ECLI:NL:RBGEL:2019:4487

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 oktober 2019
Publicatiedatum
8 oktober 2019
Zaaknummer
19_5173
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot ongeldigverklaring van rijbewijs na psychiatrisch onderzoek en verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 27 september 2019 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker wiens rijbewijs door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) ongeldig was verklaard. De ongeldigverklaring was gebaseerd op een psychiatrisch onderzoek van 20 april 2019, waaruit bleek dat de verzoeker betrokken was bij drugsmisbruik. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het CBR, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Hij heeft vervolgens beroep ingesteld en tegelijkertijd een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeker een zwaarwegend belang had bij een snelle beslissing over de geldigheid van zijn rijbewijs, aangezien hij als vrachtwagenchauffeur afhankelijk was van zijn rijbewijs voor zijn werk. De rechter droeg het CBR op om binnen acht weken na de medische herkeuring van de verzoeker een besluit te nemen over de geldigheid van zijn rijbewijs. De voorzieningenrechter vond de termijn van acht weken redelijk, in overeenstemming met de Algemene wet bestuursrecht, en oordeelde dat er geen grond was voor een proceskostenveroordeling of teruggave van griffierecht.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor het CBR om tijdig te beslissen, vooral in situaties waarin de verzoeker afhankelijk is van zijn rijbewijs voor zijn werk. De voorzieningenrechter volgde de verzoeker niet in zijn argument dat het psychiatrisch onderzoek onzorgvuldig was, en concludeerde dat het CBR op basis van de beschikbare informatie tot de juiste beslissing was gekomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/5173

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

27 september 2019

op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker,

en

de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, CBR.

Procesverloop

Bij besluit van 10 juli 2019 (het primaire besluit) heeft het CBR het rijbewijs van verzoeker ongeldig verklaard vanaf 17 juni 2019.
Bij besluit van 5 september 2019 (het bestreden besluit) heeft het CBR het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder nummer AWB 19/5172.
Gelijktijdig heeft verzoeker een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Dit verzoek is geregistreerd onder nummer AWB 19/5173.
Het onderzoek van de voorlopige voorziening ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 september 2019. Verzoeker is verschenen samen met zijn werkgever [werkgever]. Het CBR heeft zich laten vertegenwoordigen door J.S.B. Metaal.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
draagt het CBR op binnen acht weken nadat verzoeker een medische herkeuring heeft gehad, een besluit te nemen over de geldigheid van het rijbewijs van verzoeker.

Overwegingen

De toepasselijke wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage bij dit proces-verbaal.
Aan de ongeldigverklaring van het rijbewijs van verzoeker ligt een psychiatrisch onderzoek van 20 april 2019 ten grondslag. Uit dat onderzoek volgt dat bij verzoeker sprake is van drugsmisbruik in ruime zin. De psychiater acht het wel aannemelijk dat verzoeker op 18 november 2018 met dit drugmisbruik is gestopt.
Verzoeker vindt dat het onderzoek niet zorgvuldig is geweest. Er heeft geen bloedonderzoek en geen lichamelijk onderzoek plaatsgevonden.
De voorzieningenrechter volgt verzoeker hierin niet en is van oordeel dat het onderzoek zorgvuldig is. Uit het rapport van onderzoek blijkt dat de psychiater geen lichamelijk onderzoek heeft verricht omdat er in het kader van het onderzoek hiervoor geen aanwijzing was. Dat er wel een reden was om lichamelijk onderzoek te doen, heeft verzoeker niet nader toegelicht. Verder is het aan de psychiater om te bepalen of een bloedonderzoek nodig is. In dit geval had bij de aanhouding door de politie al een bloedonderzoek plaatsvonden en was de psychiater van oordeel dat het drugsgebruik per 18 november 2018 was gestopt, zodat op 20 april 2019, de datum van het onderzoek, geen aanleiding bestond alsnog een bloedonderzoek te doen. De voorzieningenrechter ziet daarom geen reden om het onderzoek onzorgvuldig te achten.
Als de uitslag van het onderzoek naar de geschiktheid is dat iemand als gevolg van drugsmisbruik niet geschikt is tot het besturen van motorrijtuigen, dan moet het CBR het rijbewijs ongeldig verklaren. De voorzieningenrechter ziet daarom geen reden dat het besluit om het rijbewijs van verzoeker ongeldig te verklaren onjuist is.
Verzoeker vraagt de rechter verder om te bepalen dat hij zo spoedig mogelijk na 18 november 2019 zijn rijbewijs terug mag.
Uit de regelgeving (paragraaf 8.8) blijkt dat verzoeker na één jaar nadat het drugsmisbruik is gestopt, een nieuwe medische keuring mag doen. Indien daaruit blijkt dat verzoeker het misbruik een jaar lang heeft gestaakt, kan het rijbewijs weer geldig worden verklaard.
Ter zitting is gebleken dat de voor de herkeuring noodzakelijke gezondheidsverklaring al ongeveer 8 weken bij het CBR binnen is. Er zal daarom, zo heeft de vertegenwoordiger van het CBR op de zitting gezegd, op korte termijn een verwijzingsbeslissing naar verzoeker gezonden worden. Dan kan verzoeker een afspraak met een keuringsarts maken. Het is aan verzoeker om deze afspraak te maken en op dit moment is niet duidelijk wanneer deze afspraak plaatsvindt.
Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van het CBR wel gezegd dat het, mede door de lange wachttijden bij het CBR, nog wel meer dan 20 weken na een nieuwe medische keuring kan duren voordat het CBR een besluit neemt. Deze tijd is nodig voor de arts om een rapport op te stellen en aan het CBR te zenden (8 weken) en daarna voor het CBR om een besluit te nemen (12 weken).
De voorzieningenrechter acht deze periode in dit geval te lang. Verzoeker is vrachtwagenchauffeur en heeft zijn rijbewijs dus voor zijn werk nodig. Verder heeft zijn werkgever ter zitting verklaard dat hij verzoeker nu ander werk laat doen, maar dat hij eigenlijk te weinig van dit ander werk heeft voor verzoeker, zodat deze situatie niet te lang meer kan duren. Dat betekent dat de voorzieningenrechter van oordeel is dat verzoeker er een zwaarwegend belang bij heeft dat hij niet bijna een half jaar nadat hij medisch is gekeurd, moet wachten totdat het CBR een besluit heeft genomen. De voorzieningenrechter ziet daarom aanleiding het CBR op te dragen binnen een termijn van acht weken nadat verzoeker de medische herkeuring heeft gehad een besluit te nemen over de geldigheid van het rijbewijs van verzoeker.
De voorzieningenrechter stelt een termijn van acht weken, omdat hij denkt dat het CBR binnen die tijd moet kunnen beslissen en omdat dit de termijn is die de wet in artikel 4:13, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht geeft over wat een redelijke termijn is voor het nemen van een besluit.
Voor een proceskostenveroordeling dan wel teruggaven van griffierecht ziet de voorzieningenrechter geen grond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.W.P. van Gastel, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van C. Kuiper, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 27 september 2019.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Bijlage wetsartikelen
Ingevolge artikel 134, eerste en derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 – voor zover hier van belang – stelt het CBR na ontvangst van de bevindingen van de deskundige of deskundigen de uitslag van het onderzoek vast.
Ingevolge artikel 27 van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid besluit het CBR tot ongeldigverklaring van het rijbewijs indien de uitslag van het onderzoek, respectievelijk de onderzoeken, inhoudt dat betrokkene niet voldoet aan het bepaalde in de Regeling eisen geschiktheid 2000 (hierna: de Regeling eisen geschiktheid).
Artikel 2 van de Regeling eisen geschiktheid bepaalt dat de eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen worden vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage.
Ingevolge paragraaf 8.8 van genoemde bijlage – voor zover hier van belang – is voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen een specialistisch rapport vereist. Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt. Indien zij aannemelijk of aantoonbaar zijn gestopt met dit misbruik, dient een recidiefvrije periode van een jaar te zijn gepasseerd voordat zij door middel van een herkeuring - op basis van een specialistisch rapport - geschikt kunnen worden geacht.
Ingevolge artikel 4:13, eerste lid, van de Algemeen wet bestuursrecht dient een beschikking te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn of, bij het ontbreken van zulk een termijn, binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.
In het tweede lid van dit artikel staat dat de in het eerste lid bedoelde redelijke termijn in ieder geval is verstreken wanneer het bestuursorgaan binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking heeft gegeven.