Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
(…)
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 17 februari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een schoonheidsspecialiste, hierna aangeduid als verzoekende partij, en haar werkgever, een eenmanszaak, hierna aangeduid als verwerende partij. De verzoekende partij was sinds 19 november 2014 in dienst bij de verwerende partij en had een salaris van € 2.106,- bruto per maand. De verwerende partij heeft de verzoekende partij op 12 november 2019 op staande voet ontslagen, omdat zij producten uit de salon had meegenomen zonder deze correct af te rekenen en haar moeder een te laag bedrag had berekend voor een behandeling. De verzoekende partij heeft het ontslag betwist en verzocht om vernietiging van het ontslag en betaling van haar salaris en een transitievergoeding.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekende partij inderdaad producten had meegenomen zonder de verschuldigde btw te betalen en haar moeder een te laag bedrag in rekening had gebracht voor de behandeling. De rechtbank oordeelde dat deze gedragingen een dringende reden voor ontslag op staande voet vormden. De verzoekende partij had erkend dat zij de producten verkeerd had afgerekend, maar stelde dat dit het gevolg was van onduidelijkheid over de prijzen. De rechtbank oordeelde echter dat de verzoekende partij voldoende op de hoogte had moeten zijn van de geldende regels en dat haar excuses niet voldoende waren om het ontslag te rechtvaardigen.
De rechtbank wees de verzoeken van de verzoekende partij af en oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was. Tevens werd de verzoekende partij in de proceskosten veroordeeld. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.