ECLI:NL:RBGEL:2020:1497

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 februari 2020
Publicatiedatum
5 maart 2020
Zaaknummer
C/05/365113 / KG ZA 20-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige publicatie en inbreuk op persoonlijke levenssfeer in kort geding tussen eiseres en gedaagden

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 februari 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres, een Molukse vrijwilligster van de mensenrechtenorganisatie Perintis Aksi Kilat (PAK), en gedaagden, waaronder een voormalig lid van PAK en een uitgever van een Moluks magazine. Eiseres vorderde een verbod op de publicatie van een artikel waarin zij onterecht werd beschuldigd van misbruik van de naam van een overleden activist, alsook de publicatie van haar portret zonder toestemming. De rechtbank oordeelde dat eiseres een redelijk belang had om zich tegen de publicatie te verzetten, gezien de mogelijke gevolgen voor haar en haar familie op de Molukken. De rechtbank stelde vast dat de publicatie van de foto en de beschuldiging onrechtmatig was, omdat deze niet steunde op feiten en eiseres niet de kans had gekregen om haar kant van het verhaal te vertellen. De gedaagden werden veroordeeld tot rectificatie in het magazine en het verbod op verdere publicatie van de betrokken passages. Tevens werden de gedaagden in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/365113 / KG ZA 20-22
Vonnis in kort geding van 19 februari 2020
in de zaak van
[Eiser],
[woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. R. Klöters te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

[woonplaats] ,
2.
[gedaagde 2],
[woonplaats] ,
3.
[gedaagde 3],
[woonplaats] ,
gedaagden,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna [Eiser] en [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 21
- de brief d.d. 31 januari 2020 van de zijde van [Eiser] met producties 8, 17 en 22
- het verweerschrift d.d. 3 februari 2020 met producties 1 tot en met 5
- de brief d.d. 4 februari 2020 van de zijde van [Eiser] met productie 23
- het e-mailbericht d.d. 4 februari 2020 van de zijde van [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3]
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [Eiser] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[Eiser] is een Molukse die als vrijwilligster actief is voor de Molukse
mensenrechtenorganisatie (tevens stichting) Perintis Aksi Kilat (hierna: PAK). PAK zet zich
in voor de belangen van Molukse gewetensgevangenen op de Molukken en in Indonesië.
2.2.
PAK werd opgericht twee dagen nadat [naam activist] op 29
juni 2007 samen met een groep mede-activisten in Ambon (Maluku) de RMS-vlag
(Republik Maluku Selatan) aan voormalig Indonesisch president Yudhoyono had laten zien
en daarop werd gearresteerd.
2.3.
[gedaagde 1] is een Molukker die in het verleden voor PAK actief is geweest en die zich
vanaf 2000 inzet voor het Front Kedaulatan Maluku (hierna: FKM). FKM is op 18
december 2000 opgericht en is een samenbundeling van verschillende RMS-organisaties op
de Molukken. FKM eist de teruggave van de soevereiniteit van de RMS, geproclameerd op
25 april 1950.
2.4.
[gedaagde 1] vormt samen met [gedaagde 2] de vertegenwoordiging van FKM
Nederland.
2.5.
[gedaagde 3] is een uitgever die via zijn eenmanszaak [eenmanszaak] , het
tweemaandelijkse Molukse magazine ‘ [naam tijdschrift] ’ (hierna: [naam tijdschrift] ) uitgeeft. [naam tijdschrift] is het
enige (papieren) magazine voor de Molukse gemeenschap in Nederland.
2.6.
Eén van de wijzen waarop PAK haar doelstellingen probeert te bereiken is via het
verkopen van merchandise. Sinds 17 juni 2017 maakt PAK daarbij gebruik van T-shirts
waarop naast een afbeelding onder andere in grote letters staat: Free [naam activist].
2.7.
Op verzoek van [naam activist] heeft PAK op 12 maart 2018 voor hem en zijn
medegevangenen zes gratis Free [naam activist] T-shirts naar zijn gevangenis verzonden.
2.8.
Op 15 september 2018 heeft tussen [naam activist] en [gedaagde 1] het volgende sms-verkeer plaatsgevonden:
‘[naam activist]:
Shalom broer [gedaagde 1] . Kunt u mij beltegoed (geld) opsturen? God zegene u.
[gedaagde 1] :
Shalom broer [naam activist], komende week stuur ik wat geld voor beltegoed op. Broer [naam activist], heeft u een boodschap voor leden van Perintis Aksi Kilat, die T-shirts verkopen met uw naam erop?
[naam activist]:
Oké broer [gedaagde 1] . Zeg tegen hen om met broer [gedaagde 1] samen te werken als vertegenwoordiger van FKM-RMS in Nederland. Kunt u de politieke gevangenen ondersteunen?
[gedaagde 1] :
Hebben zij al toestemming gekregen van broer [naam activist], om de T-shirts te verkopen met het gezicht en de naam van broer [naam activist] erop?
[naam activist]:
Niet naar een andere partij omdat de politieke gevangenen worden benadeeld. Maar wel via broer [gedaagde 1] als voorzitter van FKM-RMS in Nederland, die vertrouwd wordt door de rest en de rest van de 8 RMS politieke gevangenen. Broer [gedaagde 1] zeg tegen hen, dat zij moeten samenwerken met broer, zo niet dan mogen zij geen actie voeren tot de fondsenwerving met mijn attributen. Want de fondsen die zij zoeken, waar gaan die heen Broer [gedaagde 1] , stuurt a.u.b. wat geld voor mij … (…)’.
2.9.
Op 16 september 2018 nam PAK deel aan de Pasar Molen in Utrecht. Nadat [gedaagde 1] een foto van [Eiser] achter de verkoopstand van PAK met merchandise van [naam activist] had gemaakt, heeft [gedaagde 1] [Eiser] het op 15 september 2018 gevoerde sms-verkeer met [naam activist] laten lezen.
2.10.
In de nacht van 23 op 24 september 2018 heeft [Eiser] telefonisch met [naam activist] gesproken. In dat gesprek heeft [naam activist] bevestigd dat hij niet wil dat PAK zijn naam gebruikt.
2.11.
Op 25 september 2018 heeft [Eiser] namens PAK de verkoop van de merchandise gestaakt.
2.12.
Op 5 oktober 2018 heeft een neef van [Eiser] [naam activist] in de gevangenis op Nania-Ambon (Maluku) bezocht.
2.13.
[gedaagde 1] heeft op 2 november 2018 een telefoongesprek met [naam activist] gevoerd. De inhoud van dat gesprek is door [gedaagde 1] opgenomen.
2.14.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben vervolgens het met [naam activist] gevoerde gesprek vertaald en de vertaling aan Haluttu aangeleverd voor plaatsing in [naam tijdschrift] .
2.15.
In editie 2018-6 van [naam tijdschrift] (december 2018/januari 2019) is vervolgens een artikel verschenen met de titel:
“Overplaatsing van Bung [naam activist] naar Nania in Ambon”.
In de intro van het artikel staat:
“Elf jaren zijn voorbijgegaan. Ik, [naam activist] en mijn medestrijdgenoten, de 38 RMS-politieke gevangenen, die afgezonderd zijn in verschillende gevangenissen op het eiland Java vanaf maart 2009 hebben vervolgens de jaren zien voorbij gaan door de kracht en vrede die God heeft gegeven aan ons allen. Nu plotseling op 9 augustus j.l., zijn van de 38 FKM-RMS-politieke gevangenen die afgezonderd zijn in diverse gevangenissen op het eiland Java 8 FKM-RMS-politieke gevangenen overgebleven, en op 9 augustus j.l. zijn wij verrast door de overplaatsing naar de gevangenis Klas II A in Nania-Ambon. Tekst: bung [naam activist]”.
Verder is in het artikel te lezen:
“Vervolgens zou de heer [naam] ons gisteren 1 november waarschijnlijk bezoeken op Ambon, nadat ik kontakt had met [Eiser] maar tot nu toe is er geen bezoek van betrokkene nadat ik contact heb opgenomen met [Eiser] van Perintis Aksi Kilat (PAK) dat zij geen actie mogen voeren met gebruikmaken van mijn attributen”.
Het artikel wordt afgesloten met de tekst:
[naam activist] – Verantwoordelijke FKM-RMS in de Molukken – Gevangenis Klas IIA Nania Ambon, 2 november 2018”.
Ook is bij het artikel een foto van [Eiser] geplaatst met het onderschrift
:“ [Eiser] achter de verkoopstand van PAK”.
2.16.
Op 20 januari 2019 heeft [naam activist] in een door hem ondertekende brief het volgende geschreven:
“Hierbij wil ik aan alle partijen vertellen dat ik op 5 oktober 2018 bezocht ben door XXXX bij “lapas kelas II Ambon”, teneinde een gezinsbezoek.
XXXX heeft toen aan mij gevraagd of de shirts die door mevrouw [Eiser] en haar collega’s van PAK gemaakt zijn, mochten worden verkocht. Ik heb toen geantwoord dat deze verkocht mochten worden, omdat ik PAK ooit verboden heb om ze te verkopen.
Tot zover deze informatie brief die ik gemaakt heb, en die gebruikt kan worden wanneer het nodig is / wanneer het nodig mocht zijn. Bij voorbaat mijn dank! Aboru, 20 januari 2019
Was getekend [naam activist]”.
2.17.
Tussen [gedaagde 3] en [Eiser] heeft een uitvoerige correspondentie over de inhoud van het geplaatste artikel in [naam tijdschrift] plaatsgevonden.
2.18.
Ook heeft [Eiser] tegen [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] een klacht ingediend bij de Raad voor de Journalistiek.
2.19.
Op 31 oktober 2019 heeft de Raad voor de Journalistiek zich een oordeel over de schending van de privacy van [Eiser] onthouden en voor het overige geoordeeld dat de handelwijze van [gedaagde 2] , [gedaagde 1] en [gedaagde 3] zorgvuldig was.
2.20.
[naam activist] is op 4 december 2019 overleden.

3.Het geschil

3.1.
[Eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, dat de voorzieningenrechter:
I. [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] met onmiddellijke ingang na betekening van het te dezen te wijzen vonnis zal verbieden de passages uit het artikel over [Eiser] en/of het portret van [Eiser] (verder) openbaar te maken en te verveelvoudigen;
II. [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zal verbieden [Eiser] via (online) media en/of (online) communicatiemiddelen en/of (online) publicaties direct dan wel indirect te beschuldigen van misbruik van de naam van [naam activist];
III. [gedaagde 3] met onmiddellijke ingang na betekening van het te dezen te wijzen vonnis zal veroordelen tot publicatie in een gebruikelijk en goed leesbaar lettertype, binnen een vet omrand kader a) op pagina 3 van het eerstvolgende nummer van het tweemaandelijkse magazine [naam tijdschrift] , b) voor de duur van 6 (zes) maanden op de website
[naam website]en c) voor de duur van 6 (zes) maanden op de Facebookpagina: ‘ [facebookpagina] ’van de volgende rectificatie, zonder weglatingen, aanvullingen of commentaar:
Rectificatie
In [naam tijdschrift] van december 2018/januari 2019 is een artikel verschenen van de hand van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] van het FKM Nederland over de overplaatsing van wijlen [naam activist] van een gevangenis op Java (Indonesië) naar een gevangenis op Ambon (Maluku). Daarin is aandacht besteed aan de activiteiten van mevrouw [Eiser] van PAK. Daarbij is ook een zonder haar toestemming door [gedaagde 1] vervaardigd portret van [Eiser] geplaatst.
Met deze publicatie is [Eiser] beschuldigd van misbruik van de naam van [naam activist]. Deze beschuldiging is onjuist en levert inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [Eiser] op. De publicatie van haar portret maakt daarnaast inbreuk op haar portretrecht.
De voorzieningenrechter heeft tot deze rectificatie bevolen.
[gedaagde 3]Eindredacteur [naam tijdschrift]
[gedaagde 1][gedaagde 2]FKM Nederland
dan wel een door de voorzieningenrechter in goede Justitie te bepalen rectificatietekst;
IV. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] met onmiddellijke ingang na betekening van het te dezen te wijzen vonnis zal veroordelen tot publicatie van de hiervoor onder punt III. omschreven rectificatie voor de duur van 6 (zes) maanden op respectievelijk de Facebookpagina’s ‘ [facebookpagina 1] ’, ‘ [facebookpagina 2] ’, ‘ [facebookpagina 3] ’ en: [facebookpagina 4] , zonder weglatingen, aanvullingen of commentaar;
V. het hiervoor onder de punten I, en/of II. en/of II. en /of IV. zal toewijzen op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 (zegge: tienduizend euro) per overtreding, per dag, een gedeelte van de dag daaronder begrepen dat de overtreding voortduurt, met een maximum van € 100.000,00 (zegge: honderdduizend euro) door de partij die de onder voornoemde punten opgenomen verboden overtrad;
VI. [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hoofdelijk, des dat door betaling door de één de ander zal zijn gekweten, zal veroordelen tot betaling aan [Eiser] van een voorschot op de schadevergoeding van € 10.000,00 (zegge: tienduizend euro) binnen 14 dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
VII. zodanige voorzieningen zal treffen als de voorzieningenrechter passend en doeltreffend acht;
VIII. [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zal veroordelen in de proceskosten, waaronder begrepen de nakosten.
3.2.
[gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] voeren verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang vloeit in voldoende mate voort uit de stellingen van [Eiser] .
4.2.
[Eiser] stelt dat [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld door publicatie van een door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] geschreven artikel in het door [gedaagde 3] uitgegeven magazine [naam tijdschrift] , editie 2018-6 (december 2018/januari 2019).
4.3.
[Eiser] stelt dat met de publicatie van het artikel een inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer, eer en goede naam is gemaakt, enerzijds door publicatie van een foto van haar op de Pasar Molen Utrecht van 16 september 2018 waarbij ook haar naam is vermeld en anderzijds door de mededeling in het artikel dat zij geen toestemming van [naam activist] zou hebben om zijn naam op de merchandise van PAK te gebruiken. De voorzieningenrechter overweegt hierover het volgende.
4.4.
Voor zover het gaat om de publicatie van de foto die niet met goedkeuring van [Eiser] is gemaakt, is het in de eerste plaats de vraag of [Eiser] een redelijk belang heeft om zich tegen publicatie te verzetten. Voorts moet meer in het algemeen het recht van [Eiser] op de bescherming van haar persoonlijke levenssfeer, eer en goede naam (neergelegd in artikel 8 EVRM) tegen het recht van [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] op vrijheid van meningsuiting (neergelegd in artikel 7 Grondwet en artikel 10 EVRM) afgewogen worden. Welk recht in het concrete geval voorgaat berust op een afweging van belangen. Bij deze afweging dienen alle omstandigheden van het geval te worden meegewogen, en meer in het bijzonder:
- de aard van de gepubliceerde mededelingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die mededelingen betrekking hebben;
- de ernst van de misstand welke de publicatie aan de kaak beoogt te stellen;
- de mate waarin de mededelingen ten tijde van de publicatie steun vonden in het toen beschikbare feitenmateriaal;
- de inkleding van de mededelingen;
- de mate van waarschijnlijkheid dat in het algemeen belang het nagestreefde doel langs andere, voor de wederpartij minder schadelijke wegen met een redelijke kans op spoedig succes had kunnen worden bereikt; en
- de kans dat de betreffende informatie ook zonder de verweten terbeschikkingstelling aan de pers in de publiciteit zou zijn gekomen.
Deze opsomming is niet limitatief. Het oordeel dat een van beide rechten, na weging van alle omstandigheden, zwaarder weegt dan het andere recht brengt mee dat de inbreuk op het andere recht gerechtvaardigd is.
4.5.
[Eiser] heeft bezwaar tegen publicatie van haar foto en naam, omdat zij zich inzet voor Molukse gedetineerde vrijheidsstrijders in Indonesië. Zij stelt dat het publiceren van haar foto en haar naam gevolgen kan hebben voor haar familie die op de Molukken woont. Daarnaast meent zij dat de foto in combinatie met haar naam en de mededeling dat zij zonder toestemming van [naam activist] merchandise verkoopt, afbreuk doet aan haar integriteit en de integriteit van PAK. Bovendien wekt de publicatie de indruk dat zij voor eigen gewin het lot van [naam activist] exploiteert.
4.6.
Gelet op deze niet gemotiveerd weersproken stellingen is voldoende aannemelijk geworden dat [Eiser] een redelijk belang heeft om zich tegen de publicatie van de foto met naam te verzetten. Hiermee is echter nog niet gezegd dat de publicatie ook onrechtmatig is.
4.7.
Overwogen wordt dat het geschil tussen partijen zich afspeelt in de context van de rivaliteit tussen PAK en FKM die zich beiden het lot van Molukse gedetineerde vrijheidsstrijders aantrekken. Tijdens de zitting is gebleken dat er binnen de Molukse gemeenschap verdeeldheid bestaat over de behartiging van deze belangen. De discussie tussen partijen heeft zich in dit kort geding toegespitst op de vraag of het juist was dat [Eiser] geen toestemming had van [naam activist] om merchandise met zijn naam te verkopen in het kader van activiteiten van PAK.
4.8.
In dit verband moet worden geconstateerd dat [Eiser] in maart 2018 de instemming van [naam activist] had om T-shirts te verkopen. Deze toestemming heeft [naam activist] in september 2018 ingetrokken. Op 5 oktober 2018 heeft [naam activist] [Eiser] wederom toestemming verleend. Bij de processtukken bevindt zich een door [naam activist] ondertekende brief, gedateerd 20 januari 2019, waarin [naam activist] bevestigt dat hij op 5 oktober 2018 heeft gezegd dat [Eiser] en de collega’s van PAK de T-shirts met zijn naam weer mochten verkopen.
4.9.
Gelet op de verklaring van [naam activist] van 20 januari 2019, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat [Eiser] ten tijde van de publicatie van het artikel toestemming van [naam activist] had om namens PAK merchandise met zijn naam te verkopen. Dat die verklaring achteraf is gegeven, maakt niet reeds dat aan de juistheid van die verklaring dient te worden getwijfeld.
4.10.
[gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hebben zich beroepen op een opname van een telefoongesprek dat op 2 november 2018 met [naam activist] is gevoerd, waarin [naam activist] zou hebben gezegd dat [Eiser] niet langer toestemming had. Overwogen wordt dat [gedaagde 1] ter zitting heeft aangeboden om de opname af te spelen. De voorzieningenrechter heeft echter geen kennis daarvan genomen, omdat de opname in het Maleis is en noch de voorzieningenrechter, noch de advocaat van [Eiser] deze taal machtig is. Dit maakt dat bij het beluisteren van de opname onzeker zou blijven wat gezegd is. De voorzieningenrechter kan er dan ook niet van uit gaan dat die toestemming na 5 oktober 2018 wederom is ingetrokken. In het licht hiervan kan de mededeling in het artikel in [naam tijdschrift] dat [Eiser] die toestemming niet had, in het bestek van dit kort geding niet voor waar worden gehouden. Verder is aannemelijk in de context van de rivaliteit tussen PAK en FKM dat zo’n mededeling over [Eiser] , die in het kader van PAK-activiteiten deze waren verkoopt, beschadigend is, omdat zij daarmee voor het publiek wordt neergezet als iemand die zonder toestemming gebruik maakt van het lot van een gedetineerde vrijheidsstrijder.
Aangenomen moet worden dat de mededeling in [naam tijdschrift] geen steun vindt in de feiten. Bovendien is deze mededeling gedaan zonder [Eiser] de gelegenheid te geven haar lezing te geven, terwijl [naam tijdschrift] binnen de gehele Molukse gemeenschap wordt gelezen. Onder deze omstandigheden moet het recht op vrijheid van meningsuiting wijken voor het recht van [Eiser] op bescherming van haar eer en goede naam, hetgeen betekent dat [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] door het schrijven en het publiceren van het artikel onrechtmatig jegens [Eiser] hebben gehandeld. Dit onrechtmatig handelen geeft aanleiding om het onder I. gevorderde verbod te geven. Behoudens voor zover dit al is gebeurd in editie 2018-6 van [naam tijdschrift] , mogen [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] de foto en de betreffende passage in het artikel niet verder openbaar maken. Voor een verbod zoals onder II. gevorderd is in zijn algemeenheid geen grond.
4.11.
Verder zal op grond van het onder III. gevorderde een beperkte rectificatie in verband met de beschadiging van de integriteit van [Eiser] in de Molukse gemeenschap worden opgelegd als hierna te melden.
4.12.
Voor toewijzing van het onder IV. gevorderde is evenmin een grondslag aanwezig, aangezien het artikel alleen in [naam tijdschrift] is gepubliceerd en ook in dat magazine wordt gerectificeerd.
4.13.
Tot slot zal de voorzieningenrechter het gevorderde voorschot op de schadevergoeding afwijzen, omdat in het bestek van dit kort geding niet is vast te stellen dat en hoeveel immateriële schade geleden is.
4.14.
[gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten en nakosten worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van [Eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 302,67 (drie dagvaardingen x € 100,89)
- griffierecht 937,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 2.219,67

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis de hiervoor bedoelde passages uit het artikel over [Eiser] en/of het portret van [Eiser] (verder) openbaar te maken en te verveelvoudigen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere keer dat het verbod wordt overtreden met een maximum van € 10.000,00 te betalen door de partij die het verbod overtreedt;
5.2.
veroordeelt [gedaagde 3] na betekening van dit vonnis tot publicatie in een gebruikelijk en goed leesbaar lettertype, binnen een vet omrand kader op pagina 3 van het eerstvolgende nummer van het tweemaandelijkse magazine [naam tijdschrift] , de volgende rectificatie, zonder weglatingen, aanvullingen of commentaar op straffe van verbeurte van een dwangsom van
€ 250,00 voor elke dag dat [gedaagde 3] daarmee in gebreke blijft met een maximum van € 10.000,00:
Rectificatie
In [naam tijdschrift] van december 2018/januari 2019 is een artikel verschenen van de hand van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] van het FKM Nederland over de overplaatsing van wijlen [naam activist] van een gevangenis op Java (Indonesië) naar een gevangenis op Ambon (Maluku). Daarin is aandacht besteed aan de activiteiten van mevrouw [Eiser] van PAK. Daarbij is ook een zonder haar toestemming door [gedaagde 1] vervaardigd portret van [Eiser] geplaatst.
In het artikel is de volgende passage opgenomen:“Vervolgens zou de heer [naam] ons gisteren 1 november waarschijnlijk bezoeken op Ambon, nadat ik kontakt had met [Eiser] maar tot nu toe is er geen bezoek van betrokkene nadat ik contact heb opgenomen met [Eiser] van Perintis Aksi Kilat (PAK) dat zij geen actie mogen voeren met gebruikmaken van mijn attributen”.
De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 19 februari 2020 geoordeeld dat aangenomen moet worden dat [Eiser] wel toestemming had om hiermee actie te voeren en dat publicatie van dit bericht onrechtmatig was tegenover [Eiser] en voorts dat het ook onrechtmatig was om zonder toestemming van [Eiser] een foto met haar naam bij het artikel te plaatsen.
De voorzieningenrechter heef tot deze rectificatie bevolen.
[gedaagde 3]Eindredacteur [naam tijdschrift]
[gedaagde 1][gedaagde 2]FKM Nederland
5.3.
veroordeelt [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] in de proceskosten, aan de zijde van [Eiser] tot op heden begroot op € 2.219,67;
5.4.
veroordeelt [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde 1] , [gedaagde 2] en [gedaagde 3] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.5.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2020.