Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
[Bedrijf B], te [plaats] , verzoekster,
1.Procesverloop
2.Overwegingen
3.Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 4 oktober 2019 uitspraak gedaan over de sluiting van een discotheek, [Bedrijf B], op grond van artikel 13b van de Opiumwet en de intrekking van de Drank- en Horecawetvergunning. De burgemeester van de gemeente West Betuwe had op 19 maart 2019 besloten om de discotheek te sluiten voor de duur van één jaar, nadat er harddrugs waren verkocht in de zaak. Dit besluit volgde op een bestuurlijke rapportage van de politie, waarin werd vastgesteld dat er op 25 november 2018 drugs waren verkocht aan undercover agenten. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester bevoegd was om de sluiting op te leggen, ongeacht de hoeveelheid drugs die was aangetroffen, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden.
De voorzieningenrechter heeft ook de intrekking van de Drank- en Horecawetvergunning beoordeeld. De intrekking was gebaseerd op de verkoop van harddrugs en eerdere incidenten die de openbare orde in gevaar zouden kunnen brengen. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester op basis van de wet verplicht was om de vergunning in te trekken, gezien de feiten die zich in de discotheek hadden voorgedaan. De rechter oordeelde dat de besluiten van de burgemeester om de discotheek te sluiten en de vergunning in te trekken rechtmatig waren en dat het beroep van de verzoekster ongegrond was. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af en legde geen proceskostenveroordeling op.