ECLI:NL:RBGEL:2019:758

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 februari 2019
Publicatiedatum
25 februari 2019
Zaaknummer
18/874
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift inzake inbeslagname van schilderijen en waarheidsvinding in strafrechtelijk onderzoek

Op 15 februari 2019 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift van een klaagster met betrekking tot de inbeslagname van twee schilderijen. Deze schilderijen waren in beslag genomen op 18 december 2017 naar aanleiding van een rechtshulpverzoek van Interpol Rome, in verband met een diefstal uit de Abdij van Santa Maria in Silvis, Italië, in mei 2002. De klaagster, vertegenwoordigd door haar raadsman mr. F.E.J. Janzing, stelde dat de inbeslagname ongegrond was, omdat zij bereid was de schilderijen ter beschikking te stellen voor onderzoek en dat het strafvorderlijk belang niet meer aanwezig was. De officier van justitie, mr. M.J. van Dijck, verzet zich tegen de teruggave van de schilderijen, stellende dat deze kunstwerken geïdentificeerd zijn als gestolen en dat het belang van waarheidsvinding voortzetting van het beslag vordert.

De rechtbank overwoog dat het onderzoek in raadkamer een voorlopig karakter heeft en dat de inbeslagname is geschied ter uitvoering van een rechtshulpverzoek. De rechtbank concludeerde dat het strafvorderlijk belang, te weten de waarheidsvinding, voortzetting van het beslag nog vordert. De klaagster werd niet als rechthebbende aangemerkt, omdat zij had moeten weten dat het om gestolen kunstwerken ging. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond, maar gaf aan dat zodra het authenticiteitsonderzoek is afgerond, de schilderijen aan de klaagster geretourneerd moeten worden, ook als deze gestolen blijken te zijn. De beslissing benadrukt de noodzaak van een civiele procedure om te bepalen wie de rechthebbende is en of de klaagster recht heeft op compensatie.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Raadkamernummer: 18/874
Datum uitspraak: 15 februari 2019
Beschikkingvan de meervoudige raadkamer inzake het op 1 oktober 2018 bij deze rechtbank ingekomen klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, van:

[klaagster]

Statutair gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
Vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger] .
Raadsman: mr. F.E.J. Janzing, advocaat te Wijchen.

De procedure

Naar aanleiding van een rechtshulpverzoek van Interpol Rome, gedateerd 11 december 2017, zijn op 18 december 2017 onder klaagster twee kunstwerken in beslag genomen en is zij als bewaarder van de kunstwerken aangesteld. Op 25 september 2018 heeft het Openbaar Ministerie, naar aanleiding van een Europees Opsporingsbevel d.d. 20 februari 2018, de twee kunstwerken feitelijk onder eigen beheer genomen.
In openbare raadkamer van 1 februari 2019 zijn gehoord:
- klaagster, vertegenwoordigd door haar directeur [naam bestuurder] ;
- de raadsman mr. F.E.J. Janzing;
- de officier van justitie, mr. M.J. van Dijck.
Beide partijen hebben daarbij een schriftelijke pleitnota c.q. conclusie overgelegd.

De gang van zaken

Aan het raadkamerdossier en de bespreking daarvan, kan het volgende worden ontleend.
- In mei 2002 zijn diverse schilderijen, fresco’s en archeologische artefacten gestolen uit de ‘Abdij van Santa Maria in Silvis’ in Sesto al Reghena, Pordenone, Italië, waaronder:
  • Afbeelding van God de Vader, H. Petrus, H. Johannes en H. Ignatius;
  • Afbeelding van Maria Onbevlekte Ontvangenis, H. Eligius, H. Catharina, H. Stephanus.
- In november 2015 zijn via het veilingbedrijf [naam 2] te Arnhem vier schilderijen verhandeld, die werden aangeboden door [betrokkene] (afrekening 10 november 2015):
  • 114: Italiaanse School (18e eeuw) – altaarstuk met Heilige, draak, cupido’s en figuren – toogvormig doek – 258 x 126 cm, voor € 2.400;
  • 115: Italiaanse School (18e eeuw) – altaarstuk met Heilige, Petrus, engelen en figuren – toogvormig doek – 258 x 126 cm, € 2.900;
  • 116: Italiaanse School (18e eeuw) – altaarstuk met Maria – toogvormig doek – 270 x 104 cm (verf beschadigd), voor € 200;
  • 117: Italiaanse School, (1760) – altaarstuk met Madonna, kindje Jezus, cupido’s en figuren – 224 x 113 cm (beschadigd), voor € 200.
- Twee van deze schilderijen zijn gekocht door [klaagster] (afrekening 12 november 2015):
  • 114: Italiaanse School, 18e eeuw – altaarstuk met Heilige, draak, cupido’s en figuren – toogvormig doek – 258 x 126 cm, € 2.400;
  • 115: Italiaanse School, 18e eeuw – altaarstuk met Heilige, Petrus, engelen en figuren – toogvormig doek – 258 x 126 cm, € 2.900.
- In november 2017 wordt door de Italiaanse politie geconstateerd dat op de website van [klaagster] twee altaarstukken uit de 18e eeuwse Italiaanse School worden aangeboden. Deze schilderijen worden herkend als afkomstig uit en gestolen van de Abdij (blz. 8 Italiaans onderzoeksbevel).
- Op 30 november 2017 wordt de medewerking van Interpol Nederland ingeroepen ter identificatie van de huidige bezitters (blz. 8 Italiaans onderzoeksbevel).
- Op 18 december 2017 wordt onder [klaagster] beslag gelegd op de twee schilderijen, met aanstelling van [naam bestuurder] als bewaarder (bijlage 1 bij klaagschrift).
- Op 19 februari 2018 vaardigt het Openbaar Ministerie in Pordenone een Europees Onderzoeksbevel (EOB) uit met het verzoek tot inbeslagname en afgifte van de twee schilderijen en nader onderzoek naar de betrokkenen.
- Op 18 september 2018 wordt de bewaarnemingsovereenkomst opgezegd door het Openbaar Ministerie en wordt [klaagster] mededeling gedaan van het voornemen om de schilderijen af te geven aan de Italiaanse autoriteiten voor waarheidsvinding met betrekking tot de diefstal in de Abdij en eventueel teruggave aan rechthebbende (bijlage 3 bij klaagschrift).
- Op 25 september 2018 worden onder [klaagster] de twee schilderijen feitelijk in beslag genomen, waarbij de kennisgeving van inbeslagname vermeldt:
  • A.01.01: Imaginations of God the Father / St. Peter / St. John / St. Ignace
  • A.01.02: Imaginations of St. Mary Immaculate conceptionis / St. Eligius / St. Catharine / St. Stephanus.

Het standpunt van klaagster

In het klaagschrift en tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft klaagster zich op het standpunt gesteld dat de onder haar in beslag genomen goederen aan haar moeten worden geretourneerd. Daartoe is kort samengevat, aangevoerd dat waarheidsvinding geen grond kan zijn voor het beslag aangezien klaagster bereid is de kunstwerken ter beschikking te stellen voor onderzoek. Het retourneren van de goederen naar de bestolene is geen strafvorderlijk belang dat het voortduren van het beslag kan rechtvaardigen. Klaagster is bovendien aan te merken als rechthebbende van de goederen omdat haar een beroep op de goede trouw ex artikel 3:86 lid 1 BW toekomt. Op het moment dat het bezwaarschrift ongegrond wordt verklaard en de kunstwerken aan Italië worden overgedragen, wordt klaagster feitelijk de mogelijkheid ontnomen om een vergoeding ex artikel 3:86a lid 3 BW te vorderen. Subsidiair stelt klaagster zich daarom op het standpunt dat bij ongegrondverklaring, aan haar een billijke vergoeding ex artikel 3:86a BW ter hoogte van € 7572,00 toekomt.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich verzet tegen teruggave van de in beslag genomen voorwerpen en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De Italiaanse autoriteiten hebben de kunstwerken op foto’s geïdentificeerd als de in 2002 gestolen altaarstukken van de Abdij van Santa Maria in Silvis. Zij hebben via een Europees Onderzoeksbevel om de beslaglegging van de kunstwerken gevraagd ten behoeve van de waarheidsvinding en teruggave aan de rechtmatige eigenaar. Primair stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de goederen in het kader van de waarheidsvinding verstrekt kunnen worden aan Italië. Indien naar Italiaans recht vervolgens wordt besloten dat de goederen geretourneerd mogen worden aan de bestolene, verzet het Nederlandse recht zich hiertegen niet. Aan klaagster komt bovendien ook naar Nederlands recht geen geslaagd beroep op goede trouw toe nu klaagster had behoren te weten dat het gestolen kunstwerken betrof.

De beoordeling

De inbeslagname van de onderhavige schilderijen is geschied ter uitvoering van een rechtshulpverzoek door de Italiaanse autoriteiten. Inmiddels is op 1 juli 2018 de Wet herziening regeling internationale samenwerking in strafzaken,
Stb.2017, 246, in werking getreden. In navolging van partijen gaat de rechtbank uit van deze regeling, ook al is het Italiaanse onderzoeksbevel uitgevaardigd en zijn de schilderijen in beslag genomen vóór die inwerkingtreding. De mededeling van het voornemen om de schilderijen aan de Italiaanse autoriteiten af te geven, is immers van 18 september 2018. Ingevolge artikel 5.1.11 Sv kan een belanghebbende dan een klaagschrift ex artikel 552a Sv indienen met verzoek de schilderijen aan hem terug te geven.
Het klaagschrift is tijdig ingediend.
Vooropgesteld moet worden dat het onderzoek in raadkamer bij beklagzaken als de onderhavige een summier en voorlopig karakter draagt en dat de rechtbank niet ten gronde mag treden in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren procedure in de hoofd- of ontnemingszaak omdat ten tijde van een dergelijke procedure veelal het dossier zoals dat uiteindelijk aan de zittingsrechter in de hoofd- of ontnemingszaak zal worden voorgelegd, nog niet compleet is en omdat voorkomen moet worden dat de beklagrechter vooruitloopt op het in de hoofd- of de ontnemingszaak te geven oordeel (vgl. HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654).
Het beslag is gegrond op artikel 94 Sv en behelst een strafvorderlijk beslag. Het Openbaar Ministerie heeft te kennen gegeven dat het voornemens is de kunstwerken over te dragen aan de Italiaanse autoriteiten ten behoeve van de waarheidsvinding én teruggave aan de rechtmatige eigenaar. Indien blijkt dat de kunstwerken inderdaad de gestolen kunstwerken zijn, stelt de officier van justitie dat klaagster (ook) naar Nederlands recht niet als rechthebbende moet worden aangemerkt. Klaagster, een professionele handelaar, wist of had moeten weten dat het gestolen kunstwerken betrof nu de kunstwerken op internet als ‘gestolen’ stonden vermeld. Aan klaagster komt om die reden geen geslaagd beroep op goede trouw toe.
Vooralsnog staat niet vast dat de onderhavige, onder [klaagster] in beslag genomen schilderijen inderdaad afkomstig zijn van de diefstal uit de Abdij van Santa Maria in Silvis. Blijkens een opmerking in het Italiaanse Onderzoeksbevel zijn de afbeeldingen op de website van [klaagster] door een secretaresse annex toeristengids herkend als de schilderijen die in 2002 uit de Abdij zijn gestolen. Dit is vooralsnog onvoldoende om uit te kunnen gaan van overeenstemming. In het Onderzoeksbevel worden de schilderijen omschreven als “altaarstukken van respectievelijk heiligen en de Onbevlekte Maagd in Glorie tussen de Heiligen”. In een notitie van het Italiaanse ministerie van Cultureel Erfgoed, met daarin de beoordeling door dr. [naam 3] , is een andere omschrijving opgenomen, namelijk:
  • olieverfschilderij, 247 x 120 cm (incl lijst), voorstellend de heiligen Petrus, Johannes de Doper, Andreas en Valentijn;
  • olieverf op doek, 247 x 120 cm (incl lijst), voorstellend de Onbevlekte Maagd in glorie en hoofden van gevleugelde putti en de heiligen Franciscus uit Paola, Hiëronymus, Eurosias en Martinus,
  • beide toegeschreven aan de Friulaanse kunstenaar Biagio Cestari uit Osoppo.
Deze schilderijen worden door de deskundige [naam 3] aangemerkt als schilderijen van cultureel belang conform de Italiaanse wet, met een waarde van € 20.000 resp. € 25.000.
De afrekeningen van het veilinghuis, waar [klaagster] de schilderijen heeft gekocht, geven niet alleen een andere omschrijving, maar ook andere maten.
De eerste vraag die de raadkamer dient te beantwoorden is of er op dit moment nog een strafvorderlijk belang aanwezig is dat voortzetting van het beslag vordert. De raadkamer overweegt dat nog niet is vastgesteld dat de in beslag genomen kunstwerken daadwerkelijk de gestolen altaarstukken uit de Abdij van Santa Maria in Silvis zijn. Het strafvorderlijk belang vordert handhaving van het beslag nu de kunstwerken ten behoeve van de waarheidsvinding onderzocht moeten worden op authenticiteit. [klaagster] heeft zich ook niet verzet tegen een dergelijk onderzoek.
De raadkamer zal het beklag ongegrond verklaren nu de waarheidsvinding in het strafrechtelijk onderzoek in Italië naar de diefstal in de Abdij zulks vordert. Dat is evenwel anders ten aanzien van het voornemen van het Openbaar Ministerie om de schilderijen terug te geven aan de rechthebbende (c.q. aan de Italiaanse autoriteiten, die in deze procedure hebben te gelden als vertegenwoordiger of zaakwaarnemer van de Abdij).
Het gaat hier immers om gestolen cultureel erfgoed (er van uitgaande dat de onderhavige schilderijen inderdaad van deze diefstal afkomstig zijn). In dat verband is van belang de Richtlijn 2014/60/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht en houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 (PbEU 2014, L 159). Deze richtlijn voorziet in regelgeving voor procedures om gestolen cultureel erfgoed terug te geven aan de rechtmatige eigenaar. Ter implementatie daarvan is onder meer artikel 3:86a BW aangepast. In deze bepaling wordt de derdenbescherming van de koper te goeder trouw, die een goed heeft verkregen van een beschikkingsonbevoegde, terzijde gesteld indien een EU-lidstaat dat goed opeist. Artikel 10 van de Richtlijn voorziet in de mogelijkheid van financiële compensatie, indien de koper van een gestolen cultuurgoed bij de aankoop te goeder trouw was.
De raadkamer overweegt dat de Italiaanse autoriteiten ook de mogelijkheid hebben om een revindicatieprocedure als bedoeld in artikel 1008 WvBRv te starten. Doordat zij niet deze weg van de revindicatieprocedure, maar de weg van strafvorderlijk beslag hebben gekozen, wordt klaagster de aanspraak op een billijke vergoeding ontnomen. De raadkamer overweegt dat de beoordeling of klaagster naar Nederlands recht rechthebbende is, het bereik van deze klaagschriftprocedure te boven gaat. Beoordeeld zal moeten worden of klaagster voldoende onderzoek heeft verricht naar de aangeboden kunstwerken voordat hij deze kocht. Deze beoordeling behoeft specialistische kennis en de raadkamer sluit niet uit dat hiervoor ook in een civiele procedure deskundigen geraadpleegd moeten worden. Dat de civiele procedure slechts subsidiair is aan een strafrechtelijke afwikkeling, zoals gesteld door het Openbaar Ministerie, blijkt niet uit de toepasselijke regelgeving.
Indien de Italiaanse autoriteiten van mening zijn dat niet klaagster maar de Abdij van Santa Maria in Silvis, dan wel een ander, rechthebbende is van de kunstwerken, dienen zij een revindicatieprocedure als voormeld te starten waarbij beoordeeld wordt wie rechthebbende is van de kunstwerken en of aan klaagster een compensatie toekomt. De waarborgen uit deze revindicatieprocedure zouden worden omzeild indien de kunstwerken in het kader van het strafvorderlijk beslag worden teruggegeven aan de Abdij van Santa Maria in Silvis.
Conclusie
Bovenstaande overwegingen leiden tot de conclusie dat de raadkamer het klaagschrift ongegrond verklaart nu het strafvorderlijke belang, te weten de waarheidsvinding, voortzetting van het beslag nog vordert. Zodra het authenticiteitsonderzoek is afgerond, vervalt het strafvorderlijk belang en zullen de kunstwerken geretourneerd moeten worden aan klaagster. Het Openbaar Ministerie dient te bewerkstelligen dat de in beslag genomen kunstwerken geretourneerd worden aan klaagster, ook als deze gestolen blijken te zijn. Een civiele procedure ex artikel 1008 Rv zal daarna moeten uitwijzen wie rechthebbende is en of klaagster al dan niet dient te worden gecompenseerd.
Geheel ten overvloede merkt de raadkamer op dat het voorstelbaar is dat de betrokken partijen, indien en zodra is komen vast te staan dat de onderhavige schilderijen gestolen zijn uit de Abdij, in overleg treden over een billijke compensatie voor [klaagster] , indien deze aannemelijk kan maken te goeder trouw te zijn geweest bij de aankoop, zoals bedoeld in de Richtlijn. Immers, ook [klaagster] heeft erkend dat gestolen kunstwerken als uitgangspunt dienen te worden terug gegeven aan de rechtmatige eigenaar.

De beslissing

De raadkamer
verklaart het klaagschrift ongegrond voor zover het strafvorderlijk belang ziet op het doen verrichten van een authenticiteitsonderzoek naar de onderhavige schilderijen;
verklaart het klaagschrift gegrond en beveelt de teruggave van de in beslaggenomen goederen aan klaagster zodra het authenticiteitsonderzoek is afgerond en strafvorderlijk belang het beslag derhalve niet langer vordert.
Deze beslissing is gegeven door mr. F.J.H. Hovens, als voorzitter, mr. H.C. Leemreize en mr. L.M. Vogel, als rechters in tegenwoordigheid van mr. L. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 februari 2019.