ECLI:NL:RBGEL:2020:1363

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 februari 2020
Publicatiedatum
2 maart 2020
Zaaknummer
05/297124-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een opsporingsambtenaar wegens opzettelijke schending van ambtsgeheim en vrijspraak van omkoping

In deze zaak heeft de militaire kamer van de Rechtbank Gelderland op 24 februari 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werkzaam was als wachtmeester bij de Koninklijke Marechaussee. De verdachte is veroordeeld voor het opzettelijk schenden van zijn ambtsgeheim, zoals vastgelegd in artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 14 maart 2014 tot en met 24 augustus 2015 meerdere onbevoegde bevragingen heeft gedaan in verschillende politiesystemen, waaronder het Grens Controle Systeem en het Bevraging Landelijke Systemen. Deze bevragingen waren niet relevant voor zijn werkzaamheden en de verdachte heeft de verkregen informatie gedeeld met derden, waaronder een persoon genaamd [naam 3]. De militaire kamer heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 109 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 100 uren. De verdachte is vrijgesproken van de tweede tenlastelegging, namelijk omkoping, omdat de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen achtte dat de verdachte geld had ontvangen voor de bevragingen. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de positie van de verdachte als opsporingsambtenaar, en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De militaire kamer heeft benadrukt dat het schenden van het ambtsgeheim een ernstig feit is dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt, maar heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij oneervol is ontslagen en zijn leven weer op de rit heeft.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/760001-16
Datum uitspraak : 24 februari 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats 1]
wonende te [adres 1] ,
raadsman: mr. L.J.B.G. van Kleef, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 28 januari 2019 en 10 februari 2020.
1a. Verzoek tot heropening onderzoek ter terechtzitting
Na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting, maar voor het doen van de uitspraak, is door de militaire kamer een verzoek van de verdediging ontvangen, met als strekking het onderzoek ter terechtzitting te heropenen.
De militaire kamer zal dat verzoek niet honoreren. De motivering om niet over te gaan tot heropening van het onderzoek ter terechtzitting zal hieronder onder 9a worden gegeven.
1b. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 t/m 28 september 2015 te Schiphol, in de gemeente Haarlemmermeer en/of te Amstelveen, althans in Nederland, een geheim waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep, te weten als wachtmeester van de Koninklijke Marechaussee, verplicht was te bewaren, (telkens) opzettelijk heeft geschonden, immers heeft hij een of meermalen de uitkomsten van (malafide) raadplegingen (die niet relevant was/waren voor de uitoefening van zijn werkzaamheden voor de Koninklijke Marechaussee), uit het Grens Controle systeem (GCS) en/of GGS en/of OPS en/of NL-SL11 en/of N-SIS-11 en/of Bevraging Landelijke Systemen (BLS) en/of Basis Voorziening Informatie Integrale Bevraging (BVI-IB), althans uit één of meer systemen, die voor hem verdachte, werkzaam als wachtmeester van de Koninklijke Marechaussee ter beschikking stonden, heeft/hebben verstrekt aan (particuliere) derden.
2.
Hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 t/m 28 september 2015 te Schiphol, in de gemeente Haarlemmermeer en/of te Amstelveen, althans in Nederland, als ambtenaar een of meer giften of beloftes dan wel een of meer diensten heeft aangenomen, wetende of redelijkerwijs vermoedende dat deze hem, verdachte, werd(en) gedaan, verleend of werd(en) aangeboden teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten te weten het (telkens) (malafide) raadplegen van het Grens Controle systeem (GCS) en/of GGS en/of OPS en/of NL-SL11 en/of N-SIS-11 en/of Bevraging Landelijke Systemen (BLS) en/of Basis Voorziening Informatie Integrale Bevraging (BVI-IB), althans een of meer systemen, die voor hem verdachte, werkzaam als wachtmeester van de Koninklijke Marechaussee ter beschikking stonden, terwijl die raadplegingen niet relevant was/waren voor de uitoefening van zijn werkzaamheden voor de Koninklijke Marechaussee en/of vervolgens het verstrekken van de uitkomsten van die (niet voor zijn dienstbetrekking relevante) raadplegingen aan of een of meer derden heeft verstrekt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft in de ten laste gelegde periode gewerkt bij de Koninklijke Marechaussee (hierna: KMar). Verdachte was in deze periode als opsporingsambtenaar in de rang van wachtmeester werkzaam ten behoeve van de grensbewaking te Schiphol in de gemeente Haarlemmermeer. [2] Medewerkers van de KMar hebben onder meer toegang tot de volgende computersystemen: het Grens Controle Systeem (GCS), het Grens Applicatie Systeem (GGS), het opsporingsregister (OPS), het Nationaal Schengen Informatie Systeem (N-SIS-11), het Bevraging Landelijke Systeem (BLS) en het Basis Voorziening Informatie Integrale Bevragingen (BVI-IB). [3] In de periode van 14 maart 2014 tot en met 24 augustus 2015 zijn met de gebruikersaccounts toebehorende aan [naam 1] en [naam 2] meerdere bevragingen gedaan in voornoemde computersystemen, waarvan is vastgesteld dat deze niet waren te relateren aan hun werkzaamheden. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat een aantal bevragingen die met de accounts van [naam 1] en [naam 2] zijn gedaan vanaf 14 maart 2014 tot en met 12 augustus 2015 aan verdachte kunnen worden toegerekend. In totaal heeft verdachte negen kentekens en vijfentwintig personen bevraagd met die gebruikersaccounts en deze informatie vervolgens gedeeld met [naam 3] . De officier van justitie acht voorts wettig en overtuigend bewezen dat verdachte hiervoor geld heeft ontvangen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, nu niet kan worden uitgesloten dat andere werknemers malafide raadplegingen hebben gedaan met de gebruikersaccounts van [naam 1] en [naam 2] . Uit het dossier blijkt immers dat wachtwoorden van collega’s onderling met elkaar worden gedeeld. Niet alle onbevoegde bevragingen kunnen aan verdachte worden toegerekend. Ook kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte deze informatie heeft gedeeld met derden en dat hiervoor geld aan hem is betaald.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die systemen heeft bevraagd met de gebruikersaccounts van [naam 1] en [naam 2] en de verkregen informatie gedeeld heeft met anderen. Daartoe overweegt de militaire kamer als volgt.
Bevragingen op 14 maart 2014
Op 14 maart 2014 zijn bevragingen gedaan met het account van [naam 1] tussen 23.04 uur en 23.08 uur. [5] [naam 1] had op dat moment geen dienst. Verdachte had op 14 maart 2014 dienst van 21.45 uur tot en met de volgende ochtend 06.30 uur en was ten tijde van deze bevragingen op Schiphol aanwezig. [6]
Op 14 maart 2014 is voorafgaand aan de bevragingen tussen 20.17 uur en 20.25 uur meermalen telefonisch contact gezocht door verdachte met [naam 3] . [7] Na de bevragingen heeft [naam 3] op 14 maart 2014 om 23.15 uur en op 15 maart 2014 om 00.25 uur met een ander telefonisch contact gezocht. [8] Gedurende dit laatstgenoemde telefoongesprek heeft de telefoon van [naam 3] een zendmast op Schiphol aangestraald. [9] Op 15 maart 2014 heeft verdachte om 04.07 uur wederom contact gezocht met [naam 3] , terwijl de telefoon van verdachte op dat moment een zendmast op Schiphol heeft aangestraald. [10]
Bevragingen op 5 mei 2014
Op 5 mei 2014 zijn bevragingen gedaan met het account van [naam 1] tussen 10.01 uur en 10.02 uur. [11] Zowel [naam 1] als verdachte hadden dienst van 06.00 uur tot 14.30 uur en met beide Schipholpassen zijn activiteiten op Schiphol geregistreerd. [12]
Op 5 mei 2014 heeft verdachte tussen 11.56 uur en 14.12 uur meerdere malen telefonisch contact gezocht met [naam 3] . [13] Vervolgens heeft [naam 3] om 14.15 uur telefonisch contact gezocht met verdachte, terwijl de telefoon van [naam 3] een zendmast op Schiphol aanstraalde.
Bevragingen op 7 april 2015
Op 7 april 2015 zijn bevragingen gedaan met het account van [naam 2] tussen 10.23 uur en 10.28 uur. [14] [naam 2] had op dat moment geen dienst en verdachte had op 7 april 2015 een vroege dienst van 06.00 uur tot 14.30 uur. Verdachte heeft tussen 08.27 uur en 12.30 uur gebruik gemaakt van zijn Schipholpas en uit de zendmastgegevens is gebleken dat de telefoon van verdachte tijdens zijn dienst meermaals een zendmast op Schiphol heeft aangestraald. [15]
Op 7 april 2015 is om 12.05 uur door verdachte telefonisch contact gezocht met een telefoon die toebehoort aan [naam 3] . [16]
Bevragingen op 16 mei 2015
Op 16 mei 2015 zijn bevragingen gedaan met het account van [naam 1] tussen 09.48 uur en 10.17 uur, waaronder op 09.48 en 09.50 uur. [17] Zowel [naam 1] als verdachte hadden dienst van 06.00 uur tot 14.30 uur en met beide Schipholpassen zijn activiteiten op Schiphol geregistreerd. [18]
Deze bevragingen zijn gedaan vanaf een werkstation in grensbalie A3-06. De camerabeelden van het tijdstip van de bevragingen zijn uitgekeken. Uit het proces-verbaal van bevindingen vloeit voort dat de verbalisant verdachte meent te herkennen op de beelden. Tevens bleek dat deze man allerlei handelingen verrichtte bij deze grensbalie. Op basis van ambtshalve bekendheid acht de verbalisant het zeer waarschijnlijk dat de man op een werkstation aan het werk was, waarop politiesystemen te raadplegen zijn. Om 09.48 uur pakte de man iets uit zijn overhemd. Op basis van zijn bewegingen is het zeer waarschijnlijk hij iets opschreef. Om 09.51 uur is te zien dat hij mogelijk iets opvouwde en vermoedelijk in zijn broekzak stopte. Om 09.54 uur bracht de man vermoedelijk zijn telefoon naar zijn linkeroor en voerde hij een gesprek. [19] Dat verdachte de persoon is die is te zien op de camerabeelden wordt ondersteund doordat op 16 mei 2015 om 9.54 uur een telefoongesprek heeft plaatsgevonden tussen verdachte en zijn partner. [20]
Bevragingen op 27 mei 2015
Op 27 mei 2015 is een bevraging gedaan met het account van [naam 1] om 21.17 uur. [21] Zowel [naam 1] als verdachte hadden dienst van 13.30 uur tot 22.00 uur. Met de Schipholpas van [naam 1] zijn geen activiteiten geregistreerd, maar met de Schipholpas van verdachte wel. [22]
Deze bevraging is gedaan vanaf een werkstation in grensbalie A3-05. Bij het uitkijken van de camerabeelden meent de verbalisant verdachte te herkennen. Om 21.13 uur kwam de man aanlopen met in zijn linkerhand een opgerold stuk papier. De man nam om 21.14 uur plaats achter grensbalie A3-05. Hij pakte iets uit zijn broekzak, vermoedelijk een mobiele telefoon. Vervolgens verrichtte hij tussen 21.14 uur en 21.17 uur handelingen op de in de grensbalie geplaatste toetsenbord. In de tussentijd keek hij regelmatig op het papier, dat door hem links in de balie was gelegd. [23]
Op 27 mei 2015 is door [naam 3] om 12.32 uur telefonisch contact gezocht met verdachte. [24]
Bevragingen op 1 juni 2015
Op 1 juni 2015 zijn bevragingen gedaan met het account van [naam 1] tussen 10.39 uur en 10.43 uur. [25] Zowel [naam 1] als verdachte hadden dienst van 06.00 uur tot 14.30 uur en met beide Schipholpassen zijn activiteiten geregistreerd. [26]
Deze bevragingen zijn gedaan vanaf een werkstation in grensbalie A3-06. De verbalisant meent verdachte te herkennen op de camerabeelden. De man op de camerabeelden nam om 10.38 uur plaats achter grensbalie A3-06. Hij pakte direct iets uit zijn borstzak. Vervolgens keek hij enige tijd naar iets dat rechts van hem lag, waarna hij zijn blik op het beeldscherm richtte en gezien zijn bewegingen vermoedelijk handelingen op het toetsenbord verrichtte. Omstreeks 10.39 uur schreef hij mogelijk iets op, althans verrichtte hij handelingen aan zijn rechterzijde. Tussen 10.42 uur en 10.43 uur leek het wederom alsof hij iets opschreef. Om 10.45 uur leek het alsof hij iets in zijn rechter broekzak stopte. [27]
Op diezelfde dag heeft er om 12.13 uur een telefonisch gesprek plaatsgevonden tussen verdachte en [naam 3] . [28]
Bevragingen op 8 juni 2015
Op 8 juni 2015 zijn bevragingen gedaan met het account van [naam 1] tussen 00.23 uur en 00.26 uur in BLS. [29] [naam 1] had deze dag geen dienst. Verdachte had nachtdienst van 7 juni 2015 21.45 uur tot 8 juni 2015, 06.30 uur. Tevens zijn er met zijn Schipholpas activiteiten geregistreerd op Schiphol. [30]
Op de camerabeelden is door de verbalisant waargenomen dat dezelfde man die hij op de beelden van 9, 16 en 27 mei en 1 juni 2015 meent te herkennen als verdachte om 00.22 uur plaatsnam achter een van de werkstations en hij iets met zijn rechterhand uit zijn rechterborstzak pakte. Vervolgens startte hij de applicatie BLS. Op de tijdstippen 00.23 uur, 00.25 uur en 00.26 uur heeft de verbalisant waargenomen dat hij diverse keren handelingen op het toetsenbord verrichtte en zag de verbalisant aan de schermveranderingen dat hierop informatie werd getoond. Tevens zag de verbalisant dat hij handelingen verrichtte waarbij hij afwisselend van zijn beeldscherm naar zijn werkblad keek en vermoedelijk iets noteerde. [31]
Bevragingen op 24 augustus 2015
Op 24 augustus 2015 zijn bevragingen gedaan met het account van [naam 1] , waaronder om 09.32 uur. [32]
Uit de camerabeelden vloeit voort dat de verbalisant verdachte meent te herkennen die om 09.31 uur een grensbalie betrad. Omstreeks 09.32 uur zag de verbalisant dat de man handelingen verrichtte op het toetsenbord. [33]
Tussenconclusie
De militaire kamer is ervan overtuigd dat het verdachte is die op de hiervoor genoemde data met de gebruikersaccounts van [naam 1] en [naam 2] bevragingen heeft gedaan. Ten tijde van deze bevragingen was verdachte aanwezig bij de betreffende werkstations op Schiphol. Van meerdere dagen zijn camerabeelden beschikbaar waarop verdachte kan worden herkend als persoon die op tijdstippen dat bevragingen hebben plaatsgevonden, handelingen verricht achter een werkstation. Dat het daadwerkelijk verdachte is die op de beelden staat blijkt uit het feit dat hij een telefoongesprek heeft gevoerd op 16 mei 2014 om 9:54 uur en dat exact op dat tijdstip op de beelden zichtbaar is dat een gesprek wordt gevoerd. De militaire kamer ziet verder een duidelijk patroon dat op verschillende data frequent telefonisch contact wordt gezocht of heeft plaatsgevonden tussen verdachte en [naam 3] , terwijl kort daarvoor of daarna de politiesystemen zijn bevraagd.
De militaire kamer overweegt vervolgens dat voordat een politiesysteem zoals hier aan de orde kan worden geraadpleegd de gebruiker door middel van teksten wordt gewaarschuwd dat ongeautoriseerd gebruik van de systemen niet is toegestaan en strafbaar is. [34] Gelet hierop is de militaire kamer van oordeel dat verdachte op de hoogte was van de vertrouwelijkheid, temeer nu hij gebruik heeft gemaakt van gebruikersaccounts die niet aan hem toebehoorden maar aan zijn collega’s. Hij wist dat het verboden was om de systemen te gebruiken, voor zover deze geraadpleegde informatie niet relevant was voor de uitoefening van zijn werkzaamheden.
Met betrekking tot het delen van de door verdachte bevraagde informatie neemt de militaire kamer het volgende in aanmerking. Uit hetgeen hiervoor is overwogen heeft de militaire kamer de overtuiging bekomen dat verdachte kort na de bevragingen op 14 maart 2014 en 5 mei 2014 in persoon heeft afgesproken met [naam 3] . Uit de zendmastgegevens vloeit immers voort dat [naam 3] evenals verdachte op Schiphol aanwezig was. Ook is gebleken dat er meerdere malen voorafgaand en/of na de bevraging tussen beiden telefonisch contact is gezocht. De militaire kamer is er van overtuigd dat deze ontmoetingen en telefonische contacten tussen verdachte en [naam 3] dienden om informatie die verdachte via de bevragingen had verkregen over te dragen.
De militaire kamer neemt daarbij in aanmerking dat op 8 juni 2015 het kenteken [kenteken] is bevraagd met het account van [naam 1] . [35] Kort na die bevraging, op 8 juni 2015 omstreeks 01.00 uur is dit kenteken in PGP berichten naar voren gekomen met de mededeling:
“Zet hem in de fik op zijn verjaardag dat is een leuke herinnering”. [36] Een voertuig voorzien van dit kenteken is in de nacht van 15 juni 2015 op 16 juni 2015 volledig uitgebrand. [37]
De militaire kamer leidt hieruit af dat de door verdachte opgevraagde informatie ook daadwerkelijk door hem aan andere personen is verstrekt.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de militaire kamer van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte meerdere bevragingen heeft gedaan in de periode van 14 maart 2014 tot en met 24 augustus 2015. Vervolgens heeft verdachte deze geheime informatie – anders dan beroepsmatig – teruggekoppeld aan een daartoe onbevoegde derde, namelijk [naam 3] . Concluderend heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde feit.
De militaire kamer is – anders dan de officier van justitie – van oordeel dat er onvoldoende aanknopingspunten in het dossier te vinden zijn dat het geld waarover wordt gesproken in de PGP-berichten daadwerkelijk bij
dezeverdachte terecht is gekomen. De militaire kamer heeft op basis van de wettige bewijsmiddelen dan ook niet de overtuiging bekomen dat verdachte geldbedragen heeft ontvangen voor het verstrekken van de door hem opgevraagde informatie. De militaire kamer zal verdachte vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde feit.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij
op één of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 14 maart 2014 t/m 24 augustus 2015 te Schiphol, in de gemeente Haarlemmermeer
en/of te Amstelveen, althans in Nederland, een geheim waarvan hij wist
of redelijkerwijs moest vermoedendat hij uit hoofde van ambt,
beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep,te weten als wachtmeester van de Koninklijke Marechaussee, verplicht was te bewaren,
(telkens
)opzettelijk heeft geschonden, immers heeft hij
een ofmeermalen de uitkomsten van (malafide) raadplegingen (die niet relevant
was/waren voor de uitoefening van zijn werkzaamheden voor de Koninklijke Marechaussee), uit het Grens Controle systeem (GCS) en/of GGS en/of OPS
en/of NL-SL11en/of N-SIS-11 en/of Bevraging Landelijke Systemen (BLS) en/of Basis Voorziening Informatie Integrale Bevraging (BVI-IB), althans uit
één of meersystemen, die voor hem verdachte, werkzaam als wachtmeester van de Koninklijke Marechaussee ter beschikking stonden, heeft
/hebbenverstrekt aan (particuliere) derden.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijke schending van enig geheim waarvan de schuldige weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de schuldige uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift verplicht is het te bewaren, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot achttien maanden gevangenisstraf, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat diverse omstandigheden maken dat een gevangenisstraf die langer is dan het voorarrest, niet passend is en geen strafdoel meer dient. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte oneervol is ontslagen bij Defensie, hij zijn leven net weer op orde heeft, iedere directe link met georganiseerde criminaliteit ontbreekt, de zaak al oud is en tot slot heeft de raadsman gewezen op straffen in soortgelijke zaken. Indien de militaire kamer van oordeel is dat dit onvoldoende is, ligt volgens de raadsman een taakstraf meer in de rede.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 27 december 2019.
De militaire kamer heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte als opsporingsambtenaar werkzaam was bij de grensbewaking op Schiphol. Hij heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan het meermalen schenden van zijn ambtsgeheim door het raadplegen van verschillende (politie)systemen en heeft deze informatie vervolgens doorgegeven aan anderen.
In tegenstelling tot de raadsman is de militaire kamer van oordeel dat er een directe link kan worden gelegd met het criminele circuit. Zo is onder meer gebleken dat een van de door verdachte bevraagde auto’s kort hierna volledig was uitgebrand. Hierdoor wordt de indruk gewekt dat er als het ware sprake is van een ‘live’ verbinding tussen overheidssystemen en het criminele circuit.
Het is duidelijk dat in dergelijke systemen voorkomende informatie bedoeld is om te worden geraadpleegd wanneer dit noodzakelijk is uit hoofde van de functie en uitdrukkelijk niet dat deze informatie bij derden terechtkomt. De militaire kamer neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn positie bij de KMar en het in hem gestelde vertrouwen heeft geschonden. De militaire kamer acht dit een zeer ernstig feit dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. Strafoplegging wegens schending van het ambtsgeheim is mede van belang om ook andere ambtsdragers ervan te doordringen dat zij hun verplichtingen naleven.
Anderzijds neemt de militaire kamer in aanmerking dat het om een oud feit gaat. Daarnaast is verdachte, blijkens het uittreksel justitiële documentatie, nog niet eerder voor een strafbaar feit veroordeeld. Ook is verdachte door dit feit ‘oneervol’ ontslagen bij de KMar. Tevens neemt de militaire kamer mee dat verdachte zijn leven inmiddels weer op de rit heeft en hij weer nieuw werk heeft gevonden.
Gelet op alle omstandigheden vindt de militaire kamer een gevangenisstraf van 180 dagen passend. Naar aanleiding van het hiervoor overwogene acht de militaire kamer het echter niet wenselijk dat verdachte weer terug moet naar de gevangenis. In plaats daarvan zal de militaire kamer daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen gelijk aan het voorarrest, waarbij de militaire kamer uitgaat van 71 dagen. Daarnaast past een voorwaardelijke gevangenisstraf van 109 dagen en een taakstraf van 100 uren. De straf valt beduidend lager uit dan de eis van de officier van justitie doordat de militaire kamer – anders dan de officier van justitie – niet wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte geld heeft ontvangen voor deze bevragingen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 272 van het Wetboek van Strafrecht.
9a. Beslissing op verzoek tot heropening van het onderzoek ter terechtzitting
De verdediging heeft verzocht het onderzoek ter terechtzitting te heropenen, gelet op de inhoud van de Conclusie van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad van 18 februari 2020 (ECLI:NL:PHR:2020:149).
De militaire kamer zal dat verzoek niet honoreren, nu de situatie in de zaak waarop voormelde conclusie ziet, anders is dan de onderhavige zaak. Immers, de militaire kamer acht in deze zaak - kort gezegd - schending van het ambtsgeheim bewezen, niet slechts door onbevoegde bevragingen te doen, maar ook door de bevraagde informatie te delen met een of meer anderen.
9b. De beslissing
De meervoudige militaire kamer:
 spreekt verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het overige ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
109 (honderdnegen) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald, te weten:
 dat de veroordeelde zich niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
taakstrafgedurende
100 (honderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Quak (voorzitter) en mr. G.W.B. Heijmans, rechters, en kolonel mr. H.C.M. Snellen, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. S. de Rooij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 februari 2020.
Zijnde mr. Quak en kolonel mr. Snellen buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Rijksrecherche, regio West II, opgemaakte processen-verbaal met dossiernummer 20140053, gesloten op 26 januari 2016, 22 februari 2016 en 30 juli 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het schriftelijke bescheid, zijnde de personeelsadministratie van verdachte p. 6069, alsmede het proces-verbaal van relaas p. 6006 en het proces-verbaal van verhoor verdachte p. 3031.
3.Het proces-verbaal van relaas p. 6008-6009, alsmede het proces-verbaal van bevindingen p. 6129-6132.
4.Het proces-verbaal van bevindingen p. 6133 en het schriftelijke bescheid zijnde een overzicht van de bevragingen middels het account van [naam 1] p. 6134-6136, alsmede het proces-verbaal van relaas p. 6340 en het schriftelijke bescheid zijnde een overzicht van de bevragingen middels het account van [naam 2] p. 6427-6429.
5.Het schriftelijke bescheid zijnde een overzicht van de bevragingen middels het account van [naam 1] p. 6134.
6.Het proces-verbaal van bevindingen p. 6017.
7.Het proces-verbaal van bevindingen p. 6145; het schriftelijke bescheid zijnde een overzicht van de contacten tussen de telefoonnummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer] p. 6147.
8.Het proces-verbaal van relaas p. 6018 en 6019.
9.Het proces-verbaal van relaas p. 6018, alsmede het proces-verbaal van bevindingen p. 6144-6145.
10.Het proces-verbaal van relaas p. 6018.
11.Het schriftelijke bescheid zijnde een overzicht van de bevragingen middels het account van [naam 1] p. 6134.
12.Het proces-verbaal van relaas p. 6018.
13.Het proces-verbaal van relaas p. 6019, alsmede het schriftelijke bescheid zijnde een overzicht van de contacten tussen de telefoonnummers [telefoonnummer] en [telefoonnummer] p. 6147.
14.Het schriftelijke bescheid zijnde een overzicht van de bevragingen middels het account van [naam 2] p. 6427.
15.Het proces-verbaal van relaas p. 17233-17234.
16.Het schriftelijke bescheid zijnde een mutatie van een gesprek tussen het telefoonnummer [telefoonnummer] en [telefoonnummer] d.d. 7 april 2015 om 12.05 uur p. 6328, alsmede het proces-verbaal van relaas p. 6025.
17.Het schriftelijke bescheid zijnde een overzicht van de bevragingen middels het account van [naam 1] p. 6135.
18.Het proces-verbaal van relaas p. 6026.
19.Het proces-verbaal van bevindingen p. 6198.
20.Het proces-verbaal van bevindingen p. 6199.
21.Het schriftelijke bescheid zijnde een overzicht van de bevragingen middels het account van [naam 1] p. 6135.
22.Het proces-verbaal van relaas p. 6027.
23.Het proces-verbaal van bevindingen p. 6200.
24.Het proces-verbaal van relaas p. 6027.
25.Het schriftelijke bescheid zijnde een overzicht van de bevragingen middels het account van [naam 1] p. 6135.
26.Het proces-verbaal van relaas p. 6028.
27.Het proces-verbaal van bevindingen p. 6201-6203.
28.Het schriftelijke bescheid zijnde een mutatie van een gesprek tussen het telefoonnummer [telefoonnummer] en [telefoonnummer] d.d. 1 juni 2015 om 12.13 uur p. 6330.
29.Het schriftelijke bescheid zijnde een overzicht van de bevragingen middels het account van [naam 1] p. 6135.
30.Het proces-verbaal van relaas p. 6029.
31.Het proces-verbaal van bevindingen p. 6206.
32.Het proces-verbaal van relaas p. 6032.
33.Het proces-verbaal van bevindingen p. 6222.
34.Het proces-verbaal van relaas p. 6006, alsmede het proces-verbaal van bevindingen p. 6082-6084.
35.Het schriftelijke bescheid zijnde een overzicht van de bevragingen middels het account van [naam 1] p. 6135.
36.Het proces-verbaal van relaas p. 6341.
37.Het proces-verbaal van sporenonderzoek p. 6517-6518, alsmede het proces-verbaal van relaas p. 6341.