ECLI:NL:RBGEL:2019:510

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 februari 2019
Publicatiedatum
11 februari 2019
Zaaknummer
05/740075-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van vijf familieleden voor openlijke geweldpleging in Zutphen

Op 8 februari 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen vijf leden van een familie, die op 22 november 2017 betrokken waren bij een gewelddadig voorval op een parkeerplaats in Zutphen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten openlijk geweld hebben gepleegd tegen een persoon, aangeduid als [slachtoffer 1], na een aanrijding tussen twee voertuigen. De verdachten hebben de aangever bedreigd en geslagen, waarbij de situatie escaleerde en meerdere getuigen aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachten, waaronder [verdachte], een significante bijdrage hebben geleverd aan het geweld, ondanks hun verweer dat het geweld reeds was geëindigd voordat zij arriveerden. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot werkstraffen van 80 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze straffen niet naar behoren worden uitgevoerd. De rechtbank heeft de ernst van het delict benadrukt, gezien de openbare aard van het geweld en de impact op de aangever en zijn vrouw, die na het incident moesten onderduiken. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachten, maar heeft geoordeeld dat de openlijke geweldpleging een ernstige schending van de rechtsorde is.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740075-18
Datum uitspraak : 8 februari 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] , hierna ook: [verdachte] .
Raadsvrouw: mr. R.J.T. Leijzer en raadsman: mr. R.J.D. Visschers, advocaten te Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 januari 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan [verdachte] is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij of op omstreeks 22 november 2017 te Zutphen, althans in Nederland, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, op de parkeerplaats bij de Albert Heijn aan de Polsbroek, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een publiek toegankelijke plaats, in vereniging, geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 1] , immers heeft/hebben en/of is/zijn verdachte en/of zijn medeverdachten meermalen, althans eenmaal,
- op/in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] gestompt/geslagen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] geroepen (zakelijk weergegeven), 'ik maak je dood, ik maak je helemaal af' en/of 'jij hebt mijn moeder geslagen, ik ga jou dood maken, ik maak je kapot' en/of
- anderszins slaande en/of bedreigende bewegingen jegens die [slachtoffer 1] gemaakt en/of op die [slachtoffer 1] ingedrongen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] geroepen (zakelijk weergegeven) 'dat hij degene die zijn moeder dit had aangedaan zou pakken en kapot zou maken' en/of
- tegen die [slachtoffer 1] geroepen (zakelijk weergegeven) 'dat hij erachter zou komen waar, die mensen die zijn moeder dit had aangedaan wonen en hem/hen daar zou opzoeken' en/of
- tegen die [slachtoffer 1] geroepen (zakelijk weergegeven) 'wie hiervoor verantwoordelijk is, die maak ik dood!' en/of 'Ik ben lid van de Turkse maffia!'
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 22 november 2017 te Zutphen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd door:
- te roepen (zakelijk weergegeven) 'ik maak je dood, ik maak je helemaal af' en/of 'jij hebt mijn moeder geslagen, ik ga jou dood maken, ik maak je kapot' , althans woorden van gelijke strekking, en/of
- slaande en/of bedreigende bewegingen jegens die [slachtoffer 1] te maken en/of
anderszins op die [slachtoffer 1] in te dringen;
2.
hij op of omstreeks 22 november 2017 te Zutphen, althans in Nederland, opzettelijk bedreigend een ambtenaar, te weten, [slachtoffer 2] werkzaam als hoofdagent bij de nationale politie, eenheid oost, basisteam IJsselstreek, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten het verrichten van aanhouding van verdachte, in diens tegenwoordigheid
mondeling de woorden heeft toegevoegd (zakelijk weergegeven) 'Als er iets met mijn moeder gebeurt, maak ik je dood. Ik maak je kapot.', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Vaststaande feiten
Op 22 november 2017 heeft er op de parkeerplaats bij de Albert Heijn aan de Polsbroek in Zutphen een aanrijding plaatsgevonden tussen twee auto’s. In de ene auto zaten aangever [slachtoffer 1] en zijn vrouw getuige [getuige 1] . In de andere auto zat medeverdachte [medeverdachte 1] . Medeverdachte [medeverdachte 2] liep naar de plek van de aanrijding. Aldaar ontstond een woordenwisseling tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] enerzijds en [slachtoffer 1] en [getuige 1] anderzijds over de schuldvraag. [2]
Aangever heeft de politie gebeld en gevraagd om ter plaatse te komen om de verschillende verklaringen vast te leggen. [3] Vervolgens heeft een vechtpartij plaatsgevonden waarbij aangever letsel heeft opgelopen. Op enig moment lag [medeverdachte 2] op de grond. [4] Aangever heeft op 22 november 2017 aangifte gedaan, waarna de politie een onderzoek is gestart.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het openlijk in vereniging geweld plegen.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit kan niet worden vastgesteld dat [verdachte] dat feit heeft begaan en om die reden dient hij hiervan te worden vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging acht niet bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging. De verdediging stelt daartoe onder meer – zakelijk weergegeven – dat [verdachte] niet deelnam aan het door de medeverdachten uitgeoefende geweld tegen aangever [slachtoffer 1] , aangezien het geweld tegen aangever reeds was geëindigd op het moment dat [verdachte] ter plaatse kwam. Daarnaast acht de verdediging ook de subsidiair ten laste gelegde bedreiging in vereniging niet wettig en overtuigend bewezen.
[verdachte] dient te worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde feit.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
Aangever heeft aangifte gedaan van de geweldshandelingen die jegens hem zijn gepleegd. In dat kader heeft hij verklaard dat de situatie uit de hand liep, terwijl hij in afwachting was van de politie (die hij had gebeld vanwege de aanrijding). Ten aanzien van [medeverdachte 2] heeft hij verklaard dat zij getuigen van de aanrijding begon te intimideren. Op een gegeven moment liep zij naar hem toe en bleef maar schreeuwen dat hij niet moest liegen. De bestuurder van de auto – [medeverdachte 1] – liet zich ook niet onbetuigd. Hij liep druk heen en weer en zei meerdere malen: “Ik heb mijn kinderen gebeld. Ik heb mijn kinderen gebeld, die komen eraan.”.
Aangever zag dat [medeverdachte 2] naar hem toe liep en maar bleef schreeuwen dat hij niet moest liegen. Zij hield hem met haar beide handen bij zijn armen vast. [medeverdachte 1] pakte hem ook vast en begon te slaan. Aangever duwde de man en de vrouw van zich af. Zij bleven continu op hem afkomen en hem slaan. Hij kon zich afweren. Als hij dat niet had gedaan hadden zij hem allebei in het gezicht geslagen.
Aangever heeft verklaard dat hij op een gegeven moment werd aangevallen door een Turkse jongen. Hij wilde de Turkse jongen slaan, maar doordat nog steeds een Turkse man en vrouw aan hem hingen, lukte dit niet. [5]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] al vrij snel begon te schreeuwen tegen getuigen van de aanrijding en hen begon te intimideren. Op een gegeven moment richtte [medeverdachte 2] zich tot aangever en begon hem te schoppen. [6] Zij zag dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] aan het duwen en slaan waren tegen haar man. Zij kon niet zien of [medeverdachte 1] ook sloeg of schopte, maar hij stond wel te schreeuwen.
Zij zag dat [medeverdachte 2] , ook nadat medeverdachte [medeverdachte 3] aanwezig was, aangever sloeg en met haar knieën schopbewegingen maakte in zijn richting. Aangever was [medeverdachte 2] aan het afweren. [7]
De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat [medeverdachte 1] heel intimiderend tegenover aangever stond en pogingen deed om hem aan te vallen. Zij hoorde dat [medeverdachte 2] op een afstand stond te schreeuwen en zag dat [medeverdachte 2] ook op aangever afliep. Aangever hield [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] af door zijn arm uit te strekken. [8]
[medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij zag dat aangever zijn vrouw sloeg. Hij heeft geprobeerd aangever aan te vallen, omdat hij wilde dat het zou stoppen. Hij probeerde aangever te slaan, maar had er de kracht niet voor. Hij heeft hem wel bij zijn middel gepakt. Hierop heeft aangever hem geslagen en liet [medeverdachte 1] aangever los. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij het gevoel had dat aangever geld wilde en niet wilde dat de politie erbij kwam. [9]
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat zij tegen aangever had gezegd dat zijn auto niets mankeerde. Zij zei dat zij haar zoon ging halen, omdat zij en haar man oud zijn en de taal niet goed spreken. Toen werd de aangever boos, volgens [medeverdachte 2] . Aangever zei: “kom kom kom”. Hij probeerde een probleem te veroorzaken. Aangever heeft haar op de grond gegooid en daarna geslagen. Veel mensen hebben dit gezien, zowel Turkse mensen als Nederlandse mensen. De man heeft haar heel vaak geslagen.
[medeverdachte 2] verklaart dat zij en haar man door aangever zijn mishandeld. Ook heeft aangever tegen haar gezegd dat hij haar zou neuken. [10]
De rechtbank acht niet geloofwaardig dat aangever [medeverdachte 2] op de grond heeft gegooid en vervolgens [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] heeft mishandeld. De rechtbank baseert deze overtuiging op basis van de aangifte en de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , die hebben verklaard dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op aangever toeliepen en aangever hen heeft moeten afweren. Zij hebben ook gezien dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] geweld hebben gebruikt tegen aangever.
[getuige 1] heeft daarnaast verklaard dat [medeverdachte 2] op een gegeven moment uit balans raakte en [getuige 1] in haar val meetrok. [getuige 1] verklaart dat [medeverdachte 2] deed alsof zij erin bleef. [11]
Getuige [getuige 2] heeft gezien dat [getuige 1] en [medeverdachte 2] voor de auto langsliepen en dat beide vrouwen op de grond vielen. De blonde vrouw is snel opgestaan. [medeverdachte 2] bleef op de grond liggen. Getuige [getuige 2] had het idee dat [medeverdachte 2] een groot theater maakte. [medeverdachte 2] kan in de ogen van getuige [getuige 2] niet hard zijn gevallen. [12] Het letsel dat is vastgesteld bij [medeverdachte 2] past evenmin bij haar verklaring. Uitgaande van de verklaring van [medeverdachte 2] zou zij aanzienlijk hoofdletsel moeten hebben gehad. Het ambulancepersoneel stelt echter vast dat zij geen (naar de rechtbank begrijpt: wezenlijk) letsel heeft. [13] Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft (uiteindelijk) verklaard dat hij niet gezien heeft dat aangever [medeverdachte 2] heeft geslagen. [14] Ook de getuige [getuige 3] heeft niet gezien dat aangever [medeverdachte 2] meermaals op het hoofd heeft geslagen. [15]
Het gevoel van [medeverdachte 1] dat aangever geld wilde en niet wilde dat de politie erbij kwam, wordt op geen enkele wijze ondersteund door de bewijsmiddelen. Integendeel, aangever heeft blijkens de transcriptie van het gesprek met de meldkamer de politie gebeld en gevraagd of zij aanwezig wilden zijn om de situatie vast te leggen, omdat hij en de tegenpartij niet samen uit de schuldvraag kwamen. [16] Uit het dossier blijkt anderszins niet dat vanuit de familie contact met de politie is opgenomen.
De verdediging stelt dat de verklaring van getuige [getuige 2] niet kan worden meegenomen als bewijs. Zij voert daartoe aan dat uit een foto die door deze getuige is gemaakt [17] blijkt dat [getuige 2] het voorval helemaal niet heeft kunnen zien, omdat vanaf de plek waar de foto is genomen het voorval zich afspeelt achter de auto in de hoek van de foto. De rechtbank verwerpt deze stelling. Aan haar stelling legt de verdediging namelijk de aanname ten grondslag dat [getuige 2] gedurende het voorval constant op de plek heeft gestaan waar zij de foto heeft gemaakt. Deze veronderstelling is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gelet op de gedetailleerde verklaring van [getuige 2] en vindt ook overigens geen steun in het dossier.
De verklaring van (uitsluitend) [medeverdachte 2] dat aangever tegen haar zou hebben gezegd dat hij haar zou neuken, vindt ook geen enkele steun in het dossier.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met opzet een significante en wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan het tegen aangever op een openbare plaats – een openbare parkeerplaats in Zutphen – uitgeoefende geweld.
Ten aanzien van [medeverdachte 3]
Aangever heeft verklaard dat hij zag dat een Turkse jongen ter plaatse kwam. Hij zag dat de jongen kwaad was. Hij zag en voelde dat de jongen als een bezetene op hem begon in te slaan. De jongen deed dit met zijn linker én rechter vuist en was gericht op zijn hoofd. Dat gebeurde dus op het moment dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hem continu belaagden door hem te slaan en te duwen. Hierdoor kon aangever zichzelf niet verdedigen tegen de vuistslagen van deze Turkse jongen. Aangever voelde dat deze Turkse jongen hem met beide vuisten op zijn hoofd sloeg. Hij had dus drie mensen tegenover hem die op hem insloegen. De jongen slaagde erin om aangever op zijn hoofd en in zijn gezicht te slaan. Aangever voelde een hevige pijn op zijn neus en voorhoofd. Hij voelde en zag dat zijn gezicht bloedde. Vanaf dat moment werd de situatie echt gewelddadig en chaotisch. Aangever hoorde, zag en voelde dat de Turkse jongen constant als een bezetene op hem bleef inslaan. Hij hoorde dat de jongen daarbij riep met luide stem: “Ik maak je dood, ik maak je dood.”. [18]
[medeverdachte 3] heeft bij de politie verklaard dat hij op een gegeven moment naar de ruzie op het parkeerterrein toe rende en dat hij tussen de grote man en de kleine vrouw in ging staan. De vrouw lag nog steeds op de grond. Terwijl hij tussen hen in stond om de ruzie te sussen kreeg hij een klap op de rechterzijkant van zijn hoofd. Hij kreeg die klap van de grote man, omdat die man dacht dat hij hem zou slaan. [medeverdachte 3] sloeg hem terug. Dat deed hij met mijn linkerhand, want die grote man had zijn rechterarm vast. [medeverdachte 3] weet niet meer waar hij die grote man raakte. Hij weet niet meer precies hoe vaak hij hem sloeg, maar dat zal één of twee keer geweest zijn. Daarnaast heeft [medeverdachte 3] verklaard dat hij zag dat die grote man zijn handen omhoog had en dat hij daardoor wist dat hij hem wilde slaan. Om te voorkomen dat hij hem kon slaan schopte [medeverdachte 3] hem. Hij schopte met mijn rechterbeen naar voren en raakte hem op zijn borst/buik. Hij schopte hem maar één keer en toen kwam de grote man weer naar hem toe. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij denkt dat hij de grote man iets van vijf of zes keer geraakt heeft met slaan. [medeverdachte 3] raakte aangever twee keer in het gezicht en de rest van de keren op zijn lichaam. [19] Ten slotte heeft [medeverdachte 3] verklaard dat hij vindt dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling en openlijke geweldpleging, maar dat dat niet zijn bedoeling was. [20]
Verbalisant [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij uit de auto stapte en zag, terwijl hij uit de auto stapte en richting de personen liep, dat een kleiner persoon een ontbloot lichaam had. Hij zag dat de andere persoon een grotere man betrof en zijn gezicht onder het bloed zat. Later bleek deze ontblote persoon [medeverdachte 3] te zijn. [21]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft verklaard dat hij zag en hoorde dat collega [slachtoffer 2] een jongen aanwees welke mogelijk de verdachte was van een mishandeling. Deze jongen bleek later te zijn [medeverdachte 3] . Hij is bij de jongen gaan staan en zag dat de jongen bloed aan een van zijn handen had zitten. [22]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij zag dat er vanuit de richting van de Albert Heijn een jongeman kwam aanrennen. Zij zag dat de jongen haar man van achteren benaderde. Zij zag dat de jongen haar man meetrok naar de voorkant van hun auto. Zij zag dat de bestuurder en zijn vrouw ook aan de voorzijde van hun auto stonden en dat zij samen met de jongen op haar man aan het inslaan waren. Zij zag dat de jongen aan het inslaan was op het hoofd van haar man. Zij zag dat voor haar onbekende omstanders probeerden de jongen en de bestuurder van haar man af te halen. Dit lukte voor korte duur, direct daarop dook de jonge jongen weer op haar man en ging door met slaan. [23]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat zij zag dat een jongen zijn bovenlichaam bloot maakte en zij hoorde dat hij riep: “Kom maar!”. Zij zag dat deze jongen langs de auto’s liep welke een aanrijding hadden gehad en dat hij op een man af liep. [getuige 4] zag dat hij deze man twee à drie keer vol in het gezicht stompte en een kopstoot gaf. Zij zag dat de man zich niet verweerde. [24]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij zag dat er een jongeman op een fiets aankwam. Zij zag dat deze jongeman zijn fiets een tweetal meters van de bestuurderszijde van de blauwe auto neergooide. Zij zag dat de jongeman direct nadat hij zijn fiets had neergegooid zijn shirt uittrok en wat andere spullen bij de neus van de blauwe auto neergooide. Zij hoorde dat de jongen ondertussen druk aan het schreeuwen was, zij kon niet verstaan wat hij aan het schreeuwen was. Zij zag dat de jongeman op de lange man afstormde en direct begon in te slaan op het gezicht van de lange man. Zij zag dat de lange man hierdoor overvallen werd en tegen zijn auto aanhing. Zij zag dat de lange man probeerde om zichzelf te beschermen tegen de klappen door de jonge man vast te pakken. Zij zag dat dit niet lukte en dat de lange man meerdere klappen op zijn gezicht kreeg. Zij zag toen dat de lange man zich weer oprichtte en dat de bovenkant van zijn neus bloedde. Zij weet zeker dat de jongeman dit letsel aan de lange man had toegebracht. Zij weet dit zeker omdat ze nog geen bloed had gezien voordat de worsteling met de jongeman had plaatsgevonden. Zij kon niet goed zien hoeveel impact de klappen hadden op de lange man. Zij zag dat de jonge man druk met zijn armen maaide en al schoppend de lange man wilde raken. [25]
Ten aanzien van [medeverdachte 4]
Aangever heeft verklaard dat hij meerdere Turkse mannen ter plaatse zag komen. Zij waren zeer kwaad. De situatie bleef chaotisch doordat de Turkse mannen voor geen enkele reden vatbaar waren. De politie had geen enkele indruk op de Turkse mensen. Zij namen niets van de politie aan. Ondanks dat zij door de politie werden tegenhouden, probeerden ze continu erlangs te komen om naar hem te gaan. [26]
[medeverdachte 4] heeft bij de politie verklaard dat hij op een agressieve wijze aan aangever heeft gevraagd of hij zijn moeder had geraakt. Hij kon zich niet herinneren dat hij tegen aangever heeft geschreeuwd en als hij dat wel zou hebben gedaan, zou dat in paniek zijn geweest en heeft hij de bedreiging niet gemeend. [27]
Verbalisant [slachtoffer 2] heeft verklaard, dat hij zag dat de hem ambtshalve bekende [medeverdachte 4] bij het incident kwam. Hij hoorde [medeverdachte 4] schreeuwen dat hij degene die zijn moeder dit had aangedaan zou pakken en kapot zou maken. [medeverdachte 4] zei ook dat hij er achter zou komen waar die persoon woont en hem daar zou opzoeken. Verbalisant [slachtoffer 2] heeft [medeverdachte 4] meerdere malen gevraagd weg te gaan en afstand te houden. [medeverdachte 4] bleef zich maar opdringen en wilde langs hem heen lopen in de richting van aangever. Verbalisant [slachtoffer 2] werd hierdoor gehinderd in zijn werkzaamheden en heeft daarom besloten [medeverdachte 4] aan te houden voor het beletten/belemmeren van zijn werkzaamheden. [28]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat hij bij de vrouw bleef die op de grond lag. Hij zag dat zijn collega [slachtoffer 2] door een voor hem onbekende omstander werd lastig gevallen. Hij zag dat zijn collega werd belemmerd in de uitvoering van zijn werk en dat deze persoon steeds richting de manspersoon wilde gaan met het bebloede gezicht. Door het gedrag van de manspersoon kreeg hij het gevoel dat hij hem letsel wilde toebrengen. [29]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft verklaard dat hij [medeverdachte 4] , [verdachte] en [medeverdachte 5] zag aan komen rennen. Hij zag dat alle broers boos waren en hoorde ze schreeuwen: “wie heeft mijn moeder geslagen”. Ook hoorde hij dat er flinke bedreigingen richting aangever werden geuit.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat [medeverdachte 4] meerdere malen heeft geprobeerd aangever aan te vallen. Het is de aldaar aanwezige politie echter steeds gelukt om hem tegen te houden. Hij heeft geschreeuwd dat hij degene die zijn moeder dit heeft aangedaan kapot zou maken en dat hij er achter zou komen waar diegene woont en hem daar zou opzoeken. Uit het feit dat [medeverdachte 4] zich maar bleef opdringen en langs verbalisant [slachtoffer 2] wilde oplopen om in de richting van aangever te gaan, leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 4] de uitlatingen opzettelijk heeft gedaan. Dat [medeverdachte 4] eventueel, naar eigen zeggen, in paniek was, omdat hij zijn moeder op de grond zag liggen, doet daar niet aan af.
Ten aanzien van [medeverdachte 5]
Aangever heeft verklaard dat een Turkse man riep: “Waar is hij, waar is hij? Ik maak hem dood. Ik maak hem dood. Wie heeft mij moeder geslagen? Ik maak hem dood, hij gaat dood.” Hij kon deze Turkse man als volgt omschrijven:
Leeftijd: in de 20 jaar.
Lengte: 1,80m.
Postuur: Slank atletisch figuur.
Kleding: donkere jas met capuchon.
Van deze uitspraken kreeg hij een zeer angstig gevoel en hij voelde zich ernstig bedreigd. [30]
[medeverdachte 5] heeft bij de politie verklaard dat hij emotioneel werd op het moment dat hij zijn moeder op de grond zag liggen. Hij schrok daar ontzettend van. Hij heeft verklaard dat hij van alles heeft geschreeuwd en heeft gescholden. [31]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft verklaard dat hij de hem ambtshalve bekende [medeverdachte 5] aan zag en hoorde komen lopen. De verbalisant kent hem ambtshalve, omdat [medeverdachte 5] regelmatig voorkomt op de briefing met naam en foto, en de verbalisant tijdens diensten vaker met hem in aanraking is gekomen. Verbalisant [verbalisant 3] zag en hoorde dat [medeverdachte 5] wild aan het schreeuwen was. Hij hoorde [medeverdachte 5] schreeuwen: “Wie hiervoor verantwoordelijk is die maak ik dood! Ik ben lid van de Turkse maffia!”, of woorden van gelijke strekking. Hij zag dat [medeverdachte 5] naar de vrouw toeliep en bij haar ging staan, terwijl hij wild aan het schreeuwen was en daarbij alle omstanders aanwees met zijn vinger. Hij hoorde dat [medeverdachte 5] constant en zonder ophouden aan het schreeuwen en tieren was, waarbij hij bleef roepen dat hij iedereen af zou maken die ermee te maken had gehad. [32]
Verbalisant [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op een gegeven moment zag dat [medeverdachte 5] zijn richting op kwam lopen. Hij hoorde [medeverdachte 5] dreigende taal spreken, dat hij de persoon die dit zijn moeder had aangedaan wat aan zou doen. Hij heeft [medeverdachte 5] tegen gehouden, zodat hij aangever niet kon benaderen. Door [medeverdachte 5] werd nog rond geschreeuwd dat hij van de Turkse maffia was en bij de PKK zat. [medeverdachte 5] schreeuwde ook dat hij iedereen zou pakken die hem tegen zou werken. [33]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft verklaard dat hij een voor hem onbekend persoon in de directe omgeving van de vrouw, welke op de grond lag, zag lopen. Hij hoorde deze persoon roepen dat hij van de Turkse maffia was en dat hij iedereen die hier mee te maken had wel zou vinden, of woorden van gelijke strekking. Deze persoon was licht getint van huidskleur, ongeveer 1.80 meter lang, kort haar, ongeveer 25 jaar oud. [34]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat door één van de zonen van [medeverdachte 1] , hij weet niet welke dit was, zeer luid werd geschreeuwd zowel in de richting van de politie als ook in de richting van alle omstanders, dat hij familie was van de Turkse maffia, dat hij bij de PKK zat en dat hij iedereen die hem tegen zou werken, zou pakken. Ook de politie. Het zou hem niets interesseren. Dit werd door deze zoon meerdere malen geroepen. [35]
Verbalisant [verbalisant 5] heeft verklaard dat hij zag dat boven de vrouw een jongen zat gehurkt. Hij kende deze jongen ambtshalve als [medeverdachte 5] . Hij hoorde en zag dat de jongen zich half omdraaide naar de grote groep mensen en riep: “Ik ben lid van de Turkse maffia, ik krijg diegene wel die dit gedaan heeft. Ik maak hem kapot”, of woorden van gelijke strekking. [36]
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat [medeverdachte 5] boos was, woedend, omdat zijn moeder was geslagen. De politie stond toen bij [medeverdachte 5] en hoorde dit ook. Hij hoorde [medeverdachte 5] zeggen dat als de politie wel of niet iets ging doen, hij die man zou pakken die zijn moeder had geslagen. [37]
Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat zij verstond dat de persoon op de scooter riep: “Ik ben lid van de Turkse maffia”. Dat heeft hij meerdere keren geroepen. Op het moment dat hij dit riep stond hij al bij de persoon die op de grond lag. [38]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij zag dat toen de politie ter plaatse kwam er nog een andere jongeman aankwam. Zij hoorde dat deze jongeman begon te roepen: “Wat heb je met mijn moeder gedaan? Ik maak jullie allemaal dood. Ik ben van de Turkse maffia.” Ze hoorde dat hij deze uitspraken bleef herhalen. [39]
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat [medeverdachte 5] heeft geroepen dat hij lid was van de Turkse maffia en dat hij diegene die ervoor verantwoordelijk was dat zijn moeder op de grond lag dood zou maken. Aangever kreeg hierdoor een zeer angstig gevoel en voelde zich bedreigd. Uit het feit dat [medeverdachte 5] het niet bij één keer roepen heeft gelaten, maar meerdere keren heeft geroepen dat hij lid was van de Turkse maffia en dat hij in diverse bewoordingen te kennen heeft gegeven dat hij diegene die had veroorzaakt dat zijn moeder op de grond lag wat zou aandoen, leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 5] de uitlatingen opzettelijk heeft gedaan. Dat [medeverdachte 5] , naar eigen zeggen, emotioneel was, aangezien hij zijn moeder op de grond zag liggen, doet hier niets aan af.
Ten aanzien van [verdachte]
Aangever heeft verklaard dat een Turkse man met een omtrekkende beweging en vervolgens linea recta naar hem toe kwam lopen. Hij zag dat deze man een groen fietsslot in zijn hand had dat dicht was. Deze man keek hem aan en riep iets in zijn richting van: “Jou moet ik hebben”. Dit werd gelukkig voorkomen door een politieman welke deze man met kracht bij hem wegduwde. [40]
[verdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij zijn moeder op de grond zag liggen. Hij vroeg een jongen wie dat had gedaan. Er werd gewezen naar een man met bloed op zijn gezicht. [verdachte] liep naar deze man toe en wilde hem slaan, maar hij werd door de politie tegengehouden. [41]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft verklaard dat hij een collega in de richting van [medeverdachte 5] zag lopen, op het moment dat hij dit deed zag hij vanuit zijn ooghoek dat achter hem langs nog een persoon liep, naar later bleek [verdachte] . Hij zag dat [verdachte] richting aangever liep en ook begon te schreeuwen. Hij hoorde [verdachte] schreeuwen: “Wie was dit? Was jij dit?”, of woorden van gelijke strekking. [verdachte] wees in de richting van aangever en begon op hem af te stormen. Omdat hij zag dat [verdachte] aangever wilde aanvallen, rende verbalisant [verbalisant 3] achter hem aan om dit te voorkomen. [verdachte] haalde zijn rechterarm uit om vervolgens met kracht uit te halen met een vuistslag. [verbalisant 3] kon niet zien of [verdachte] aangever ook heeft geraakt, omdat hij hem op dat moment vastgreep. Hij zag en voelde dat [verdachte] uit zijn dak ging en steeds terug wilde in de richting van aangever. Hij hoorde [verdachte] tegen aangever roepen: “Ik maak je dood, ik maak je helemaal af”, of woorden van gelijke strekking. Ook nadat [verdachte] was aangehouden, heeft verbalisant [verbalisant 3] hem tegen aangever horen roepen: “Ik maak je kapot, ik maak je helemaal dood!”, of woorden van gelijke strekking. Verbalisant [verbalisant 3] zag dat toen hij [verdachte] in de dienstvoertuig liet plaatsnemen, dat [verdachte] een fluorescerend groen fietsslot in zijn handen vast had. [42]
Verbalisant [verbalisant 2] zag dat [verdachte] aangever probeerde aan te vliegen. Hij zag dat [verdachte] daarbij een slaande beweging maakt in de richting van het hoofd van aangever.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat er een jongen liep met iets groen/geel in zijn rechterhand. Hij hief zijn hand op en riep: “Waar is hij, ik maak hem af”.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat [verdachte] slaande en bedreigende bewegingen heeft gemaakt jegens aangever en onder andere tegen aangever heeft geroepen: “Ik maak je dood, ik maak je helemaal af”. Aangever kreeg hierdoor een zeer angstig gevoel en voelde zich bedreigd. Uit het feit dat [verdachte] het niet bij één keer roepen heeft gelaten, maar meerdere keren, ook nadat hij was aangehouden, in diverse bewoordingen te kennen heeft gegeven dat hij diegene die had veroorzaakt dat zijn moeder op de grond lag wat zou aandoen, leidt de rechtbank af dat [verdachte] de uitlatingen opzettelijk heeft gedaan. [verdachte] heeft ook bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat als hij niet door de politie tegen was gehouden, hij aangever zou hebben geslagen. [43]
Ten aanzien van [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [verdachte]
De rechtbank dient vervolgens te onderzoeken of [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [verdachte] aldus een significante en wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan het tegen aangever uitgeoefende geweld. In dat kader heeft de verdediging als verweer aangevoerd dat – zakelijk weergegeven – dit geweld reeds was geëindigd op het moment dat [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [verdachte] op de parkeerplaats aankwam. Om die reden staat het gedrag van [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [verdachte] op zichzelf en hebben zij geen bijdrage geleverd aan geweld dat op een eerder moment tegen aangever is uitgeoefend, aldus de verdediging. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat de Hoge Raad in zijn arrest van 13 oktober 2015 (ECLI:NL:HR:2013:132) heeft geoordeeld dat voor een significante en wezenlijke bijdrage aan het geweld niet nodig is dat de deelnemers gelijktijdig aan het geweld zijn begonnen.
Aangever heeft verklaard dat hij op een gegeven moment werd aangevallen door een Turkse jongen. Hij wilde de Turkse jongen slaan, maar doordat nog steeds een Turkse man en vrouw aan hem hingen, lukte dit niet. Op dat moment zag hij dat de eerste politieauto ter plaatse kwam. Die politiemannen trokken de Turkse jongen en man van hem af. Daarop sprak hij zijn vrouw. Hij zag dat meerdere Turkse mannen ter plaatse kwamen en dat deze mannen zeer kwaad waren. Hij zag dit aan hun gelaatsuitdrukkingen. Hij zag dat de situatie chaotisch bleef doordat de Turkse mensen voor geen enkele rede vatbaar waren. Er kwamen steeds meer Turkse mensen ter plaatse. Hij zag op een gegeven moment dat een Turkse man met versnelde pas op hem af kwam lopen, dat deze man langs de politie liep en hem met kracht en opzettelijk op zijn hoofd sloeg. Deze man riep naar hem dat hij hem dood ging maken. Hij werd constant door verschillende Turkse mensen met de dood bedreigd. [44]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij op een gegeven moment zag dat voor haar onbekende omstanders probeerden om de jongen en de bestuurder van haar man af te halen. Dat lukte voor korte duur, direct daarop dook de jonge jongen weer op haar man en ging door met slaan. Er kwamen steeds meer jongens bij. Ze hoorde dat deze jongens aan de jonge jongen vroegen: “Wie heeft mij moeder geslagen?”. Ze hoorde hen roepen: “Jij hebt mijn moeder geslagen, ik ga jou dood maken, ik maak je kapot”. Het was een groepje jongens dat dit riep. Omdat ze hoorde dat zij riepen “mijn moeder”, ging ze ervan uit dat het zoons van de vrouw waren. Toen zag ze dat er een politieauto aankwam, eerst één auto. [45]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat op hetzelfde moment dat de politie ter plaatse kwam er nog een andere jongeman aankwam. Ze hoorde deze jongeman roepen: “Wat heb je met mijn moeder gedaan? Ik maak jullie allemaal dood. Ik ben van de Turkse maffia”. Ze hoorde dat hij deze uitspraken bleef herhalen. [46]
Verbalisant [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij en zijn collega, verbalisant [verbalisant 1] , als eerste eenheid ter plaatse waren. Zij kwamen ter plaatse en stapten uit de auto. Terwijl zij uitstapten zagen zij een persoon met een ontbloot lichaam (die later [medeverdachte 3] bleek te zijn) en aangever, die op dat moment een bebloed gezicht had. Verbalisant [slachtoffer 2] heeft verklaard dat op dat moment veel mensen op korte afstand stonden van het gevecht, hij schat binnen 20 meter. Er verzamelden meer personen rondom het incident. Er werd veel geroepen en geschreeuwd. Op de grond, achter [medeverdachte 3] , zag hij een vrouw op de grond liggen. Hem werd verteld dat aangever dit had gedaan en hij is met aangever gaan praten. Op het moment dat hij, verbalisant [slachtoffer 2] , doende was met dit incident was het lastig om direct duidelijkheid in de situatie te krijgen. Hij zag dat de hem ambtshalve bekende [medeverdachte 4] bij het incident kwam. Gedurende het gehele incident was het hectisch en lastig om de situatie overzichtelijk te houden, omdat er vanaf meerdere kanten bemoeienis, geschreeuw en mensen kwamen. Op een gegeven moment zag hij [medeverdachte 5] zijn richting in lopen en hij hoorde dat [medeverdachte 5] dreigende taal sprak, dat hij de persoon die dit zijn moeder had aangedaan wat zou aandoen. [47]
Daarnaast bevat het dossier schriftelijke uitwerkingen van meldkamergesprekken die door diverse politie-eenheden zijn gevoerd met de meldkamer in relatie tot het incident aan de Polsbroek in Zutphen. [48] Uit die schriftelijke uitwerkingen blijkt dat de meldkamer binnen een relatief korte tijd heeft moeten opschalen en diverse politie-eenheden naar de Polsbroek heeft gestuurd omdat het geweld tegen aangever niet ophield, waarbij aan enkele eenheden ook wordt gezegd dat ze met spoed moeten doorrijden.
Hoewel de rechtbank niet kan vaststellen wat het exacte moment is geweest waarop [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [verdachte] op de plaats van het incident zijn verschenen en zijn begonnen met de bedreigende gedragingen, volgt uit voormelde bewijsmiddelen wel dat de dreiging voor aangever feitelijk niet was verdwenen op het moment dat zij hiermee begonnen. Er was continu sprake van een grimmige en chaotische situatie, waarbij aangever in een relatief kort tijdsbestek meerdere malen, op onregelmatige wijze en door verschillende personen werd aangevallen of bedreigd. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen dat [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [verdachte] ter plaatse zijn gekomen naar aanleiding van telefooncontact tussen hun vader en (een van) hen met de mededeling dat hun ouders waren aangevallen na een aanrijding en dat hun moeder buiten bewustzijn was geslagen. Gegeven deze omstandigheden oordeelt de rechtbank dat de diverse geweldshandelingen, zowel fysiek als verbaal, gezamenlijk onderdeel uitmaken van het in temporele zin gezien zelfde geweld dat tegen aangever werd uitgeoefend.
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat daarmee ook [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [verdachte] – naast hun ouders en [medeverdachte 3] – met opzet een significante en wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan het tegen aangever op een openbare plaats – een openbare parkeerplaats in Zutphen – uitgeoefende geweld.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] het eerste primair tenlastegelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks22 november 2017 te Zutphen,
althans in Nederland,openlijk,
te weten op ofaan de openbare weg, op de parkeerplaats bij de Albert Heijn aan de Polsbroek,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor publiek toegankelijke plaats,in vereniging, geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , immers
heeft/hebben
en/of is/ zijnverdachte en
/of zijnmedeverdachten meermalen, althans eenmaal,
-
op/in het gezicht
, althans op/tegen het hoofd en/of het (boven)lichaamvan
die [slachtoffer 1] gestompt/geslagen en
/of
- tegen die [slachtoffer 1] geroepen (zakelijk weergegeven), 'ik maak je dood, ik maak
je helemaal af' en
/of'jij hebt mijn moeder geslagen, ik ga jou dood maken, ik
maak je kapot' en
/of
-
anderszinsslaande en
/ofbedreigende bewegingen jegens die [slachtoffer 1] gemaakt en
/ofop die [slachtoffer 1] ingedrongen en
/of
- tegen die [slachtoffer 1] geroepen (zakelijk weergegeven) 'dat hij degene die zijn moeder dit had aangedaan zou pakken en kapot zou maken' en
/of
- tegen die [slachtoffer 1] geroepen (zakelijk weergegeven) 'dat hij erachter zou komen waar, die mensen die zijn moeder dit hadden aangedaan wonen en
hem/hen daar zou opzoeken' en
/of
- tegen die [slachtoffer 1] geroepen (zakelijk weergegeven) 'wie hiervoor verantwoordelijk is, die maak ik dood!' en
/of'Ik ben lid van de Turkse maffia!'.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. [verdachte] is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
[verdachte] moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

[verdachte] is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat [verdachte] ter zake van het onder feit 1 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes dagen, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht, en voorts tot het verrichten van 120 uren werkstraf, te vervangen door 60 dagen hechtenis waarvan 40 uren te vervangen door 20 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft aangevoerd dat de openlijke geweldpleging buitengewoon bedreigend is geweest voor aangever en zijn vrouw. Verder geldt als strafverzwarende omstandigheid dat [verdachte] zich dreigend ten opzichte van aangever heeft uitgelaten terwijl er al politie aanwezig was. Tot slot houdt de officier van justitie rekening met de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] en het feit dat hij geen relevant strafblad heeft.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, deze zaak grote gevolgen heeft voor [verdachte] en medeverdachten en dat daar rekening mee moet worden gehouden bij de bepaling van de straf. De familie wordt weggezet als een criminele familie. Dit heeft grote impact op hem gehad. De verdediging stelt zich op het standpunt dat indien er toch een straf zou moeten volgen voor het subsidiaire feit van de bedreiging een geldboete passend is. Deze geldboete dient te worden beperkt tot € 250,-, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht, zodat [verdachte] feitelijk niets meer hoeft te betalen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van [verdachte] zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op zijn uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 13 december 2018.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat [verdachte] , zijn ouders en twee broers zich schuldig hebben gemaakt aan fysiek geweld en bedreiging van aangever op klaarlichte dag op de parkeerplaats aan de Polsbroek in Zutphen. Zij vormden samen met [medeverdachte 3] een overmacht ten opzichte van aangever. De gebeurtenissen zijn voor aangever en zijn vrouw zeer beangstigend geweest, zoals is gebleken uit hun verklaringen bij de politie en het feit dat zij na het incident hebben moeten onderduiken. Kwalijk vindt de rechtbank dat de aanleiding een aanrijding tussen twee langzaam achteruitrijdende auto’s is op een parkeerplaats. Een dergelijke aanrijding kan eenvoudig door verzekeraars worden afgehandeld. Dat had aangever ook voor ogen, maar deze dag is voor hem en zijn vrouw geëindigd in een drama.
Daarnaast is kwalijk dat het geweld plaatsvond op een parkeerplaats van verschillende winkels waardoor veel mensen getuigen zijn geweest van het geweld.
Ook nadat de politie is gearriveerd is de dreiging voor aangever niet geweken en hadden de aanwezige politieagenten de handen vol aan de zoons die zich niet voor rede vatbaar hebben getoond. Er is hier sprake van een ernstig geweldsdelict dat een voor de rechtsorde schokkend karakter draagt en dat leidt tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Dit blijkt onder meer uit het feit dat de politie getuigen gevraagd heeft om een verklaring af te leggen en enkele getuigen hiervan hebben afgezien uit angst voor de familie.
Verder weegt de rechtbank mee dat [verdachte] niet eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld.
Gezien het voorgaande en het aandeel van [verdachte] in het openlijk geweld – de slaande beweging in de richting van aangever en het meermaals uiten van bedreigingen jegens aangever – acht de rechtbank oplegging van een werkstraf passend en geboden. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank, gelet op het feit dat [verdachte] niet eerder voor een soortgelijk delict is veroordeeld, geen aanleiding om [verdachte] te veroordelen tot een voorwaardelijke werkstraf. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding om een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van de tijd in verzekering doorgebracht. De rechtbank zal deze tijd in aftrek brengen op de werkstraf.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c en 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 Spreekt verdachte vrij van het onder 2. tenlastegelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het overige tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
werkstrafgedurende
80 (tachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf 10 (tien) uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 (twee) uren in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.W. Monteiro (voorzitter), mr. W. Bruins en
mr. Y.H.M. Marijs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Rijkse, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 februari 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Eenheid Oost Nederland, districtsrecherche Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL 0600-2017539734, gesloten op 31 januari 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 316, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 481 en 482 en proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 586.
3.Proces-verbaal van bevindingen p. 346.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 319, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 482 en 483 en proces-verbaal van bevindingen, p. 335 tot en met 343.
5.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 318 en 319.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p.474.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 482.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 514.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 616-631.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 586 en 594.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 483.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 515.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 367.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 537.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 508 en 509.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 346.
17.In het dossier opgenomen op p. 517.
18.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 318 en 319.
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 530 en 531.
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , p. 539.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 357.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 362.
23.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 282 en 283.
24.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 511.
25.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 515.
26.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 316 tot en met 323.
27.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] , p. 553 tot en met 564.
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 358.
29.Proces-verbaal van bevindingen, p. 364.
30.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 316 tot en met 323.
31.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 5] , p. 570 tot en met 578.
32.Proces-verbaal van bevindingen, p. 352 tot en met 354.
33.Proces-verbaal van bevindingen, p. 357 tot en met 359.
34.Proces-verbaal van bevindingen, p. 360 en 361.
35.Proces-verbaal van bevindingen, p. 364 en 365.
36.Proces-verbaal van bevindingen, p. 366 en 367.
37.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 485 tot en met 488.
38.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] , p. 504 tot en met 506.
39.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 513 tot en met 516.
40.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 316 tot en met 323.
41.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 545 tot en met 552.
42.Proces-verbaal van bevindingen, p. 352 tot en met 354.
43.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 548 en verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting van 25 januari 2019.
44.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 316 tot en met 323.
45.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 481 tot en met 484.
46.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 513 tot en met 516.
47.Proces-verbaal van bevindingen, p. 357 tot en met 359.
48.Proces-verbaal van bevindingen meldkamergesprekken, p. 348 tot en met 351.