Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.024;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 170 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.S.T. Belt, voorzitter, mr. J.J.W.P. van Gastel en mr. M.J.M. Verhoeven, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Mengerink, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 2.1, eerste lid, van de Awb luidt als volgt:
“Een ieder kan zich ter behartiging van zijn belangen in het verkeer met bestuursorganen laten bijstaan of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen.”
Artikel 3:40 van de Awb luidt als volgt:
“Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.”
Artikel 3:41, eerste lid, van de Awb luidt als volgt:
“De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.”
Artikel 3:43 van de Awb luidt als volgt:
“1 Tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan degenen die bij de voorbereiding ervan hun zienswijze naar voren hebben gebracht. Aan een adviseur als bedoeld in artikel 3:5 wordt in ieder geval mededeling gedaan indien van het advies wordt afgeweken.
2 Bij de mededeling van een besluit wordt tevens vermeld wanneer en hoe de bekendmaking ervan heeft plaatsgevonden.”
Artikel 3:44 van de Awb luidt als volgt:
“1 Indien bij de voorbereiding van het besluit toepassing is gegeven aan afdeling 3.4, geschiedt de mededeling, bedoeld in artikel 3:43, eerste lid:
a. met overeenkomstige toepassing van de artikelen 3:11 en 3:12, eerste of tweede lid, en derde lid, onderdeel a, met dien verstande dat de stukken ter inzage liggen totdat de beroepstermijn is verstreken, en
b. door toezending van een exemplaar van het besluit aan degenen die over het ontwerp van het besluit zienswijzen naar voren hebben gebracht.”
Artikel 6:8, eerste lid, van de Awb luidt als volgt:
“De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.”
Artikel 6:17 van de Awb luidt als volgt:
“Indien iemand zich laat vertegenwoordigen, stelt het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar of beroep te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in ieder geval ter beschikking aan de gemachtigde.”
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 6:1 van de Wabo luidt als volgt:
“1 Een beschikking krachtens deze wet treedt in werking met ingang van de dag na haar bekendmaking.
2 In afwijking van het eerste lid treedt een beschikking in werking met ingang van de dag na afloop van de termijn, bedoeld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht, voor het indienen van:
b. een beroepschrift in gevallen waarin zij is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Besluit omgevingsrecht
Artikel 5.5, vierde lid, van het Bor luidt als volgt:
“Aan een omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden verbonden, en voor zover die vergunning betrekking heeft op een IPPC-installatie worden daaraan in ieder geval voorschriften verbonden, inhoudende dat:
a. door monitoring of op een andere wijze wordt bepaald of aan de vergunningvoorschriften, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt voldaan, waarbij:
1°. de wijze van bepaling wordt aangegeven, die ten minste betrekking heeft op de methode en frequentie van de bepaling en de procedure voor de beoordeling van de bij die bepaling verkregen gegevens, en die tevens betrekking kan hebben op de organisatie van die bepalingen en beoordelingen en op de registratie van die gegevens en de resultaten van die beoordeling;
2°. monitoringseisen worden gebaseerd op voor die IPPC-installatie relevante BBT-conclusies en bij ministeriële regeling aangewezen informatiedocumenten over beste beschikbare technieken;
b. de bij die bepaling verkregen gegevens aan het bevoegd gezag regelmatig en ten minste jaarlijks moeten worden gemeld of ter inzage gegeven of anderszins ter beschikking moeten worden gesteld van het bevoegd gezag.”
De BBT-conclusies:
“
Milieubeheersystemen (MBS)
BBT 1. Om de algehele milieuprestaties van boerderijen te verbeteren, is de BBT een milieubeheersysteem (MBS) invoeren en naleven waarin alle volgende elementen zijn opgenomen:
1. betrokkenheid van het management, met inbegrip van het senior management;
2. uitwerking door het management van een milieubeleid dat de continue verbetering van de milieuprestaties van de installatie omvat;
3. planning en vaststelling van de noodzakelijke procedures, doelstellingen en streefcijfers, samen met de financiële planning en investeringen;
4. uitvoering van procedures met bijzondere aandacht voor:
a. a) structuur en verantwoordelijkheid;
b) opleiding, bewustmaking en bekwaamheid;
d) betrokkenheid van de werknemers;
f) doeltreffende procesbeheersing;
g) onderhoudsprogramma's;
h) paraatheid bij noodsituaties en rampenplannen;
i. i) waarborgen van de naleving van de milieuwetgeving; 21.2.2017 L 43/235 Publicatieblad van de Europese Unie NL
5. het controleren van de prestaties en het nemen van corrigerende maatregelen, met bijzondere aandacht voor:
a. a) monitoring en meting (zie ook het referentiedocument van het GCO inzake de monitoring van emissies afkomstig van IED-installaties — ROM);
b) corrigerende en preventieve maatregelen;
c) het bijhouden van gegevens;
d) (waar mogelijk) onafhankelijke interne en externe audit om te bepalen of het MBS voldoet aan de voorgenomen regelingen en naar behoren wordt uitgevoerd en gehandhaafd;
6. evaluatie van het MBS en de continue controle door het senior management om na te gaan of het systeem nog steeds geschikt, adequaat en doeltreffend is;
7. volgen van de ontwikkelingen op het vlak van schonere technologieën;
8. bij de ontwerpfase van een nieuwe installatie rekening houden met de milieueffecten tijdens de volledige levensduur en de latere ontmanteling ervan;
9. op regelmatige basis een sectorale benchmarking uitvoeren (bv. sectoraal referentiedocument van EMAS). Specifiek voor de sector van de intensieve pluimvee- of varkenshouderij is de BBT ook de volgende elementen in het MBS opnemen:
10. uitvoering van een geluidsbeheersplan (zie BBT 9);
11. uitvoering van een geurbeheersplan (zie BBT 12).