1.De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 25 september 2018 t/m 29 september 2018 te Druten en/of te Lent, gemeente Nijmegen, althans in Nederland, een ander, te weten [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] ,
- heeft geworven, vervoerd en/of heeft overgebracht, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer] , terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, en/of
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer] (telkens) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij geld kon verdienen door met jongens seks te hebben voor geld en/of
- die [slachtoffer] (via Telegram) op de besloten chatgroep "vuurwerkverkoop" aangeboden voor de prostitutie, waarbij hij de volgende tekst heeft gepost: "hoer beschikbaar 15 jr oud stuur me bericht", waarbij tevens een foto van die [slachtoffer] werd gepost en/of waarbij verdachte de naam [schuilnaam] heeft aangenomen en/of
- die [slachtoffer] (via Telegram) op de besloten chatgroep "money making gram" aangeboden voor de prostitutie waarbij hij de volgende tekst heeft gepost: "wie een leuke avond wil met een leuk meisje stuur me een bericht je moet wel 18 jaar of jonger zijn", waarbij tevens een foto van die [slachtoffer] werd gepost en/of waarbij verdachte de naam [schuilnaam] heeft aangenomen en/of
- contact onderhouden met een (potentiële) klant en/of
- bepaald welke handelingen die [slachtoffer] zou moeten verrichten en/of tegen welke prijs en/of
- tegen de klant gezegd dat hij 220 euro zou moeten afrekenen exclusief de kosten voor de hotelkamer en/of
- tegen [slachtoffer] gezegd dat zij voor haar diensten 115 euro zou krijgen en/of
- afspraken gemaakt met de klant waar de prostitutie zou plaats vinden en op welk tijdstip en [slachtoffer] hierover geïnstrueerd en/of
- met [slachtoffer] afgesproken op het station in Lent en/of
- [slachtoffer] begeleid en/of overgebracht naar het [hotel] in Lent waar hij, verdachte met de klant had afgesproken in [hotelkamer] en/of
- met [slachtoffer] naar de betreffende hotelkamer gegaan waarbij het de bedoeling was dat hij tijdens de prostitutieafspraak zou wachten in de badkamer van de hotelkamer;
2.
hij in of omstreeks de periode van 29 september 2018 t/m 02 oktober 2018 te Druten, althans in Nederland, een (aantal) wapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1 en/of munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 te weten:
- een stroomstootwapen geïntegreerd in een zaklamp, (categorie II onder 5 van de Wet wapens en munitie)
- pepperspray (categorie II onder 6 van de Wet wapens en munitie)
- een kogelpatroon van het merk MEN (Metallwerk Eisenhütte GmbH) 9 mm (Para) (categorie III van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 februari 2018 t/m 28 september 2018 te Druten en/of elders in Nederland,
(telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij in of omstreeks de periode van 29 september 2018 t/m 2 oktober 2018 te Druten, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 113.66 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hasjhies (een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd) en/of hennep, zijnde hennep en/of hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die Wet;
hij in of omstreeks de periode van 25 september 2018 t/m 2 oktober 2018 te Druten en/of te Lent, althans in Nederland,
(telkens) opzettelijk een tiental, althans een aantal bankbiljetten van 50 euro dat/die hij, verdachte, zelf heeft nagemaakt en/of vervalst en/of waarvan de valsheid en/of vervalsing hem, toen hij deze ontving bekend was, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven, (telkens) in voorraad heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft in de periode van 25 september 2018 t/m 29 september 2018 te Druten en te Lent, gemeente Nijmegen, contact gehad met de toen 15-jarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , met het doel een afspraak tot stand te brengen tussen haar en een (potentiële) klant bij wie zij tegen betaling seksuele handelingen zou verrichten.
Verdachte heeft in die periode verder:
- tegen die [slachtoffer] gezegd dat zij geld kon verdienen door met jongens seks te hebben voor geld;
- die [slachtoffer] (via Telegram) op een besloten chatgroep aangeboden voor de prostitutie, waarbij hij de volgende tekst heeft gepost: "hoer beschikbaar 15 jr oud stuur me bericht" en/of waarbij verdachte de naam [schuilnaam] heeft aangenomen;
- die [slachtoffer] (via Telegram) op de besloten chatgroep "money making gram" aangeboden voor de prostitutie waarbij hij de volgende tekst heeft gepost: "wie een leuke avond wil met een leuk meisje stuur me een bericht je moet wel 18 jaar of jonger zijn" waarbij verdachte de naam [schuilnaam] heeft aangenomen;
- contact onderhouden met een potentiële klant;
- bepaald welke handelingen die [slachtoffer] zou moeten verrichten en tegen welke prijs;
- tegen de klant gezegd dat hij 220 euro zou moeten afrekenen exclusief de kosten voor de hotelkamer;
- tegen [slachtoffer] gezegd dat zij voor haar diensten 115 euro zou krijgen;
- afspraken gemaakt met de klant waar de prostitutie zou plaats vinden en op welk tijdstip en [slachtoffer] hierover geïnstrueerd;
- met [slachtoffer] afgesproken op het station in Nijmegen;
- [slachtoffer] begeleid naar het [hotel] in Lent waar hij, verdachte met de klant had afgesproken in [hotelkamer]
Verdachte is in het hotel met [slachtoffer] naar de betreffende hotelkamer gegaan waarbij het de bedoeling was dat hij tijdens de prostitutieafspraak zou wachten in de badkamer van de hotelkamer.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging vindt het te ver gaan om tot de conclusie te komen dat verdachte [slachtoffer] heeft geworven en vindt niet dat verdachte haar ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling. In dat verband heeft de verdediging opgemerkt dat het initiatief om seksuele handelingen tegen betaling te verrichten vanuit [slachtoffer] kwam. Zij had immers aan verdachte gevraagd hoe ze snel geld kon verdienen omdat hij een jongen was die veel kon regelen.
De rechtbank begrijpt uit die stelling dat de verdediging bepleit dat verdachte ten aanzien van feit 1 partieel dient te worden vrijgesproken, namelijk van de ten laste gelegde onderdelen dat verdachte [slachtoffer] heeft geworven (artikel 273f, lid 1, sub 2 Sr) en dat hij haar ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling (artikel 273f, lid 1, sub 5 Sr).
Voor de overige ten laste gelegde onderdelen van feit 1 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft bekend (en dat staat verder ook niet ter discussie) dat hij (kort gezegd) een seksafspraak met een derde voor [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft geregeld waarbij niet alleen zij, maar ook hij geld zou verdienen. Het bedrag dat verdachte zou verdienen was veel groter dan het bedrag dat [slachtoffer] dacht dat hij zou krijgen. De verklaringen van [slachtoffer] en verdachte over de verdere gang van zaken komen tot op detailniveau overeen. Alleen ten aanzien van de ten laste gelegde onderdelen ‘geworven’ en [slachtoffer] ‘ertoe brengen zich beschikbaar te stellen’ heeft de verdediging partiele vrijspraak bepleit. Om die reden zal de rechtbank die onderdelen hierna in het bijzonder bespreken.
Het werven (artikel 273f, lid 1, sub 2 Sr)
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij aan verdachte heeft gevraagd hoe zij snel geld kon verdienen. Verdachte gaf haar meerdere opties en antwoordde haar dat zij pinpassen kon regelen, drugs kon dealen of seks met jongens kon hebben voor geld. [slachtoffer] heeft verklaard dat zij niets met pinpassen wilde doen en al helemaal geen drugs wilde dealen en daarom voor het laatste koos. Verdachte heeft dat geregeld.[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte eerst heeft aangegeven dat zij het kon doen met twee of drie jongens voor € 200,-- tot € 300,-- maar dat zij dit te heftig vond. Daarna zei hij tegen haar dat zij het met één jongen kon doen voor ongeveer € 100,--.Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] aan hem vroeg hoe zij snel geld kon verdienen. Hij ging er vanuit dat dit in het illegale circuit zou zijn. Hij heeft verschillende manieren benoemd, waaronder de prostitutie. Hij heeft toen als tussenpersoon een seksafspraak geregeld.
De rechtbank stelt voorop dat voor strafbaarheid op grond van artikel 273f, lid 1, sub 2 Sr geen sprake hoeft te zijn van één van de in artikel 273f, lid 1, sub 1, van het Wetboek van Strafrecht vermelde dwangmiddelen nu het gaat om een minderjarig slachtoffer. Dwang is geen onderdeel van de delictsomschrijving. De strekking van artikel 273f, lid 1, sub 2, 5 en 8 van het Wetboek van Strafrecht ziet op de bescherming van kinderen, waarbij de minderjarigheid een geobjectiveerd bestanddeel vormt (vgl
Kamerstukken II1996/97, 25 437, nr. 3, p. 9). Dat betekent dus dat aan de wil van de minderjarige en de al dan niet bestaande instemming met het werk in de prostitutie geen betekenis toekomt. Het verweer van verdachte, inhoudende dat het initiatief vanuit [slachtoffer] kwam, treft alleen al daarom geen doel. Los daarvan bestond het initiatief van [slachtoffer] enkel uit het snel geld willen verdienen. Het idee van prostitutie kwam toen juist vanuit verdachte en hij heeft [slachtoffer] grote geldbedragen in het vooruitzicht gesteld. Verdachte heeft vervolgens geacteerd door te adverteren, prijsafspraken te maken en contact te onderhouden met een potentiele klant. Daarmee heeft verdachte [slachtoffer] naar het oordeel van de rechtbank geworven voor de prostitutie. Daarna heeft verdachte [slachtoffer] vanaf het treinstation in Nijmegen overgebracht naar het [hotel] in Lent waar de seksuele handelingen tegen betaling door [slachtoffer] verricht zouden worden.
[slachtoffer] ertoe brengen zich beschikbaar te stellen tot prostitutie (artikel 273f, lid 1, sub 5 Sr)
De rechtbank stelt voorop dat het begrip ‘ertoe brengen’ ruim (en naar gewoon spraakgebruik) moet worden uitgelegd. Blijkens het arrest van de Hoge Raad van 20 mei 2014 (ECLI:NL:HR:2014:1174) vallen ook ‘faciliterende activiteiten’ onder de reikwijdte van artikel 273f, lid 1, sub 5, Sr. In dat verband stelt de rechtbank vast dat verdachte (seksuele activiteiten met) [slachtoffer] heeft aangeboden in diverse chatgroepen op Telegram, contact heeft onderhouden met een klant, de seksafspraak heeft gemaakt en de prijs voor de seksuele handelingen met de klant heeft afgesproken. Bovendien is besproken welke seksuele handelingen [slachtoffer] precies zou verrichten. Wat verdachte heeft gedaan is naar het oordeel van de rechtbank dan ook aan te merken als faciliterende activiteiten. Bovendien heeft de rechtbank hiervoor ook overwogen dat juist het initiatief tot prostitutie kwam van verdachte en dat aan de instemming van [slachtoffer] hiermee geen betekenis toekomt. Dat initiatief, in combinatie met die faciliterende activiteiten, zijn voldoende om daarmee bewezen te zijn dat verdachte [slachtoffer] ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen voor het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling. De rechtbank passeert dan ook het verweer van de verdediging dat hiervan geen sprake zou zijn. Oogmerk van seksuele uitbuiting
Ten slotte overweegt de rechtbank met betrekking tot het oogmerk van seksuele uitbuiting het volgende. Verdachte heeft verklaard dat hij € 220,-- zou krijgen van de potentiele klant voor de seksuele handelingen die [slachtoffer] zou verrichten. [slachtoffer] zou hier € 115,-- voor krijgen en verdachte had [slachtoffer] gevraagd of hij € 5,-- voor zichzelf mocht houden. Verdachte zou zelf de rest van de
€ 220,-- houden. [slachtoffer] wist dat niet en ging ervanuit dat verdachte slechts € 5,-- zou ontvangen. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het oogmerk van seksuele uitbuiting.
Partiële vrijspraak
De rechtbank kan aan de hand van het dossier niet vaststellen of verdachte foto’s van [slachtoffer] in de beide in de tenlastelegging genoemde besloten chatgroepen heeft geplaatst en spreekt verdachte daarom partieel vrij van die onderdelen in de tenlastelegging.
Ten aanzien van feit 2:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 124-125;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, p. 139;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 januari 2019.
Ten aanzien van feit 3:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal doorzoeking en inbeslagneming in de woning p. 191- 201;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 142-157;
- het proces-verbaal bevindingen drugs in WhatsApp-gesprekken, p. 158-168;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 januari 2019.
Ten aanzien van feit 4:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal doorzoeking en inbeslagneming in de woning p. 191- 201;
- het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 142-157;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 januari 2019.
Ten aanzien van feit 5:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal forensisch technisch onderzoek valse bankbiljetten d.d. 17 oktober 2018, p. 176;
- het proces-verbaal forensisch technisch onderzoek valse bankbiljetten d.d. 8 november 2018, p. 178;
- het proces-verbaal aantreffen 10 valse bankbiljetten van 50 euro, p. 179-180;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 januari 2019.