In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 29 november 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres en gedaagde. Eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. Ph.J.N. Aarnoudse, vorderde ontruiming van de woning die zij samen met haar ex-echtgenoot, [Naam 1], bezat. Na de ontbinding van hun huwelijk op 23 november 2017, was er een convenant opgesteld waarin afspraken waren gemaakt over de toebedeling van de woning en de hypotheek. Eiseres stelde dat gedaagde, die bij [Naam 1] was ingetrokken, zonder recht of titel in de woning verbleef en dat er geen geldige huurovereenkomst was. Gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. P-P.F. Tummers, betwistte dit en voerde aan dat zij een rechtsgeldige huurovereenkomst had met [Naam 1]. De voorzieningenrechter oordeelde dat de huurovereenkomst als schijnconstructie moest worden aangemerkt, omdat gedaagde feitelijk bij [Naam 1] was ingetrokken en er geen sprake was van een ter beschikkingstelling van de woning. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van 30 dagen voor gedaagde om de woning te verlaten. Tevens werd gedaagde veroordeeld in de proceskosten.