ECLI:NL:RBGEL:2019:4487
Rechtbank Gelderland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Besluit tot ongeldigverklaring van rijbewijs na psychiatrisch onderzoek en verzoek om voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 27 september 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker wiens rijbewijs door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) ongeldig was verklaard. De ongeldigverklaring was gebaseerd op een psychiatrisch onderzoek van 20 april 2019, waaruit bleek dat de verzoeker betrokken was bij drugsmisbruik. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het CBR, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Hij heeft vervolgens beroep ingesteld en tegelijkertijd een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeker een zwaarwegend belang had bij een snelle beslissing over de geldigheid van zijn rijbewijs, aangezien hij als vrachtwagenchauffeur afhankelijk was van zijn rijbewijs voor zijn werk. De rechter droeg het CBR op om binnen acht weken na de medische herkeuring van de verzoeker een besluit te nemen over de geldigheid van zijn rijbewijs. De voorzieningenrechter vond de termijn van acht weken redelijk, in overeenstemming met de Algemene wet bestuursrecht, en oordeelde dat er geen grond was voor een proceskostenveroordeling of teruggave van griffierecht.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor het CBR om tijdig te beslissen, vooral in situaties waarin de verzoeker afhankelijk is van zijn rijbewijs voor zijn werk. De voorzieningenrechter volgde de verzoeker niet in zijn argument dat het psychiatrisch onderzoek onzorgvuldig was, en concludeerde dat het CBR op basis van de beschikbare informatie tot de juiste beslissing was gekomen.