzet had om te concluderen dat hij zich voorbereidde op het misdrijf. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, en benadrukte de noodzaak van behandeling en begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/280228-19
Datum uitspraak : 20 maart 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] ,
verblijvende te [adres 1] .
Raadsvrouw: mr. W. Oosterbaan-van Veen, advocaat te Ede.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 maart 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 november 2019 te Nijkerk, althans in Nederland, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord op [slachtoffer] opzettelijk:
-één of meerdere messen en/of
-één of meerdere flesjes salpeterzuur en/of zoutzuur, althans enig zuur,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf voorhanden heeft gehad en/of (vervolgens) zich met voorgenoemde voorwerpen in de richting (van de woning) van het slachtoffer ( [slachtoffer] ) heeft begeven;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 november 2019 te Nijkerk, althans in Nederland, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten zware mishandeling met voorbedachte raad van [slachtoffer] opzettelijk:
-één of meerdere messen en/of
-één of meerdere blikjes en/of flesjes salpeterzuur en/of zoutzuur, althans enig zuur,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf voorhanden heeft gehad en/of (vervolgens) zich met voorgenoemde voorwerpen in de richting (van de woning) van het slachtoffer ( [slachtoffer] ) heeft begeven.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair bepleit dat verdachte vrijgesproken dient te omdat sprake is van vrijwillige terugtred en/of omdat het opzet niet was gericht op de primair ten laste gelegde moord maar op de subsidiair ten laste gelegde mishandeling.
Beoordeling door de rechtbank
Gebeurtenissen op 22 november 2019
Getuige [getuige] heeft verklaard dat verdachte in de avond bij hem langs was geweest en hem had verteld dat er bij verdachte geprobeerd was in te breken door een jongen genaamd [slachtoffer] . Op een gegeven moment is verdachte naar zijn eigen woning gegaan. Even later kwam hij terug met twee messen en vier glazen potjes met vloeistof, waarvan hij zei dat er zwavelzuur in zou zitten. Verdachte zei tegen zijn broer dat hij [slachtoffer] ging doodsteken en dat hij spul over hem heen zou gooien, waarop hij vertrok. [getuige] heeft toen 112 gebeld en is achter verdachte aangegaan. Hij zag verdachte lopen bij het [college] . Verdachte wilde in eerste instantie niet naar hem luisteren en hij zag dat verdachte twee messen in een blikvanger langs het fietspad en glazen potjes in de singel gooide. [2] Hij gooide de messen in een blikvanger langs de weg, omdat hij wist dat hij toch niks meer kon doen en naar huis wilde. [3] [getuige] was namelijk op verdachte blijven inpraten en had daarbij de politie op de luidspeaker van zijn telefoon. Verdachte wist dat de politie onderweg was. [4] Op een gegeven moment liep verdachte met [getuige] mee terug naar zijn fiets en is bij een hek van de school gaan zitten totdat de politie er aan kwam. [5]
Verbalisanten die ter plaatse komen hoorden verdachte zeggen dat hij ‘ [slachtoffer] ’ (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) wilde afmaken en troffen in de blikvanger gelegen aan het [adres 2] een hak- en keukenmes aan. Verdachte werd hierop aangehouden en naar het politiebureau gebracht. Tijdens het vervoer naar het politiebureau heeft verdachte gezegd dat hij een conflict had met een persoon genaamd ‘ [slachtoffer] ’ en hij hem zou willen vermoorden, ook als hij daar tien jaar voor zou moeten zitten. Verdachte zou zijn eigen zaakjes wel oplossen. [6]
Uit onderzoek naar de messen volgt dat het een hakmes en een vleesmes betrof en beide messen worden door de verbalisant gecategoriseerd als een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1, categorie IV, onder 7e van de Wet Wapens en Munitie. [7]
Onder een struikgewas worden in een tas twee flesjes met vloeistof aangetroffen. [8] Uit het onderzoek van het NFI blijkt dat de beide flesjes een sterk zuur bevatten, namelijk geconcentreerd salpeterzuur en een geconcentreerde oplossing van tetrafluorboorzuur in water. Blootstelling aan deze zuren kan leiden tot chemische brandwonden. De zuren werken bijtend op de ogen, huid en luchtwegen. [9] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij wist dat er zuren in de flesjes zaten die hij van huis had meegenomen. [10]
Tijdens het verhoor bij de politie heeft verdachte meermalen verklaard dat hij [slachtoffer] wilde afmaken/omleggen. Zo heeft hij op de vraag van de verbalisant wat hij bedoelde met de opmerking “dan bewerk ik hem helemaal” verklaard:
“A:
Dat ik hem gewoon afmaak. Hiermee bedoel ik dat ik hem gewoon omleg.
V: Wat lost dat op?
A:
Een hele hoop rust. Omdat dat jong gewoon uit de weg geruimd moet worden. Hij moet gewoon van de aardbodem verdwijnen en als jullie het niet doen dan doe ik het. [11]
Voorbereiding in de zin van artikel 46 Wetboek van Strafrecht
Ingevolge artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht is sprake van een strafbare voorbereiding wanneer de dader opzettelijk middelen verwerft, vervaardigt, invoert, doorvoert, uitvoert of voorhanden heeft, bestemd tot het begaan van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld.
Verdachte heeft vier potjes zuur en 2 flinke messen (van meer dan 30 cm lang) gepakt waarmee hij richting de woning van [slachtoffer] is gegaan. Hij had, naar eigen zeggen, de bedoeling om die [slachtoffer] ‘af te maken’, ‘uit de weg te ruimen’, ‘vermoorden, ook als hij daarvoor tien jaar zou moeten zitten’. De messen die verdachte had meegenomen en door de politie zijn gevonden, zijn uitermate geschikt voor dit doel.
Ten aanzien van de potjes zuren overweegt de rechtbank als volgt. De beantwoording van de vraag of de potjes zuren, afzonderlijk of gezamenlijk met de messen, naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn bestemd tot het begaan van het misdrijf, kan niet los worden gezien ("geabstraheerd") van het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik van die middelen voor ogen had, vgl. Hoge Raad 20 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ0213 en Hoge Raad 9 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1503. Het gaat derhalve niet over de vraag of die potjes zuren naar hun aard of hun concreet dan wel acuut gevaarzettend karakter daadwerkelijk zouden kunnen bijdragen aan het begaan van het misdrijf, maar om de vraag wat de criminele intentie van de verdachte was. Verdachte heeft de messen en potjes zuren thuis opgehaald en vervolgens tegen zijn broer gezegd dat hij [slachtoffer] ging doodsteken en spul over hem heen zou gooien. Hij dacht dat het zoutzuur was. Bij zijn aanhouding en tijdens zijn verhoor heeft verdachte verklaard [slachtoffer] te willen vermoorden. Wanneer verdachte gevraagd wordt naar de messen, verklaart verdachte: “
Was het enige wat ik had. [12] De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte alles wat dienstig zou kunnen zijn voor zijn misdadige doel, te weten het vermoorden van [slachtoffer] , die ochtend heeft meegenomen. Hieruit volgt dat de potjes zuren dan ook dienstig kunnen zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik van de potjes zuren voor ogen had.
Dat hij de messen en het zuur heeft meegenomen ter zelfverdediging, zoals hij ter zitting voor het eerst betoogt, is op geen enkele manier nader toegelicht en is ook niet aannemelijk.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte aldus zowel het opzet op het voorhanden hebben van de messen als het opzet op het voor te bereiden misdrijf, het doden van [slachtoffer] met gebruikmaking van deze wapens, heeft gehad.
Voorbedachte raad?
Ook bij voorbereidingshandelingen zal moeten vaststaan dat er sprake was voorbedachte raad om het voorbereiden van moord te kunnen bewijzen (HR 4 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3081; NJ 2015/185).
Het dossier bevat dit bewijs. Verdachte heeft immers voor het eerst in de woning van zijn broer gezegd dat hij die [slachtoffer] wel zou aanpakken. Hij is toen naar zijn, daarboven gelegen, eigen woning gegaan en kwam even later terug met de messen waarbij hij zei dat hij [slachtoffer] ging doodsteken. Hij vroeg zijn broer om diens fiets en is op pad gegaan, waarop zijn broer 112 belde. Gezien het tijdsverloop tussen het bedenken van het plan, het pakken van de messen (de 112 melding was om 4:50 uur) en het aantreffen van verdachte om 5:18 uur bij het [adres 2] heeft verdachte daarbij momenten gehad waarop hij kon nadenken over zijn voornemen. [13]
Dat verdachte deze bedreigende woorden heeft geuit in een opwelling van boosheid en niet goed kon nadenken, doet daar niet aan af. Hij was zo boos dat hij zelfs na zijn aanhouding en in het verhoor bij de politie aangaf die [slachtoffer] te willen vermoorden (“Hij moet gewoon van de aardbodem verdwijnen en als jullie het niet doen dan doe ik het”). Ook in een vergaande staat van woede is het mogelijk weloverwogen en planmatig te handelen en zich te voorzien van het materiaal dat nodig is om het plan uit te voeren en dat is wat hier gebeurd is.
Vrijwillige terugtred ex artikel 46b Sr?
De verdediging stelt dat er sprake is van vrijwillige terugtred en verdachte derhalve vrijgesproken dient te worden. Deze uitsluitingsgrond kan pas aan de orde zijn, als er sprake is van voorbereiding in de zin van artikel 46 Sr. Zoals hiervoor geconcludeerd, is hiervan sprake.
Beslissend voor de vraag of het beroep op vrijwillige terugtred vervolgens kan slagen is de vraag of deze terugtred het gevolg was van een spontane besluitvorming van verdachte zelf en niet plaatsvond uitsluitend onder invloed van uitwendige prikkels. Van buiten komende factoren die mede ertoe hebben geleid dat het misdrijf niet is voltooid, behoeven niet aan vrijwillige terugtred in de weg te staan. Een combinatie van factoren is mogelijk, mits de dader een actief aandeel in de verhindering van het misdrijf heeft gehad. Van vrijwilligheid is sprake zolang de dader nog de werkelijke keus had tussen doorgaan of stoppen, vgl. HR 15 december 1992,
NJ1993/333. Zo kan de omstandigheid dat de politie een verdachte op de hielen zit niet worden aangemerkt als een van de wil van de verdachte afhankelijke omstandigheid in de zin van art. 46b Sr, vgl. HR 4 november 1997, NJ 1998/177.
Gelet op het voorgaande verwerpt de rechtbank het beroep op vrijwillige terugtred. Het voorgenomen misdrijf is slechts niet voltooid ten gevolge van, niet van de wil van de verdachte afhankelijke, omstandigheden.
Zijn broer [getuige] is verdachte achterna gegaan en heeft hem lopend op het [adres 2] aangetroffen en heeft vervolgens op hem in moeten praten. Verdachte wilde namelijk in eerste instantie niet naar hem luisteren. Getuige [getuige] heeft verdachte herhaaldelijk verteld dat de politie al onderweg was. Verdachte was er dan ook van op de hoogte dat de politie naar hem onderweg was, temeer nu de getuige zijn telefoon op de speaker had staan. Verdachte heeft bij de politie verklaard de messen te hebben weggegooid omdat zijn broer hem had verteld dat de politie onderweg was. Hij wist dat hij toch niks meer kon doen en wilde naar huis, zo verklaarde hij ter terechtzitting. Dit maakt dat verdachte dan ook niet meer de werkelijke keus had tussen doorgaan of stoppen. Er was geen sprake meer van vrijwilligheid.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorbereiden van moord, zoals primair tenlastegelegd.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks22 november 2019 te Nijkerk,
althans in Nederland,ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord op [slachtoffer] opzettelijk:
-
één ofmeerdere messen en
/of
-
één ofmeerdere flesjes salpeterzuur en
/of zoutzuur, althansenig zuur,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf voorhanden heeft gehad en
/of (vervolgens
)zich met voorgenoemde voorwerpen in de richting
(van de woning
)van het slachtoffer ( [slachtoffer] ) heeft begeven.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Voorbereiding van moord.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden geëist.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrij gesproken dient te worden van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten. Volgens de verdediging kan, indien het verweer ten aanzien van de vrijwillige terugtred niet wordt gevolgd, enkel het subsidiaire bewezen worden verklaard.
De verdediging heeft verzocht om bij bewezenverklaring in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering op te leggen, behalve die van de enkelband, omdat hij zonder de enkelband zowel overdag als ’s avonds zou kunnen gaan werken. Ook heeft de verdediging gevraagd het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf te beperken tot de duur van de (reeds ondergane) voorlopige hechtenis. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte op dit moment abstinent is van middelengebruik en dat het in zijn belang is om de reeds ingezette behandeling zonder onderbreking voort te zetten.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 30 januari 2020;
- het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 14 januari 2020;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 4 maart 2020.
Verdachte is op 22 november 2019 in de vroege ochtend op pad gegaan met twee grote messen en 4 flesjes zuren om [slachtoffer] , iemand met wie hij al langere tijd een conflict had, om het leven te brengen. Slechts door krachtig ingrijpen van zijn familie, te weten het waarschuwen van de politie, het zoeken van verdachte en het op hem inpraten, is een situatie die hevig had kunnen escaleren, voorkomen.
Verdachte zegt weliswaar dat hij spijt heeft van zijn gedragingen op die bewuste 22 november 2019, maar plaatst zichzelf, door de verantwoordelijkheid voor en alle schuld aan de gebeurtenissen bij [slachtoffer] neer te leggen, ten onrechte in een slachtofferrol. Voor zover verdachte het handelen van [slachtoffer] als bedreigend en grensoverschrijdend heeft ervaren en daartegen op had willen treden, had hij daarvoor, net als iedere andere burger in Nederland, de daarvoor geëigende weg dienen te bewandelen. Het gevoel dat de politie onvoldoende ingreep, is geen vrijbrief voor eigenrichting. Daarnaast zorgt het door verdachte vertoonde gedrag voor veel onrust in de omgeving en draagt het bij aan de in de samenleving bestaande onveiligheidsgevoelens.
De rechtbank overweegt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten [slachtoffer] .
Uit het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 14 januari 2020 volgt dat er al
langere tijd sprake was van ontwrichting in het leven van verdachte. Hij heeft in korte tijd schulden opgebouwd, heeft problemen met impulsiviteit en hij gebruikte fors cannabis. Daarnaast kan verdachte moeilijk met teleurstellingen omgaan en neemt hij dan, zoals in onderhavige tenlastelegging, onbezonnen beslissingen. Er was vóór het onderhavige feit, via bemoeizorg, al een traject ingezet om verder afglijden te voorkomen. Het werd door de reclassering van belang geacht dat verdachte structuur en stabiliteit zou gaan krijgen, om zo zijn leven weer op te pakken. De reclassering wilde om deze factoren positief te beïnvloeden stevig inzetten, mede door zijn nog jonge leeftijd.
Uit de voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, d.d. 4 maart 2020 volgt dat het ingezette plan van aanpak tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis werkt. Verdachte start binnenkort met behandelingen bij [naam 1] , zijn urinecontroles zijn schoon, bewindvoering is aangevraagd en hij is aan het solliciteren. De reclassering adviseert door te gaan met het ingezette plan van aanpak. Verdachte heeft zich ter zitting bereid verklaard aan dit plan te blijven meewerken.
Gelet op de ernst van de feiten is een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Echter, de rechtbank hecht ook waarde aan het feit dat verdachte inmiddels clean is en zich gemotiveerd heeft getoond voor behandeling. De rechtbank acht het, mede gezien de jonge leeftijd van verdachte, van belang dat deze behandeling spoedig begint om te zorgen dat verdachte de stijgende lijn voortzet, niet terugvalt in middelengebruik en zijn impulsiviteit leert beheersen. Gezien deze factoren bestaat aanleiding bij de straftoemeting, ten voordele van verdachte, af te wijken van de eis van de officier van justitie.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden opleggen waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering. Het voorwaardelijke deel dient als stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte wederom de fout in zal gaan. De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal in mindering worden gebracht op de opgelegde straf. De rechtbank legt ook het elektronisch toezicht op omdat het toezicht op de activiteiten van verdachte thans zwaarder weegt dan de mogelijkheid om dagelijks bij meerdere werkgevers aan de slag te kunnen. Zodra de reclassering de enkelband niet meer nodig acht, kan die worden verwijderd.
Gelet op het bewezenverklaarde en het feit dat het langlopende conflict met [slachtoffer] tot op heden nog niet is opgelost, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van art. 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 14d Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Beslag
Deze potjes zuren zijn voorwerpen met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan, artikel 33a lid 1 onder c Sr. Nu hiervan niet is kunnen worden vastgesteld aan wie zij toebehoren, verdachte ontkent immers dat de potjes aan hem toebehoren en verder heeft niemand zich als belanghebbende gemeld, zijn deze potjes ex artikel 33a lid 2 onder b Sr vatbaar voor verbeurdverklaring.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 46 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

9. De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
12 (twaalf) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich meldt bij reclassering [naam 2] , nadat hij hiervoor een uitnodiging krijgt. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , onbekend adres, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- gedurende het eerste jaar van de proeftijd zich niet zal bevinden in [plaats] voor zolang de reclassering noodzakelijk acht. Veroordeelde werkt mee aan elektronische controle op dit locatieverbod. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische controle nodig is dat veroordeelde in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering dit locatieverbod (deels) laten vervallen;
- gedurende het eerste jaar van de proeftijd op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zal zijn op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met veroordeelde en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft veroordeelde op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft veroordeelde een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te besteden. Veroordeelde werkt mee aan elektronische controle op dit locatiegebod. Het huidige verblijfadres is [adres 1] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische controle nodig is dat veroordeelde in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod en locatieverbod laten vervallen;
- zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van drugs en ten behoeve van de naleving van dit verbod mee zal werken aan urineonderzoek of ademonderzoek (blaastest), zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich gedurende de proeftijd zal laten behandelen bij [naam 1] Amersfoort of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt
;
- zich gedurende de proeftijd zal laten begeleiden door Altijd iemand in de buurt of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die begeleiding door of namens de instelling zullen worden gegeven, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich gedurende de proeftijd zal laten behandelen door [naam 1] , indien de reclassering dat nodig acht, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- zal gedurende de proeftijd meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- zal gedurende de proeftijd op doordeweekse dagen gaan werken en/of naar school gaan, en geeft de reclassering toestemming om de nodige referenten te raadplegen om zijn dagbesteding te verifiëren.
- geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht);
- stelt als voorwaarde dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- stelt als voorwaarde dat veroordeelde medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
 beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn;

verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven flesjes zuur.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.H. Pouwels (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. Y.H.M. Marijs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Rokette en F. Boer, griffiers, en uitgesproken op 20 maart 2020.
mr. Y.H.M. Marijs, mr. K.M. Rokette en F. Boer zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Vanwege het coronavirus en de in verband daarmee door de Rijksoverheid en de Rechtspraak met ingang van 17 maart 2020 genomen maatregelen is de rechtbank voor medewerkers slechts zeer beperkt toegankelijk en is het openbare gedeelte gesloten.
De openbaarheid van dit vonnis/beslissing wordt geborgd doordat het vonnis/de beslissing aan (de raadsman/vrouw van) verdachte (en eventuele andere procesdeelnemers) kenbaar wordt gemaakt en overigens door spoedige publicatie op www.rechtspraak.n

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] , van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL2019522748, gesloten op 29 januari 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige] , p. 23-24.
3.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 6 maart 2020, proces-verbaal verhoor verdachte, p. 48.
4.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 6 maart 2020, verklaring getuige [getuige] ter terechtzitting van 6 maart 2020.
5.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige] , p. 24.
6.Proces-verbaal van aanhouding, p. 13.
7.Proces-verbaal onderzoek wapen, p. 32.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 25.
9.NFI rapport chemisch identificatie onderzoek van 31 januari 2020, p. 42.
10.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 6 maart 2020.
11.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 47.
12.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 48.
13.Proces-verbaal van aanhouding, p. 12.