ECLI:NL:RBGEL:2019:5662
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toeslagenwet en pensioeninkomsten in relatie tot WW-uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een vrouw die een WW-uitkering ontvangt, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had verzocht om een toeslag op haar WW-uitkering op grond van de Toeslagenwet, maar het UWV had deze toeslag ten onrechte toegekend en later weer ingetrokken. Eiseres ontving naast haar WW-uitkering ook pensioeninkomsten van twee pensioenfondsen, wat volgens het UWV haar recht op toeslag beïnvloedde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres sinds 15 juni 2016 een WW-uitkering ontvangt en dat zij op 11 maart 2019 een aanvraag voor een toeslag heeft ingediend. Het UWV had eerder op 14 maart 2019 besloten dat eiseres recht had op een toeslag van € 2,96 per dag, maar dit besluit werd later gewijzigd. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres geen recht had op toeslag over de periode van 11 maart 2018 tot en met 12 maart 2019, omdat haar inkomen door de pensioeninkomsten hoger was dan het sociaal minimum.
Eiseres voerde aan dat de pensioeninkomsten die voortvloeien uit een pensioenverevening bij echtscheiding niet als haar inkomen moeten worden gekwalificeerd. De rechtbank oordeelde echter dat volgens de wetgeving, met name artikel 2:4 van het Algemeen inkomensbesluit sociale zekerheidswetten (AISZ), deze pensioeninkomsten wel degelijk meetellen voor de bepaling van het recht op toeslag. De rechtbank concludeerde dat het UWV geen fout had gemaakt en dat eiseres geen recht had op de gevraagde toeslag. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.