ECLI:NL:RBGEL:2019:454

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 januari 2019
Publicatiedatum
6 februari 2019
Zaaknummer
05/152617-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van kosten van rechtsbijstand na sepot in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 31 januari 2019 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand, ingediend door verzoekster, geboren in 1981, die domicilie heeft gekozen bij haar raadsvrouw, mr. C.L.A. de Sitter. Verzoekster was verdacht van overtredingen van de Wegenverkeerswet en het Wetboek van Strafrecht, maar de officier van justitie heeft deze verdenkingen op 7 augustus 2018 geseponeerd. Verzoekster vraagt een vergoeding van € 33.080 voor rechtsbijstandskosten, die door haar werkgever, de Nationale Politie, zijn voldaan. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 17 januari 2019, waarbij zowel de raadsvrouw als de officier van justitie aanwezig waren. De officier heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek.

De rechtbank overweegt dat artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat een vergoeding voor rechtsbijstand kan worden toegekend indien de zaak eindigt zonder straf of maatregel. De rechter dient daarbij gronden van billijkheid in acht te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kosten die zijn gedeclareerd door de raadsvrouw, in totaal 93 uur, bovenmatig zijn in verhouding tot de juridische complexiteit van de zaak. De rechtbank heeft de vergoeding voor rechtsbijstand vastgesteld op € 10.000, inclusief BTW, en heeft daarnaast een forfaitair bedrag van € 550 voor de behandeling van het verzoekschrift toegekend. De rechtbank wijst het meer of anders verzochte af.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/152617-17
Raadkamernummer: 18-008042
Datum uitspraak: 31 januari 2019
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer naar aanleiding van een verzoekschrift ex artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:

[verzoekster] (verder: verzoekster),

geboren op [geboortedag] 1981,
domicilie kiezende aan het adres van haar raadsvrouw mr. C.L.A. de Sitter,
[adres]

De procedure

Namens verzoekster is een verzoekschrift ingediend waarin vergoeding wordt gevraagd van in totaal € 33.080,-- ter zake kosten van rechtsbijstand, alsmede € 550,-- ter zake kosten voor het opstellen en bijwonen van de behandeling van het verzoekschrift.
Het verzoekschrift is tijdig ingediend en is behandeld in het openbaar op 17 januari 2019.
Daarbij zijn gehoord de raadsvrouw van verzoekster, mr. C.L.A. de Sitter, en de officier van justitie, mr. W.A. Pustjes.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek.

De beoordeling van het verzoek

Verzoekster is verdacht geweest van overtreding van artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW), verlaten plaats verkeersongeval, en van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), valsheid in geschrift. De officier van justitie heeft deze verdenkingen jegens verzoekster op 7 augustus 2018 geseponeerd. Verzoekster vraagt vergoeding van kosten van rechtsbijstand.
Artikel 591a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) bepaalt dat, indien een zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a Sr, aan de gewezen verdachte met in achtneming van artikel 44a van de Wet op de rechtsbijstand, een vergoeding in de kosten van een raadsman wordt toegekend. Toekenning heeft ingevolge artikel 90, eerste lid, Sv steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het feit dat de werkgever van verzoekster, de Nationale Politie, de door verzoekster opgevoerde kosten ter zake rechtsbijstand inmiddels heeft voldaan, staat niet aan toewijzing van het verzoek in de weg (ECLI:NL:HR:2018:1428).
Met de sepotbeslissing van de officier van justitie is de zaak tegen verzoekster geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a Sr. Beoordeeld dient te worden of gronden van billijkheid aanwezig zijn om vergoeding van kosten van rechtsbijstand toe te kennen. Om dit te kunnen beoordelen heeft de raadkamer op basis van de overgelegde stukken en de behandeling van het verzoekschrift het procesverloop in deze zaak op een rij gezet. Dit leidt tot de volgende vaststelling.
Het verloop van de zaak
Verzoekster is brigadier van politie en is in die hoedanigheid op 16 april 2016 betrokken geweest bij een aanrijding. Tegen haar is vervolgens aangifte gedaan ter zake verlaten plaats verkeersongeval. Verzoekster heeft in verband met het ongeval een schadeformulier opgemaakt waarna een verdenking ter zake valsheid in geschrift is gerezen.
Op 31 mei 2016 is het eind-proces-verbaal betreffende het verlaten plaats verkeersongeval gesloten. Dit proces-verbaal behelst in totaal 36 pagina’s met de volgende inhoud:
- proces-verbaal van aangifte (13 pagina’s waarvan 10 pagina’s foto’s);
- proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] (2 pagina’s);
- proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] (5 pagina’s);
- proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [Verbalisant X] (1 pagina);
- proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verzoekster (3 pagina’s);
- rapportage uitlezen UDS (5 pagina’s);
- e-mailbericht over een mogelijk (ongeschikt) bandenspoor (2 pagina’s);
- afdruk AVLS registratie (1 pagina);
- proces-verbaal van verhoor van verzoekster ter zake artikel 7 WVW (4 pagina’s).
Op 14 juli 2016 en op 22 augustus 2016 zijn nog twee processen-verbaal opgemaakt (in totaal 7 pagina’s).
Eind 2016 is de advocaat van verzoekster als raadsvrouw bij de zaak betrokken geraakt.
Maart 2017 is verzoekster, bijgestaan door haar raadsvrouw, door verbalisanten van de afdeling VIK (Veiligheid, Integriteit en Klachten) gehoord ter zake de verdenking valsheid in geschrift. Het proces-verbaal aangaande deze verdenking is niet in het bezit van de raadkamer. Tijdens de behandeling van het verzoekschrift is desgevraagd door de raadsvrouw toegelicht dat dit eindproces-verbaal qua omvang min of meer gelijk is aan het eindproces-verbaal ter zake verlaten plaats verkeersongeval.
Na een schriftelijk verzoek van de raadsvrouw heeft de officier van justitie de verdenking ter zake valsheid in geschrift in juni 2017 geseponeerd tegen sepotcode 02. In juli 2017 heeft de raadsvrouw verzocht om de sepotcode te wijzigen in 01. Tegen de beslissing van de officier van justitie om de sepotcode 02 in stand te laten, is vervolgens op 18 september 2017 schriftelijk bezwaar gemaakt/klacht gedaan bij de hoofdofficier van justitie van het arrondissementsparket Oost-Nederland.
In verband met de verdenking ter zake verlaten plaats verkeersongeval heeft op 26 september 2017 een OM-hoorzitting (TOM-zitting) plaatsgevonden. Verzoekster en haar raadsvrouw zijn daarbij aanwezig geweest. De aldaar aangeboden strafbeschikking is geweigerd, waarna de officier van justitie te kennen heeft gegeven tot dagvaarding over te gaan. Op verzoek van de raadsvrouw is door de officier van justitie vervolgens het videobestand van het AVLS-systeem verstrekt.
In november 2017 heeft de raadsvrouw bij de rechter-commissaris een verzoek ex artikel 182 Sv ingediend. Zij heeft de rechter-commissaris verzocht nader onderzoek te verrichten, te weten:
- het (doen) over leggen van de legenda van het AVLS-systeem en het in verband daarmee horen van de automatiseerder van politie die over dit systeem gaat;
- het horen van getuige [getuige 1] ;
- het horen van verbalisant [Verbalisant X] ;
- het houden van een schouw/reconstructie.
De rechter-commissaris heeft bij beschikking van 27 december 2017 vastgesteld dat de officier van justitie zorg ervoor zal dragen dat de verzochte legenda zullen worden verstrekt en dat eventuele nadere vragen zullen worden beantwoord door een automatiseerder. De rechter-commissaris heeft het horen van getuige [getuige 1] toegewezen en heeft bepaald dat verbalisant [Verbalisant X] aanvullend proces-verbaal dient op te maken. Voor het overige is het verzoek afgewezen.
[Verbalisant X] heeft in februari 2018 de door de raadsvrouw geformuleerde vragen in een proces-verbaal beantwoord.
Het bezwaar/de klacht tegen de beslissing sepotcode 02 ter zake valsheid in geschrift is in maart 2018 telefonisch behandeld.
In juni 2018 heeft de raadsvrouw de officier van justitie opnieuw verzocht om ook de verdenking ter zake verlaten plaats verkeersongeval te seponeren. In verband met dit verzoek zijn twee verbalisanten telefonisch aanvullend gehoord.
Op 7 augustus 2018 heeft de officier van justitie de sepotcode ter zake valsheid in geschrift gewijzigd van 02 in 01 en de verdenking ter zake verlaten plaats ongeval geseponeerd met de toelichting “dat geen vervolgingsrecht (meer) bestaat” (artikel 184 WVW).
De declaraties
De raadsvrouw heeft 20 declaraties overgelegd in verband met verleende rechtsbijstand in de periode november 2016 – augustus 2018. In totaal zijn ter betaling 108 posten opgevoerd door twee advocaten, mr. De Sitter en mr. Stevens. Zij hebben gezamenlijk 93 uur aan werkzaamheden gedeclareerd.
De raadkamer heeft de declaraties op een rij gezet, waarbij de genoemde posten en de cursieve toevoegingen omschrijvingen betreffen zoals die uit de declaraties zijn overgenomen. De posten zonder omschrijving heeft de raadkamer genoemd onder
“niet nader omschreven”.Dit leidt tot de volgende optelsom.
mw. mr. De Sitter82 uur en 40 minuten
in rekening gebracht uurtarief: € 299,-- per uur (ex. 5% kantoorkosten, ex 21% BTW)
-
studie strafdossier:
6 uur en 50 minuten
-
processtuk: 19 uur en 55 minuten
sepotverzoek voorbereiden 2 uur en 10 minuten
s
epotverzoek 4 uur en 40 minuten
sepot 50 minuten
mbt sepotcode (incl onderzoeklit/jur) 1 uur 30 minuten
bezwaar 1 uur en 40 minuten
pleitnota 1 uur 45 minuten
onderzoek voorbereiden 1 uur 50 minuten
niet nader omschreven 5 uur en 30 minuten
-
vragenlijst 2 uur en 55 minuten
getuige 45 minuten
niet nader omschreven 2 uur en 10 minuten
-
onderzoek jurisprudentie/literatuur 3 uur
in verband met sepot 45 minuten
processen-verbaal 1 uur 40 minuten
inzake 184 WVW 35 minuten
-
studie overige stukken 4 uur en 15 minuten
dossiernotitie inzake onderzoek 2 uur en 15 minuten
persoonlijkheidsrapport incl beslissing inbrengen 30 minuten
aanvullende stukken 50 minuten
niet nader omschreven 40 minuten
-
voorbereiden zitting(tom):
5 uur en 25 minuten
-
tomzitting(inc reistijd/voor-/nabespreking cliënt):
4 uur en 35 minuten
-
plaatsopneming 45 minuten
-
verhoor 5 uur en 20 minuten
voorbereiden 2 uur en 15 minuten
bijwonen 3 uur en 5 minuten
-
dossiernotitie 8 uur en 10 minuten
inzake horen cliënt 40 minuten
onderzoekswensen 3 uur en 15 minuten
inzake onderzoek 2 uur en 15 minuten
niet nader omschreven 2 uur
-
zaaks coördinatie(onderzoek avls)
1 uur en 50 minuten
-
cliënt 6 uur en 40 minuten
correspondentie 25 minuten
bespreking (verhoor en intake) 2 uur en 50 minuten
telefoongesprek (incl voorbereiden verhoor tom) 3 uur en 25 minuten
-
lezen post 1 uur en 50 minuten
-
correspondentie derden (incl. tel.) 11 uur en 10 minuten
VIK 35 minuten
niet nader omschreven 1 uur en 10 minuten
OM/OVJ/RC/RB 3 uur en 40 minuten
sepotcode 55 minuten
[naam 1] 20 minuten
AVLS 20 minuten
OM-vragenlijsten voorbereiden onderzoek 1 uur en 15 minuten
mr. De Jong 5 minuten
VD [naam 2] 25 minuten
telefonisch horen klacht 2 uur en 25 minuten
mw. mr. Stevens10 uur en 20 minuten
in rekening gebracht uurtarief € 185,-- per uur (ex. 5% kantoorkosten, ex 21% BTW)
-
studie strafdossier 2 uur en 35 minuten
-
processtuk(
verzoekschrift ex 182 Sv)
1 uur en 55 minuten
-
cliënt(
tel. mr. De Sitter bijgewoond)45 minuten
-
onderzoek internet 45 minuten
richtlijnen sopl artikel 7 WVW 5 minuten
naar AVLS-deskundige 40 minuten
- -
dossiernotitie 3 uur en 55 minuten
inclusief opzoeken info AVLS en UDS 2 uur
onderzoekswensen 1 uur en 55 minuten
-
correspondentie(
RC)25 minuten
overig: kilometervergoeding a 770 kilometer ad 0.75 cent per kilometer, (ex. 5% kantoorkosten, ex 21% BTW)
totaal: € 33.080,--
De beoordeling
Bij de beoordeling van een verzoek als onderhavig dient de rechter een zekere mate van terughoudendheid te betrachten. Het onderzoek in raadkamer dient beperkt te blijven tot een marginale toetsing van de vraag of de gedeclareerde werkzaamheden in redelijkheid van belang zijn geweest voor de rechtsbijstand van verzoekster in het kader van de zaak. Bij de beoordeling is de rechter evenwel niet gebonden aan de overgelegde declaratie, ook niet indien deze is voorzien van een gedetailleerde urenspecificatie. Dergelijke declaraties zijn niet meer dan een uitgangspunt en gronden van billijkheid bieden de rechter de mogelijkheid daarvan af te wijken. Dit kan bijvoorbeeld gelegen zijn in meer of mindere mate in het oog springende bovenmatigheid van de declaratie (vgl. Gerechtshof Amsterdam 28 mei 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:2466).
De raadkamer acht in dit geval gronden van billijkheid aanwezig om aan verzoekster een vergoeding in de kosten van rechtsbijstand toe te kennen. De hoogte van de gevraagde vergoeding, € 33.080,--, komt de raadkamer evenwel bovenmatig voor, niet zozeer wat betreft de gehanteerde uurtarieven maar wel wat betreft de gedeclareerde tijdsbesteding van 93 uur.
Anders dan in raadkamer door de raadsvrouw is betoogd, is van een juridisch complexe zaak niet gebleken. Het eindproces-verbaal is zeer beperkt van omvang en overzichtelijk. De juridische problematiek is als eenvoudig te kwalificeren, ook indien daarbij wordt meegewogen dat verzoekster in haar hoedanigheid van politieambtenaar verdacht werd van deze feiten. Daarbij komt dat het uurtarief van mr. De Sitter gezien mag worden als het tarief van een ervaren advocaat. Bij hantering van een dergelijk uurtarief mag van een advocaat een aanmerkelijk kortere tijdsbesteding worden verwacht dan van een onervaren advocaat met een lager uurtarief.
Ook wanneer acht wordt geslagen op extra werkzaamheden die zijn verricht in het kader van het sepot, het verhoor en de OM-hoorzitting is sprake van een omvangrijke tijdsbesteding die vragen oproept. Zo is bijvoorbeeld onduidelijk waarom circa negen uur gemoeid is met het bestuderen van het strafdossier van een zeer beperkte omvang. Eveneens is onduidelijk welke werkzaamheden zijn verricht in het kader van de voorbereiding OM-hoorzitting (circa vijf uur), terwijl daarnaast nog meerdere uren worden gedeclareerd voor het opstellen van de pleitnota, het voorbereiden van verzoekster op het verhoor, de OM-hoorzitting zelf en het nabespreken van de zitting met verzoekster. Onduidelijk is ook waarom een tijdsbesteding van 21 uur voor het opstellen van processtukken gerechtvaardigd is en waarom 12 uur aan dossiernotities in redelijkheid van belang zijn geweest voor de rechtsbijstand van verzoekster. Daarnaast zijn er onbeantwoord gebleven vragen over de niet nader omschreven werkzaamheden. Bij deze stand van zaken kan de overgelegde declaratie geen deugdelijke basis bieden voor het toekennen van de gevraagde vergoeding voor kosten van rechtsbijstand.
De raadkamer zal naar eigen inzicht de vergoeding voor rechtsbijstand naar billijkheid bepalen op € 10.000, -- (incl. BTW), hetgeen neerkomt op circa 25 declarabele uren tegen het gehanteerde uurtarief van € 299,--. Daarbij is naar het oordeel van de raadkamer voldoende rekening gehouden met de extra werkzaamheden die door de raadsvrouw zijn verricht.
h
Voor het indienen en behandelen van het verzoekschrift wordt het gebruikelijke forfaitaire bedrag van € 550,-- toegekend.

De beslissing

De raadkamer:
kent toeaan verzoekster een vergoeding uit ’s Rijks kas ten bedrage van
€ 10.550,-- (zegge tienduizendvijfhonderdvijftig euro);
wijst afhet meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.C.A.M. Janssen, rechter, in tegenwoordigheid van J.G. Heebink, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 31 januari 2019.