ECLI:NL:RBGEL:2019:529

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 februari 2019
Publicatiedatum
12 februari 2019
Zaaknummer
05/841220-16 en 05/155607-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf wegens meerdere diefstallen en verduistering

Op 11 februari 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verzorgster die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen en verduistering in verzorgingstehuizen in Huissen en Nijmegen. De verdachte, geboren in 1975, heeft in de periode van 2015 tot en met 2017 geld weggenomen van verschillende bewoners van deze verzorgingstehuizen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data geldbedragen heeft gestolen, variërend van €10 tot €500, en dat zij dit deed met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden, met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de ernst van de feiten, het misbruik van vertrouwen van de kwetsbare bewoners en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar psychische problemen. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten, wat in haar voordeel is meegewogen. De rechtbank heeft de vorderingen van benadeelde partijen tot schadevergoeding toegewezen, met uitzondering van enkele vorderingen die niet ontvankelijk zijn verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers : 05/841220-16 en 05/155607-18
Datum uitspraak : 11 februari 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1975 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 28 januari 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
ten aanzien van parketnummer 05/841220-16
1.
zij op of omstreeks 25 juli 2016 te Huissen, gemeente Lingewaard, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 20 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
zij in of omstreeks de periode van 5 december 2015 t/m 4 februari 2016 te Huissen, gemeente Lingewaard, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een) geldbedrag(en) van 500 euro en/of 150 euro en/of 30 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
zij in of omstreeks de periode van 1 mei 2016 t/m 15 juni 2016 te Huissen, gemeente Lingewaard, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een) geldbedrag(en) van 420 euro en/of 150 euro en/of 50 euro en/of 20 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4.
zij in of omstreeks 01 juni 2016 t/m 15 juni 2016 te Huissen, gemeente Lingewaard, opzettelijk (een) geldbedrag(en) van 70 euro en/of 150 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk geldbedrag verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten ter betaling van een rekening van die [slachtoffer 3] , wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
5.
zij in of omstreeks de periode van 20 april 2016 t/m 20 augustus 2016 te Huissen, gemeente Lingewaard, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een) geldbedrag(en) (uit een enveloppe) van (telkens) 10 euro en/of 15 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
6.
zij in of omstreeks de periode van 25 mei 2016 t/m 26 mei 2016 te Huissen, gemeente Lingewaard, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 10 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
7.
zij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks 13 maart 2016 t/m 16 maart 2016 te Huissen, gemeente Lingewaard, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldkistje heeft weggenomen (een) geldbedrag(en) van 30 euro en/of 200 euro en/of 50 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel immers heeft zij, verdachte, door middel van het gebruik van een aldaar door haar in een lade aangetroffen sleutel en/of door haar van die [slachtoffer 5] ontvangen sleutel voornoemde geldkist geopend;
8.
zij in of omstreeks de periode van 20 december 2015 t/m 1 januari 2016 te Huissen, gemeente Lingewaard, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een) geldbedrag(en) van 40 euro en/of 50 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
9.
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 t/m 01 februari 2016 te Huissen, gemeente Lingewaard, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (verschillende) (een) geldbedrag(en) van meermalen, in elk geval een maal 50 euro en/of 14 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, immers heeft zij, verdachte, door middel van het gebruik van een haar niet in rechte toekomende sleutel voornoemde geldkist geopend;
10.
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 december 2015 t/m 20 mei 2016 te Huissen, gemeente Lingewaard, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een) geldbedrag(en) van (in totaal ongeveer) 200 euro en/of 40 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
11.
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 mei t/m 30 juni 2016 te Huissen, gemeente Lingewaard, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een) geldbedrag(en) van 90 euro en/of 10 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 9] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
12.
zij in of omstreeks de periode van 23 maart 2016 t/m 10 april 2016 te Huissen, gemeente Lingewaard, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een) geldbedrag(en) van 150 euro en/of 50 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 10] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
13.
zij in of omstreeks de periode van 10 september 2015 t/m 11 februari 2016 te Huissen, gemeente Lingewaard, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een) geldbedrag(en) van 100 euro en/of 10 euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 11] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
en ten aanzien van parketnummer 05/155607-18, dat
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 september 2017 tot en met 15 december 2017 te Nijmegen, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening meermalen, althans eenmaal, heeft weggenomen (telkens) een of meerdere geldbedrag(en) en/of een gouden broche, althans een of meerdere siera(a)d(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 12] en/of [slachtoffer 13] en/of mevrouw [slachtoffer 14] en/of meneer [slachtoffer 15] en/of meneer [slachtoffer 16] en/of mevrouw [slachtoffer 17] en/of mevrouw [slachtoffer 18] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/841220-16 [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte werkte vanaf 1996 tot en met juli 2017 als verzorgster in verzorgingstehuis [naam 1] in Huissen. [2] In de jaren 2015 tot en met 2017 nam zij tijdens haar werkzaamheden geld weg van verschillende bewoners van dit verzorgingstehuis. Zo heeft zij geld weggenomen van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] . Verdachte heeft geen andere verklaring voor het plegen van deze diefstallen gegeven dan haar privé-situatie. Haar oudste zoon is autistisch en zij kreeg maar moeilijk vat op hem. Dit leidde tussen 2015 en 2017 tot explosieve situaties thuis waarbij zij zich eenzaam voelde. Ondanks de aandrang die zij daardoor voelde om te stelen, heeft verdachte verklaard dat zij met hart en ziel heeft gewerkt en de bewoners geen pijn wilde doen. [3]
Met betrekking tot feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal van € 20,- van de [slachtoffer 1] .
Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft bekend dat zij schuldig is aan het onder feit 1 tenlastegelegde.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster [naam 2] heeft aangifte gedaan namens [slachtoffer 1] van diefstal van € 20,- in Huissen, in de gemeente Lingewaard, op 25 juli 2016. Dit betrof ‘lokgeld’ dat de politie had neergelegd om te kunnen achterhalen wie geld stal in [naam 1] . Deze gedraging is op camerabeelden te zien. [4] Getuige [getuige] heeft op deze camerabeelden verdachte herkend als zijnde de dader. [5]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 tenlastegelegde.
Met betrekking tot feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 2 ten laste gelegde diefstal van € 500,- van [slachtoffer 2] .
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van diefstal van geld uit zijn kamer in [naam 1] in Huissen, in de gemeente Lingewaard, in de periode 5 december 2015 tot 4 februari 2016. Hij heeft verklaard dat zijn nichtje € 500,- voor hem had gepind. Dit geld heeft hij in zijn portemonnee gedaan en in een kastje bovenop de dvd-speler gelegd. De volgende dag bleek er geld uit zijn portemonnee verdwenen te zijn. Hij heeft verder verklaard dat er eerder bedragen zijn verdwenen: een keer € 50,- en een keer € 100,-. Hoewel zijn kamer was afgesloten, heeft het personeel een sleutel van zijn kamer. [6]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij geld van aangever heeft weggenomen en dat het kan kloppen dat het om € 500,- gaat. [7]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich € 500,- wederrechtelijk heeft toegeëigend. De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich in zoverre schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 2 ten laste gelegde. Verdachte zal worden vrijgesproken voor zover de tenlastelegging ziet op het wegnemen van € 150,- en € 30,-, nu hiertoe onvoldoende wettig bewijs bestaat.
Met betrekking tot feit 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 3 ten laste gelegde diefstal van € 150,- van [slachtoffer 3] .
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer 3] heeft aangifte gedaan van diefstal van geld uit zijn kamer in [naam 1] in Huissen, in de gemeente Lingewaard, in de periode 1 mei 2016 tot 15 juni 2016. Begin mei 2016 heeft hij € 420,- van zijn buurman ontvangen voor de verkoop van een wasmachine en wasdroger. Dit geld heeft hij in zijn portemonnee gedaan en in de opening van zijn kastje gelegd. Op een gegeven moment wilde hij het geld pakken uit zijn portemonnee en bleek dat het volledige bedrag van € 420,- weg was. [8]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij een briefje van € 50,- uit de broekzak van aangever heeft gehaald en later nog een keer een briefje van € 20,-. [9] Ter terechtzitting heeft zij verklaard dat dit in de ten laste gelegde periode is gebeurd en dat zij het geld uit de portemonnee van aangever heeft gehaald. [10] Verdachte heeft ontkend € 420,- van aangever te hebben gestolen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank aannemelijk dat de bedragen die verdachte zegt te hebben weggenomen, deel uitmaakten van de oorspronkelijke € 420,- die aangever in zijn portemonnee had bewaard. De rechtbank acht aldus bewezen dat verdachte zich een bedrag van € 50,- en van € 20,- wederrechtelijk heeft toegeëigend. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan het onder 3 ten laste gelegde feit. De rechtbank zal verdachte vrijspreken voor zover de tenlastelegging betrekking heeft op bedragen van € 420,- en € 150,- euro, nu hiertoe onvoldoende wettig bewijs bestaat. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat zij ook € 150,- heeft weggenomen, maar zij heeft verklaard dat zij dit bedrag heeft weggenomen uit een enveloppe uit de kamer van aangever en niet uit zijn portemonnee. De verklaring van verdachte wordt daarmee niet ondersteund door een ander wettig bewijsmiddel zoals bijvoorbeeld de inhoud van de aangifte. Gelet op het bepaalde in artikel 341, vierde lid van het Wetboek van Strafvordering kan de rechtbank het begaan van een tenlastegelegd feit niet uitsluitend aannemen op de verklaring van de verdachte.
Met betrekking tot feit 4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 4 ten laste gelegde verduistering van
€ 70,- van [slachtoffer 3] .
Beoordeling door de rechtbank
In zijn aangifte van 8 augustus 2016 heeft [slachtoffer 3] tevens verklaard dat hij tussen 1 mei 2016 en 15 juni 2016 € 150,- aan verdachte heeft gegeven, zodat zij kleding voor hem kon bestellen. Verdachte heeft vijf kledingstukken voor hem besteld, waarvan er drie pasten en twee niet. Zij zou de twee kledingstukken die niet pasten terugsturen naar [naam 3] en het resterende bedrag van ongeveer € 70,- aan aangever terug geven. Aangever heeft dit geld echter nooit van haar ontvangen. [11]
Verdachte heeft verklaard dat zij € 150,- van aangever heeft gekregen om kleding voor hem te bestellen bij [naam 3] . Na levering heeft zij één broek teruggestuurd. Volgens verdachte heeft zij de rekening voor de kleding niet betaald en heeft zij ook geen geld teruggegeven aan aangever, omdat zij dit reeds aan andere zaken had uitgegeven. [12]
Nu verdachte het geld (dat nog over was van het bedrag dat zij van aangever heeft gekregen) niet aan aangever heeft teruggegeven, maar voor persoonlijke doeleinden heeft gebruikt, heeft verdachte zich dit geld wederrechtelijk toegeëigend. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit voor zover dat betrekking heeft op het toe-eigenen van enig geldbedrag. Van het meer of anders tenlastegelegde zal verdachte worden vrijgesproken.
Met betrekking tot feit 5
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 5 ten laste gelegde diefstal van € 75,- van [slachtoffer 4] .
Beoordeling door de rechtbank
[naam 4] heeft namens haar schoonmoeder [slachtoffer 4] aangifte gedaan van diefstal in [naam 1] in Huissen, in de gemeente Lingewaard, gepleegd in de periode van 20 april 2016 tot en met 20 augustus 2016. [naam 4] beheerde de bankzaken voor haar schoonmoeder. Zo stopte zij altijd € 150,- in een envelop en bewaarde het personeel van [naam 1] deze envelop in de kluis in een kast in de personeelsruimte. Het personeel van [naam 1] had toegang tot die kluis. [naam 4] gaf de envelop met geld meestal aan verdachte, zo ook op 20 april 2016. Medio augustus 2016 hoorde [naam 4] van een andere verzorgende in [naam 1] dat de envelop met geld niet meer in de kluis lag. [naam 4] heeft verklaard niet te weten hoeveel geld er nog in de envelop zat. Haar schoonmoeder had nog wel wat uitgaven gedaan sinds 20 april 2016, maar zij wist niet welk bedrag zij had uitgegeven. Aangeefster had het vermoeden dat er geld was verdwenen. [13]
Verdachte heeft verklaard dat zij in mei of juni 2016 geld heeft gepakt uit de envelop die voor [slachtoffer 4] was bestemd. Van een deel van de inhoud van de envelop heeft zij uitjes betaald, maar zij heeft ook een deel voor zichzelf gebruikt. [14] Ze heeft vaker kleine bedragen uit de envelop weggenomen. Dat was dan € 10,- of € 15,-. [15]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich meerdere keren wederrechtelijk een geldbedrag heeft toegeëigend. De rechtbank merkt daarbij op dat verdachte zowel ten overstaan van de politie als ter terechtzitting heeft bekend meer geld te hebben gestolen dan ten laste is gelegd. Nu niet duidelijk is om welk totaalbedrag het gaat, zal de rechtbank “enig geldbedrag” bewezen verklaren. De rechtbank is van oordeel dat verdachte in zoverre schuldig is aan het onder feit 5 tenlastegelegde.
Met betrekking tot feit 6
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 6 ten laste gelegde diefstal van € 10,- van [slachtoffer 5] .
Beoordeling door de rechtbank
[naam 5] heeft namens zijn moeder [slachtoffer 5] aangifte gedaan van diefstal uit haar kamer in [naam 1] in Huissen, in de gemeente Lingewaard, gepleegd tussen 25 mei 2016 en 26 mei 2016. [naam 5] heeft verklaard dat er € 10,- in de portemonnee van zijn moeder zat op 25 mei 2016. Die dag heeft hij de portemonnee van zijn moeder in haar handtas gedaan en de handtas heeft hij in de kast naast het bed van zijn moeder gezet. De volgende dag was [naam 5] weer bij zijn moeder en zij vroeg hem of hij € 10,- uit haar portemonnee wilde halen. Toen hij de portemonnee uit haar handtas haalde en opende, zag hij dat de € 10,- niet meer in de portemonnee zat. Aangezien zijn moeder het geld niet heeft gebruikt, moet een onbekende het geld hebben weggenomen. [16]
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat zij in de ten laste gelegde periode € 10,- uit de portemonnee van [slachtoffer 5] heeft weggehaald. [17]
De rechtbank overweegt dat verdachte dit geld heeft gepakt zonder dat zij hiervoor toestemming heeft gekregen van [slachtoffer 5] . Verdachte heeft zich het geld wederrechtelijk toegeëigend en de rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 6 tenlastegelegde.
Met betrekking tot feit 7
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 7 ten laste gelegde diefstal door middel van een valse sleutel van € 50,- van [slachtoffer 5] .
Beoordeling door de rechtbank
[naam 5] heeft eveneens aangifte gedaan namens zijn moeder [slachtoffer 5] van een andere diefstal uit haar kamer in [naam 1] in Huisen, in de gemeente Lingewaard, gepleegd tussen 13 maart 2016 en 16 maart 2016. Op 13 maart 2016 heeft hij op verzoek van zijn moeder € 100,- gepind. Hiervan heeft hij € 30,- in haar portemonnee gestopt en € 70,- in haar geldkistje. Het geldkistje, dat in de kledingkast naast het bed stond, had hij met een sleutel afgesloten. De sleutel heeft hij vervolgens in de onderste lade van een kastje in de woonkamer gelegd. Op 16 maart 2016 heeft [naam 5] ontdekt dat er nog maar € 40,- in het geldkistje lag en nog maar
€ 10,- in de portemonnee van zijn moeder. [naam 5] heeft verklaard dat zijn moeder geen geld uit het geldkistje en haar portemonnee heeft gepakt. Iemand anders heeft dus het geld zonder toestemming weggenomen. [18] Een half jaar eerder heeft [naam 5] € 1.000,- op verzoek van zijn moeder gepind en in haar geldkistje gelegd. Korte tijd later bleek het geld op te zijn. [naam 5] heeft achterhaald waar het geld aan uitgegeven is en ontdekte een verschil van € 200,-.
Verdachte heeft bekend dat zij in de ten laste gelegde periode € 30,- uit het geldkistje en € 20,- uit de portemonnee van [slachtoffer 5] heeft gepakt. Verdachte wist waar de sleutel van het geldkistje lag, omdat zij ooit op verzoek van [slachtoffer 5] geld uit het geldkistje heeft gepakt voor de kapper. [19]
De rechtbank overweegt het volgende. Door zonder toestemming van [slachtoffer 5] en dus onbevoegd, de sleutel van het geldkistje te pakken, heeft verdachte het door haar weggenomen bedrag van € 30,- onder haar bereik gebracht door middel van een valse sleutel. Verdachte heeft zich ook dit bedrag wederrechtelijk toegeëigend. De rechtbank acht verdachte dan ook schuldig aan het onder feit 7 tenlastegelegde. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het tenlaste-gelegde voor zover betrekking hebbend op bedragen van € 200,- en € 50,-. Hiertoe is van belang dat het bedrag van € 200,- dat in de aangifte wordt genoemd buiten de ten laste gelegde periode valt en derhalve niet bewezen kan worden. Verder omvat het bedrag van € 50,- deels het geld dat verdachte uit de portemonnee heeft weggenomen. De tenlastelegging ziet echter uitsluitend op diefstal uit een geldkistje en niet op diefstal van geld uit de portemonnee.
Met betrekking tot feit 8
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 8 ten laste gelegde diefstal van € 40,- en € 50,- van [slachtoffer 6] .
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 6] heeft aangifte gedaan van diefstal uit haar kamer in [naam 1] in Huissen, in de gemeente Lingewaard, gepleegd tussen 20 december 2015 en 1 januari 2016. Eind december 2015 heeft zij € 120,- in haar portemonnee gedaan, er zat op dat moment al € 20,- in. De volgende dag heeft aangeefster ontdekt dat er € 40,- uit haar portemonnee was weggenomen. Een paar weken daarvoor was er ook al € 50,- uit haar portemonnee weggenomen. [20]
Verdachte heeft bekend dat zij € 40,- uit de portemonnee van aangeefster heeft weggenomen. [21]
De rechtbank overweegt dat verdachte € 40,- heeft weggenomen zonder dat zij hiervoor toestemming heeft gekregen van aangeefster. Zij heeft zich dit bedrag wederrechtelijk toegeëigend. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 8 ten laste gelegde met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening wegnemen van € 40,-. Weliswaar heeft verdachte eveneens de ten laste gelegde diefstal van € 50,- bekend, maar de rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken, omdat deze diefstal buiten de ten laste gelegde periode valt.
Met betrekking tot feit 9
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 9 ten laste gelegde diefstal door middel van een valse sleutel van € 110,- van [slachtoffer 7] .
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 7] heeft aangifte gedaan van diefstal uit haar kamer in [naam 1] in Huissen, in de gemeente Lingewaard, gepleegd tussen 1 januari 2013 en 20 februari 2016. Aangeefster heeft verklaard dat haar dochter altijd geld voor haar haalt waarna zij het in een afgesloten kluisje in een zwarte tas onderin haar kast op de slaapkamer bewaart. Daarbij doet zij het kluisje altijd op slot en bewaart zij de sleutel of in haar bruine tas of in haar nachtkastje. Op 1 februari 2016 is er voor het laatst geld weggenomen uit het kluisje. Dit ging om een bedrag van € 13,-. [22] Volgens aangeefster is er in de afgelopen jaren regelmatig geld uit haar kluisje weggenomen. Zij schat in dat het om duizenden euro’s gaat.
Verdachte heeft verklaard dat zij tweemaal € 50,- uit een geldkistje onder in haar kast in de slaapkamer heeft weggenomen. [23] Volgens verdachte was dit in 2016. [24] Verdachte heeft ontkend € 13,- te hebben weggenomen en zij heeft tevens ontkend voorafgaand aan 2016 voor duizenden euro’s van aangeefster te hebben weggenomen.
De rechtbank overweegt het volgende. Door zonder toestemming van aangeefster en dus onbevoegd, de sleutel van het geldkistje te pakken, heeft verdachte het door haar weggenomen bedrag van in totaal € 100,- onder haar bereik gebracht door middel van een valse sleutel. Verdachte heeft zich ook dit bedrag wederrechtelijk toegeëigend. De rechtbank acht verdachte in zoverre dan ook schuldig aan het onder feit 9 tenlastegelegde. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de eveneens ten laste gelegde diefstal van € 13,-, nu hiertoe onvoldoende wettig bewijs voor handen is. De rechtbank overweegt nog ten overvloede dat niet aannemelijk wordt geacht dat verdachte vanaf 2013 voor duizenden euro’s van aangeefster heeft weggenomen. Op grond van het dossier en het ter terechtzitting aangevoerde bestaat immers geen aanleiding te veronderstellen dat de verklaring van verdachte, dat zij sinds 2015 een aandrang tot stelen heeft gekregen, onjuist is.
Met betrekking tot feit 10
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 10 ten laste gelegde diefstal van € 40,- van [slachtoffer 8] .
Beoordeling door de rechtbank
[naam 6] heeft namens haar moeder [slachtoffer 8] aangifte gedaan van diefstal uit haar kamer in [naam 1] in Huissen, in de gemeente Lingewaard, gepleegd tussen 16 december 2015 en 20 mei 2016. Haar moeder heeft twee portemonnees: een kleine waarin maximaal
€ 35,- zit, en een grote waarin maximaal € 40,- zit. De laatste tijd waren de portemonnees wel erg snel leeg. Haar moeder doet gemiddeld eenmaal per week voor € 3,- á € 4,- boodschappen. In de afgelopen vijf tot zes weken heeft haar moeder ongeveer € 200,- in haar portemonnee gehad. [25]
Verdachte denkt dat zij op verschillende momenten in de ten laste gelegde periode in totaal
€ 40,- heeft weggenomen van [slachtoffer 8] . Dit heeft zij uit de portemonnee van [slachtoffer 8] gehaald. [26]
De rechtbank overweegt dat verdachte in totaal € 40,- heeft weggenomen zonder dat zij hiervoor toestemming heeft gekregen van [slachtoffer 8] . Zij heeft zich dit bedrag wederrechtelijk toegeëigend. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zich in zoverre schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 10 tenlastegelegde. Van het meer of anders tenlastegelegde zal de rechtbank verdachte vrijspreken. Voor het wegnemen van € 200,- is onvoldoende wettig bewijs aanwezig om tot een bewezenverklaring te komen.
Met betrekking tot feit 11
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 11 ten laste gelegde diefstal van € 100,- van [slachtoffer 9] .
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 9] heeft aangifte gedaan van diefstal uit haar kamer in [naam 1] in Huissen, in de gemeente Lingewaard, gepleegd tussen 7 mei 2016 en 30 juni 2016. Aangeefster heeft verklaard dat op 7 mei 2016 geld heeft ontvangen voor haar verjaardag. Zij heeft dit geld in een envelop gedaan, in een tas gestopt en de tas achter de bank in haar woonkamer gehangen. Rond 15 mei 2016 heeft zij geld uit de envelop gehaald, er bleef toen nog € 105,- over in de envelop. Eind mei 2016 ontdekte zij dat uit de envelop € 90,- was gehaald. Er zat nog maar € 15,- in. In juni 2016 is ook € 10,- uit haar portemonnee weggenomen. [27]
Verdachte heeft verklaard dat zij in mei en/of juni 2016 € 90,- uit de envelop van aangeefster heeft weggenomen en € 10,- uit de portemonnee van aangeefster. [28]
De rechtbank overweegt dat verdachte € 90,- en € 10,- heeft weggenomen zonder dat zij hiervoor toestemming heeft gekregen van aangeefster. Zij heeft zich deze bedragen wederrechtelijk toegeëigend. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 11 tenlastegelegde.
Met betrekking tot feit 12
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 12 ten laste gelegde diefstal van € 150,- van [slachtoffer 10] .
Beoordeling door de rechtbank
[naam 7] heeft namens zijn moeder [slachtoffer 10] aangifte gedaan van diefstal uit haar kamer in [naam 1] in Huissen, in de gemeente Lingewaard, gepleegd tussen 23 maart 2016 en 10 april 2016. [naam 7] heeft van zijn moeder gehoord dat zij op 23 maart 2016 een bedrag van € 250,- heeft gepind. Dit bedrag heeft zij in de bovenste la van haar nachtkastje gedaan. Op 7 april 2016 ontdekte zijn moeder dat er € 150,- miste. [naam 7] heeft toen de kamer van zijn moeder doorzocht om te kijken of zij het geld niet ergens anders had neergelegd. Hij heeft toen wel wat los geld en wat briefgeld in een boterhamzakje in de bovenste la van haar nachtkastje gezien, maar dit was geen € 150,-. [29]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zij geld heeft weggehaald uit het nachtkastje van [slachtoffer 10] , maar zij weet niet meer om hoeveel geld het ging. Verdachte denkt dat dit in april en/of mei 2016 is geweest. [30]
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode een geldbedrag heeft weggenomen dat aan [slachtoffer 10] toebehoorde. Verdachte heeft zich het weggenomen bedrag wederrechtelijk toegeëigend. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte schuldig is aan het onder feit 12 tenlastegelegde voor zover dat betrekking heeft op enig geldbedrag. Weliswaar heeft verdachte bij de politie verklaard over een bedrag van
€ 50,- dat zij uit de tas van [slachtoffer 10] , die in de rollator stond, heeft weggenomen, maar uit de aangifte volgt enkel dat er geld is verdwenen uit de bovenste la van het nachtkastje.
De rechtbank komt dan ook niet tot een bewezenverklaring van de in de tenlastelegging concreet genoemde bedragen.
Met betrekking tot feit 13
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 13 ten laste gelegde diefstal van € 100,- van [slachtoffer 11] .
Beoordeling door de rechtbank
[naam 8] heeft namens haar moeder [slachtoffer 11] aangifte gedaan van diefstal, gepleegd in Huissen, in de gemeente Lingewaard, tussen 10 september 2015 en 11 februari 2016. [naam 8] heeft verklaard dat zij haar moeder een soort zakgeld gaf. Dit was in het begin
€ 20,- tot € 40,- per week of per 2 weken. [naam 8] keek hoeveel er in de portemonnee van haar moeder zat en vulde dit aan tot ongeveer € 40,-. In september 2015 merkte [naam 8] dat haar moeder veel meer geld begon op te maken. Toen zij haar moeder vroeg waaraan zij het geld had opgemaakt, kreeg zij steeds als antwoord: “ik vreet het niet op”. [naam 8] kon geen verklaring vinden voor het geld dat bij haar moeder was verdwenen. Ze heeft het vermoeden dat er misschien wel € 100,- is verdwenen. Ze heeft een paar keer de kamer van haar moeder nagezocht en nooit iets gevonden. [31]
Verdachte heeft verklaard dat zij gedurende een paar maanden tijdens de ten laste gelegde periode geld heeft weggenomen dat aan [slachtoffer 11] toebehoorde. Verdachte durft niet te zeggen hoeveel geld zij heeft weggenomen. Verdachte denkt dat het in totaal zo’n € 70,- tot € 75,- betreft. [32]
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich meerdere keren wederrechtelijk een geldbedrag heeft toegeëigend. Nu niet duidelijk is om welk totaalbedrag het gaat, zal de rechtbank “enig geldbedrag” bewezen verklaren. De rechtbank is van oordeel dat verdachte in zoverre schuldig is aan het onder feit 13 tenlastegelegde.
Ten aanzien van parketnummer 05/155607-18 [33]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Verdachte werkte in 2017 als verzorgster in verzorgingshuis [naam 9] , locatie [naam 10] in Nijmegen. [34] In de periode van medio september 2017 tot medio december 2017 nam zij tijdens haar werkzaamheden geld weg van verschillende bewoners van dit verzorgingshuis. Verdachte heeft ook voor deze diefstallen geen andere verklaring gegeven dan de hiervoor genoemde problemen in haar privé-situatie.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstallen van geldbedragen van [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] . Volgens de officier van justitie is er onvoldoende wettig bewijs dat verdachte ook van [slachtoffer 14] , [slachtoffer 15] , [slachtoffer 16] , [slachtoffer 17] en [slachtoffer 18] heeft gestolen, zodat verdachte van deze diefstallen dient te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
[naam 11] heeft aangifte gedaan namens haar inmiddels overleden vader [slachtoffer 12] van diefstal uit zijn appartement in verzorgingshuis [naam 10] in Nijmegen, gepleegd tussen 1 november 2017 en 15 december 2017. Nadat haar vader het vermoeden heeft geuit dat er geld uit zijn kamer werd weggenomen, is bijgehouden hoeveel geld er werd weggenomen. Zo is geconstateerd dat in elk geval een bedrag van € 435,- van hem is weggenomen. Vervolgens zijn er camera’s in haar vaders appartement geplaatst en zijn er beelden gemaakt waarop te zien is dat een verzorgende geld steelt. [35]
[naam 12] heeft namens zijn vader [slachtoffer 13] aangifte gedaan van diefstal in [naam 10] in Nijmegen, gepleegd tussen 1 november 2017 en 15 december 2017. Samen met zijn broer en zus had hij ontdekt dat er regelmatig geld van hun vader werd gestolen. [36] In december 2017 heeft hij tevens ontdekt dat uit de secretaire in de huiskamer van zijn vader een gouden broche is gestolen.
Verdachte heeft bekend dat zij in totaal € 435,- in de ten laste gelegde periode van [slachtoffer 12] heeft weggenomen. Daarnaast heeft zij geld uit de portemonnee in het laatje (de rechtbank begrijpt: van de secretaire) van [slachtoffer 13] weggenomen. [37] Verdachte heeft verder verklaard geld van [slachtoffer 14] , [slachtoffer 15] , [slachtoffer 16] , [slachtoffer 17] en [slachtoffer 18] te hebben weggenomen zonder hun toestemming. Zij heeft ontkend een gouden broche van [slachtoffer 12] te hebben weggenomen, hetgeen zij zegt zeker te weten omdat zij nooit sieraden heeft weggenomen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich wederrechtelijk geldbedragen heeft toegeëigend die toebehoorden aan [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] . Dat verdachte ook van de andere in de tenlastelegging genoemde personen geld heeft weggenomen, kan de rechtbank niet bewijzen nu het dossier hiertoe onvoldoende wettig bewijs bevat. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om te concluderen dat verdachte ook een gouden broche heeft weggenomen. Bij geen van de door verdachte gepleegde diefstallen is immers gebleken dat verdachte ook sieraden heeft gestolen, terwijl verdachte ook heeft verklaard de broche niet te hebben gestolen. De rechtbank zal derhalve de gouden broche evenals de namen van [slachtoffer 14] , [slachtoffer 15] , [slachtoffer 16] , [slachtoffer 17] en [slachtoffer 18] wegstrepen uit de bewezenverklaring. De rechtbank acht de verdachte schuldig aan de ten laste gelegde wederrechtelijke toeëigening van geldbedragen van [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] .

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 05/841220-16, feit 1 tot en met 13, tenlastegelegde heeft begaan, evenals het onder parketnummer 05/155607-18 tenlastegelegde, te weten dat:
ten aanzien van parketnummer 05/841220-16
1.
zij op
of omstreeks25 juli 2016 te Huissen, gemeente Lingewaard, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 20 euro,
in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
zij in
of omstreeksde periode van 5 december 2015 t/m 4 februari 2016 te Huissen, gemeente Lingewaard, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
(een
)geldbedrag
(en)van 500 euro
en/of 150 euro en/of 30 euro,
in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 2]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
zij in
of omstreeks deperiode van 1 mei 2016 t/m 15 juni 2016 te Huissen, gemeente Lingewaard, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
(een)geldbedrag
(en
)van
420 euro en/of 150 euro en/of50 euro en
/of20 euro,
in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 3]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4.
zij in
of omstreeks01 juni 2016 t/m 15 juni 2016 te Huissen, gemeente Lingewaard, opzettelijk
(een
)geldbedrag
(en)van
70 euro en/of 150 euro,
in elk gevalenig geldbedrag,
geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 3]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk geldbedrag verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten ter betaling van een rekening van die [slachtoffer 3] , wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
5.
zij in
of omstreeksde periode van 20 april 2016 t/m 20 augustus 2016 te Huissen, gemeente Lingewaard, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen (een) geldbedrag(en)(uit een enveloppe)
van (telkens
) 10 euro en/of 15 euro, in elk gevalenig geldbedrag,
geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 4]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
6.
zij in
of omstreeksde periode van 25 mei 2016 t/m 26 mei 2016 te Huissen, gemeente Lingewaard, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 10 euro,
in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 5]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
7.
zij
op één of meerdere tijdstip(pen)in of omstreeks 13 maart 2016 t/m 16 maart 2016 te Huissen, gemeente Lingewaard, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een geldkistje heeft weggenomen
(een
)geldbedrag
(en)van 30 euro
en/of 200 euro en/of 50 euro,
in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 5] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,waarbij verdachte
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag
(en)onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel immers heeft zij, verdachte, door middel van het gebruik van een aldaar door haar in een lade aangetroffen sleutel
en/of door haar van die [slachtoffer 5] ontvangen sleutelvoornoemde geldkist geopend;
8.
zij in
of omstreeks deperiode van 20 december 2015 t/m 1 januari 2016 te Huissen, gemeente Lingewaard, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
(een
)geldbedrag
(en)van 40 euro
en/of 50 euro,
in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 6]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
9.
zij op
één ofmeer tijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 1 januari 2015 t/m
1 februari 2016 te Huissen, gemeente Lingewaard, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
(verschillende
) (een)geldbedrag
(en
)van meermalen
, in elk geval een maal50 euro
en/of 14 euro, in elk geval enig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 7] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,waarbij verdachte
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/ofdie
/datweg te nemen geldbedrag
(en
)onder haar bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, immers heeft zij, verdachte, door middel van het gebruik van een haar niet in rechte toekomende sleutel voornoemde geldkist geopend;
10.
zij
op één of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 16 december 2015 t/m 20 mei 2016 te Huissen, gemeente Lingewaard, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
(een)geldbedrag
(en
)van
(in totaal ongeveer
) 200 euro en/of40 euro,
in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 8]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
11.
zij
op één of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 7 mei t/m 30 juni 2016 te Huissen, gemeente Lingewaard, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
(een
)geldbedrag
(en
)van 90 euro en
/of10 euro,
in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 9]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
12.
zij in
of omstreeksde periode van 23 maart 2016 t/m 10 april 2016 te Huissen, gemeente Lingewaard, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
(een) geldbedrag(en) van 150 euro en/of 50 euro, in elk gevalenig geldbedrag
, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 10]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
13.
zij in
of omstreeksde periode van 10 september 2015 t/m 11 februari 2016 te Huissen, gemeente Lingewaard, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
(een) geldbedrag(en) van 100 euro en/of 10 euro, in elk gevalenig geldbedrag
, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 11]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
ten aanzien van parketnummer 05/155607-18
zij
op één of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 15 september 2017 tot en met 15 december 2017 te Nijmegen,
in elk geval in Nederland,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening meermalen,
althans eenmaal,heeft weggenomen
(telkens) een of meerderegeldbedrag
(en
) en/of een gouden broche, althans een of meerdere siera(a)d(en), in elk geval enig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 12] en
/of[slachtoffer 13]
en/of mevrouw [slachtoffer 14] en/of meneer [slachtoffer 15] en/of meneer [slachtoffer 16] en/of mevrouw [slachtoffer 17] en/of mevrouw [slachtoffer 18] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde onder parketnummer 05/841220-16 levert op:
ten aanzien van de feiten 1, 6, 8, 10 en 12 telkens:
diefstal;
ten aanzien van de feiten 2, 3, 5, 11 en 13 telkens:
diefstal, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4:
verduistering;
ten aanzien van de feiten 7 en 9 telkens:
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Het bewezenverklaarde onder parketnummer 05/155607-18 levert op:
diefstal, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van al het onder parketnummer 05/841220-16 en het onder parketnummer 05/155607-18 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling en een verbod om haar beroep uit te oefenen. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot het verrichten van 200 uren werkstraf, te vervangen door 100 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 3 december 2018;
- een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gedateerd 24 januari 2019.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf tevens in aanmerking genomen de bij de inleidende dagvaarding bij parketnummer 05/841220-16 ad informandum gevoegde vier soortgelijke feiten, welke door de verdachte ter terechtzitting zijn erkend door haar te zijn gepleegd.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vele diefstallen en verduistering van geld waarbij zij in een aantal gevallen gebruik maakte van een valse sleutel. Haar slachtoffers waren als bewoners van verzorgingshuizen waar verdachte werkzaam was, mede afhankelijk van haar zorg. Zij vertrouwden verdachte. Hiervan heeft zij op grove wijze misbruik gemaakt. Daar komt bij dat verdachte, na de eerste reeks van diefstallen in een verzorgingshuis in Huissen, is gaan werken bij een verzorgingshuis in Nijmegen, waar zij opnieuw van bewoners geld heeft gestolen. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk, temeer nu verdachte een professional is. In dat verband weegt in het nadeel van verdachte mee dat zij na haar ontslag in Huissen voortijdig een behandeling bij de psycholoog heeft beëindigd. In beginsel is oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur hier op zijn plaats.
Uit het uittreksel justitiële documentatie volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van het plegen van strafbare feiten. De rechtbank weegt dit in het voordeel van verdachte mee. Daarnaast weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat de feiten relatief lang geleden zijn gepleegd.
In het reclasseringsadvies is vermeld dat verdachte inmiddels vrijwillig in behandeling gaat bij een psycholoog, omdat er onbevestigde vermoedens zijn dat verdachte aan kleptomanie (steelzucht) leidt. De reclassering acht deze behandeling en aanvullende, forensische behandeling noodzakelijk en geïndiceerd. Gelet op het feit dat verdachte in het verleden een behandeling bij de psycholoog voortijdig heeft beëindigd, acht de reclassering het van belang dat de behandelingen in een verplicht kader plaatsvinden. Verdachte toont probleembesef en is op eigen initiatief gestopt met werken in de zorg, omdat zij wil voorkomen dat zij opnieuw gaat stelen. Indien verdachte inderdaad blijkt te lijden aan kleptomanie, wordt het risico op recidive als hoog ingeschat. Als verdachte niet meer in de zorg werkt, kan zij niet meer in situaties terechtkomen waarin zij kan recidiveren. Als verdachte zich aan het voorgestelde plan van aanpak houdt en de behandelingen zal ondergaan, kan dit het recidiverisico doen verlagen. De reclassering adviseert oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en een verbod op bepaalde werkzaamheden.
Gelet op het voorgaande en gelet op de omstandigheid dat de rechtbank de nadruk wil leggen op de toekomst, en derhalve op verplichte behandeling van verdachte, acht de rechtbank oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden. Daarbij wordt verdachte verplicht mee te werken aan een reclasseringstoezicht en ambulante behandeling bij Kairos of een andere door de reclassering te bepalen instantie opgelegd. alsmede een taakstraf voor de duur van 200 uren, te vervangen door 100 dagen hechtenis,
Ten aanzien van het door de officier geëiste verbod om haar beroep uit te oefenen overweegt de rechtbank het navolgende. Artikel 28, eerste lid onder 5⁰, van het Wetboek van Strafrecht, biedt de mogelijkheid om als bijkomende straf in de bij de wet bepaalde gevallen, de schuldige bij rechterlijke uitspraak te ontzetten van het recht tot de uitoefening van bepaalde beroepen. Het begrip ‘beroep’ ziet volgens de wetsgeschiedenis op een bezoldigde betrekking.
De ontzetting van het recht tot de uitoefening van een bepaald beroep kan in bepaalde gevallen ook worden opgelegd als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf zoals bedoeld in artikel 14c, tweede lid onder 14º van het Wetboek van Strafrecht. Het stellen van een bijzondere voorwaarde waarvan de naleving neerkomt op het ondergaan van een in de wet voorziene bijkomende straf, is echter niet toegestaan indien oplegging van die straf in het concrete geval niet mogelijk zou zijn of indien anderszins de wettelijke regeling van die straf op onaanvaardbare wijze wordt doorkruist (vgl. HR d.d. 22 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:87).
Van belang is dus na te gaan of de wet de mogelijkheid biedt om, bij veroordeling wegens diefstal en/of verduistering, een verbod tot het uitoefenen van een beroep kan worden opgelegd. In dit kader is artikel 313 van het Wetboek van Strafrecht van belang. Dit artikel bepaalt dat bij veroordeling wegens diefstal wel ontzetting kan worden uitgesproken van de in artikel 28, eerste lid, onder 1⁰, 2⁰ en 4⁰ vermelde rechten. Maar ontzetting van het recht een bepaald beroep uit te oefenen - zoals geregeld in artikel 28, eerste lid onder 5⁰, van het Wetboek van Strafrecht - wordt in dit artikel nadrukkelijk niet genoemd. Ontzetting van dat recht is in dit concrete geval niet mogelijk als bijkomende straf en - gelet op de hiervoor aangehaalde jurisprudentie van de Hoge Raad - dus ook niet als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf.
Hoewel de rechtbank de vordering van de officier op zichzelf niet onbegrijpelijk acht, volgt uit het voorgaande dat het opleggen van een bijzondere voorwaarde strekkende tot de ontzetting van het recht van verdachte tot de uitoefening van haar beroep niet mogelijk is, nu een bijkomende straf van die strekking in dit geval wettelijk niet mogelijk is.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Ten aanzien van parketnummer 05/841220-16
[naam 13] heeft zich namens [slachtoffer 1] als benadeelde partij in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding van het onder 1 bewezen verklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 20,- ter zake van materiële schade alsmede de wettelijke rente.
[naam 14] heeft zich als nabestaande van [slachtoffer 7] als benadeelde partij in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding van het onder 9 bewezen verklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 5.000,- ter zake van materiële schade alsmede de wettelijke rente.
[naam 15] heeft zich namens [slachtoffer 11] als benadeelde partij in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding van het onder 13 bewezen verklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 400,- ter zake van materiële schade alsmede de wettelijke rente.
[naam 16] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding van het onder 4 ad informandum gevoegde en door verdachte erkende feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 20,- ter zake van materiële schade alsmede de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geadviseerd de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot betaling van het bedrag van € 20,- toe te wijzen, evenals de vordering van de benadeelde partij [naam 16] tot betaling van het bedrag van € 20,-, alsmede de wettelijke rente, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot deze bedragen.
Daarnaast heeft de officier geadviseerd de vorderingen van de benadeelde partijen [naam 14] tot betaling van het bedrag van € 110,- en van [naam 15] namens [slachtoffer 11] tot betaling van het bedrag van € 100,- toe te wijzen, alsmede de wettelijke rente, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot deze bedragen.
Het standpunt van de verdachte
Verdachte heeft verklaard bereid te zijn tot vergoeding van de bedragen die zij heeft weggenomen.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vorderingen is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 25 juli 2016.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De benadeelde partij [naam 14] zal niet-ontvankelijk verklaard worden in deze vordering, nu [slachtoffer 7] reeds in 2016 is overleden en niet zelf, bij leven, een vordering tot schadevergoeding heeft ingediend. Nu geen sprake is van rechtstreekse schade aan [naam 14] volgt uit het systeem der wet dat zij niet-ontvankelijk is in haar vordering.
De benadeelde partij [naam 15] namens [slachtoffer 11] zal niet-ontvankelijk verklaard worden in deze vordering, nu niet gebleken is dat [naam 15] door [slachtoffer 11] is gemachtigd tot het indienen van een verzoek tot schadevergoeding. De bij de vordering gevoegde volmacht van de Rabobank ziet immers enkel op de beschikkingsmacht over de bankrekening van [slachtoffer 11] die [naam 15] bij volmacht van [slachtoffer 11] heeft gekregen.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [naam 16] als gevolg van het onder 4 ad informandum vermelde en door verdachte erkende handelen tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 3 maart 2016.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partijen.
Ten aanzien van parketnummer 05/155607-18
[slachtoffer 13] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding van het bewezen verklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 498,- ter zake van materiële schade (gouden broche) inclusief de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geen standpunt ingenomen.
Het standpunt van de verdachte
De verdachte heeft verklaard dat zij de gouden broche niet heeft weggenomen.
Beoordeling door de rechtbank
De benadeelde partij [slachtoffer 13] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in deze vordering, nu verdachte is vrijgesproken van de diefstal van de gouden broche.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 57, 310, 311 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/841220-16 en parketnummer 05/155607-18 tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

veroordeeltverdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op
drie jarenwordt bepaald;
 de
algemene voorwaardendat de veroordeelde:
1. zich niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit haar medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
3. haar medewerking zal verlenen aan het door Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
4. zich uiterlijk binnen 3 dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij Reclassering Nederland op het adres Nieuwe Oeverstraat 65 te Arnhem en zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
5. zich wegens haar psychosociale problematiek onder (ambulante) behandeling zal stellen van forensische polikliniek Kaïros of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, voor zover en zo lang als de reclassering dat nodig acht;
6. zich zal houden aan de aanwijzingen en de (huis)regels van de onder 5. bedoelde zorginstelling, ook als dat inhoudt dat veroordeelde zich laat behandelen door een eerstelijns psycholoog en/of dat veroordeelde medicijnen moet innemen;
 geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;

veroordeeltverdachte voorts wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
200 (tweehonderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 (honderd) dagen;
de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] :
 veroordeelt verdachte ten aanzien van parketnummer 05/841220-16 feit 1 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van
€ 20,- (twintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag
te betalen van € 20,- (twintig euro)vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 1 dag hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam 14] :
 verklaart de
benadeelde partij [naam 14] niet-ontvankelijkin haar vordering;
de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam 15] :
 verklaart de
benadeelde partij [naam 15] niet-ontvankelijkin haar vordering;
de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam 16] :
 veroordeelt verdachte ten aanzien van parketnummer 05/841220-16 feit 1 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [naam 16], van een bedrag van
€ 20,- (twintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [naam 16] , een bedrag
te betalen van € 20,- (twintig euro)vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 1 dag hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 13] :
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 13] niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.W.B. Heijmans (voorzitter), mr. P.C. Quak en mr. H.C.M. Snellen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Bril, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 februari 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, basisteam Rivierenland-West opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2016483625, gesloten op 23 december 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 28 januari 2019; proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte, p. 47.
3.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 28 januari 2019.
4.Proces-verbaal aangifte door [naam 2] , p. 26 en 27.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 44.
6.Proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 2] , p. 67.
7.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 28 januari 2019.
8.Proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 3] , p. 134.
9.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte, p. 48.
10.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 28 januari 2019.
11.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , p. 134 en 135.
12.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte, p. 52.
13.Proces-verbaal aangifte door [naam 4] namens [slachtoffer 4] , p. 145 en 146.
14.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 28 januari 2019.
15.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte, p. 54.
16.Proces-verbaal aangifte door [naam 5] namens [slachtoffer 5] , p. 116 en 117.
17.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 28 januari 2019.
18.Proces-verbaal aangifte door [naam 5] namens [slachtoffer 5] , p. 100 en 101.
19.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 28 januari 2019.
20.Proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 6] , p. 73.
21.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 28 januari 2019.
22.Proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 7] , p. 78 en 79.
23.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte, p. 55.
24.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 28 januari 2019.
25.Proces-verbaal aangifte door [naam 6] namens [slachtoffer 8] , p. 106 en 107.
26.Proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte, p. 55.
27.Proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 9] , p. 120.
28.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 28 januari 2019.
29.Proces-verbaal aangifte door [naam 7] namens [slachtoffer 10] , p. 153 en 154.
30.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 28 januari 2019.
31.Proces-verbaal aangifte door [naam 8] namens [slachtoffer 11] , p. 158 en 159.
32.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 28 januari 2019.
33.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018360461, gesloten op 10 augustus 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
34.Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 28 januari 2019.
35.Proces-verbaal aangifte door [naam 17] namens [slachtoffer 12] , p. 6 en 7.
36.Proces-verbaal aangifte door [naam 12] namens [slachtoffer 13] , p. 3 en 4..
37.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 28 januari 2019.