Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 17
- de aanvullende producties 18 tot en met 20 van Heksenkaas B.V.
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 8 van Kühlmann
- de aanvullende producties 9 tot en met 19 van Kühlmann
- de mondelinge behandeling van 3 maart 2020
- de pleitnota van Heksenkaas B.V.
- de pleitnota van Kühlmann
- de ter zitting overgelegde voorbeeldverpakkingen van Heksenkaas B.V.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
NJ1998/523
(Puma/Sabèl), HvJ EG 12 juni 2007, C-334/05
(BHIM/Shaker), HvJ EG 20 september 2007, C-193/06
(Nestlé/Quick)). Ter beoordeling van de overeenstemming van merk en teken heeft te gelden dat het publiek een merk gewoonlijk waarneemt als één geheel en niet let op de verschillende details ervan (zie bijvoorbeeld het hiervoor reeds genoemde arrest Puma/Sabèl). Daarbij worden de dominerende en onderscheidende kenmerken het gemakkelijkst onthouden. Voorts dient bij de beoordeling van de gelijkenis tussen merk en teken meer gewicht te worden toegekend aan de punten van overeenstemming dan aan die van verschil (HR 16 april 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2889,
IER1999
(Bigott-Batco/Doucal)).
NJ1998, 523,
(Puma/Sabèl)). Heksenkaas B.V. heeft ter onderbouwing van de bekendheid van de HEKS’NKAAS verpakking een drietal marktonderzoeken in het geding gebracht. Uit deze onderzoeken volgt vrij duidelijk dat circa 50% van de respondenten de HEKS’NKAAS verpakking zonder het woordmerk daarop (zichtbaar) weergegeven in eerste of tweede instantie herkent als zijnde de verpakking van de HEKS’NKAAS smeerdip. In het kader van dit kort geding levert dat voldoende onderbouwing op voor de stelling van Heksenkaas B.V. dat de verpakking van de HEKS’NKAAS smeerdip vanwege zijn bekendheid als merk een grotere onderscheidende kracht heeft. Op basis daarvan moet worden aangenomen dat het publiek bij de verpakking van de Dip & Smeer’m smeerdip tussen de smeerbare producten licht kan denken met HEKS’NKAAS te maken te hebben.
IER2006/21
(Thomson Life)) moet worden afgeleid dat de totaalindruk die een samengesteld merk bij het relevante publiek achterlaat in bepaalde omstandigheden door één of meerdere bestanddelen ervan kan worden gedomineerd. Kühlmann heeft in het kader van dit kort geding echter onvoldoende gemotiveerd onderbouwd dat zich thans die situatie voordoet met het woordelement Dip & Smeer’m. In de zaak HvJ EG 17 juli 2008, ECLI:EU:C:2008:420,
IER2008/80
(Aire Limpio)) is geoordeeld dat als een woordelement deel uitmaakt van een beeldmerk, dat nog niet noodzakelijkerwijs het dominerende bestanddeel van het geheel hoeft te zijn. Aangenomen moet worden dat datzelfde geldt voor een verpakkingsmerk. Om een dergelijke dominerende rol voor het woordelement Dip & Smeer’m te kunnen aannemen, had Kühlmann meer moeten aanvoeren dan zij thans heeft gedaan. Dat geldt te meer nu het woordelement Dip & Smeer’m zuiver beschrijvend moet worden geacht als aanduiding voor een product dat als smeerdip in de markt bekend staat en derhalve niet vanzelfsprekend als dominerend/opvallend element kan worden aangemerkt. Geconcludeerd moet daarom worden dat het woordelement Dip & Smeer’m het aanwezig geachte verwarringsgevaar tussen beide verpakkingen bij het relevante publiek niet absorbeert.
- explootkosten € 83,38
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat € 33.112,80
- overige verschotten