ECLI:NL:RBGEL:2019:4367

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 september 2019
Publicatiedatum
30 september 2019
Zaaknummer
352938
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopig getuigenverhoor inzake vervuilde grond en aansprakelijkheid gemeente en provincie

Op 30 september 2019 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, een beschikking gegeven in de zaak van de Stichting Bewonersbelang Onderzoek Bouwgrond tegen verschillende verweersters, waaronder de Provincie Gelderland en de Gemeente Barneveld. De zaak betreft een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor naar aanleiding van de toepassing van mogelijk vervuilde grond door de verweersters in woonwijken. Verzoekster, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.W. Huitema, stelt dat de verweersters in 2015 vervuilde grond hebben geleverd en toegepast, wat heeft geleid tot waardevermindering van de woningen in de betrokken gebieden. De verweersters betwisten de claims en stellen dat de grond niet vervuild was en dat verzoekster geen rechtens te respecteren belang heeft bij het verzoek.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster voldoende feiten en rechten heeft aangedragen die zij wil bewijzen, en dat het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toewijsbaar is. De rechtbank heeft daarbij opgemerkt dat het verzoek niet in strijd is met de goede procesorde en dat verzoekster voldoende belang heeft bij het verzoek. De rechtbank heeft mr. G.A. van der Straaten benoemd tot rechter-commissaris voor het getuigenverhoor, dat binnen twee weken zal plaatsvinden in het gerechtsgebouw te Arnhem. Verzoekster moet uiterlijk op 14 oktober 2019 een afschrift van de beschikking aan de verweersters doen toekomen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rekestnummer: C/05/352938 / HA RK 19-133
Beschikking van 30 september 2019
in de zaak van
de stichting
STICHTING BEWONERSBELANG ONDERZOEK BOUWGROND,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoekster,
advocaat mr. P.W. Huitema te Groningen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam verweerster 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam verweerster 2],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam verweerster 3],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweersters,
advocaat mr. J.P. Hellinga te Hendrik-Ido-Ambacht,
4. de publiekrechtelijke rechtspersoon
PROVINCIE GELDERLAND,
zetelend te Arnhem,
verweerster,
advocaat mr. K. Winterink te 's-Gravenhage,
5. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE [vestigingsplaats],
zetelend te Barneveld,
verweerster,
advocaat mr. F.J. van Beek te Arnhem.
Partijen zullen hierna: Stichting bewonersbelang, [verweersters 1 t/m 3] , de provincie en de gemeente worden genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift
  • de verweerschriften van [verweersters 1 t/m 3] , de provincie en de gemeente,
  • de akte overlegging producties van verzoekster,
  • de pleitaantekeningen van mr. Huitema,
  • de mondelinge behandeling. Namens verzoekster zijn verschenen: [naam] (voorzitter), [naam] (penningmeester) en mr. Huitema, voornoemd. Namens [verweersters 1 t/m 3] zijn verschenen: [naam eigenaar verweersters 1 t/m 3] , (eigenaar), [naam] (bestuurder), mr. Hellinga, voornoemd, en mr. C.A.H. van der Sande, advocaat te Rotterdam. Namens de provincie zijn verschenen: [naam] en mr. Winterink, voornoemd. Namens de gemeente zijn verschenen: [naam] en mr. Van Beek, voornoemd.

2.De standpunten

2.1.
Verzoekster behartigt de belangen van huiseigenaren in woonwijken in de gemeente [vestigingsplaats] en omliggende gemeenten waar [verweersters 1 t/m 3] grond heeft geleverd. Verzoekster stelt dat [verweersters 1 t/m 3] een partij grond van 10.000 ton in 2015 door Certicon kwaliteitskeuringen B.V. heeft laten keuren en, nadat van verontreiniging bleek, heeft laten herkeuren op basis van een ander protocol. Vervolgens heeft [verweersters 1 t/m 3] deze (vervuilde) grond, toegepast bij de aanleg van woonwijken. Ter onderbouwing verwijst verzoekster naar diverse deskundigenrapporten en naar door Zembla verricht (journalistiek) onderzoek. Door de berichtgeving over mogelijk vervuilde grond en doordat [verweersters 1 t/m 3] geen openheid van zaken geeft, rust er een stigma op de woonwijken. Hierdoor zijn de woningen in waarde gedaald. Volgens [verweersters 1 t/m 3] hebben de gemeente en de provincie ten onrechte niet handhavend opgetreden en daarmee onrechtmatig tegen haar gehandeld. Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank een voorlopig getuigenverhoor zal bevelen naar het toepassen van mogelijk vervuilde grond door [verweersters 1 t/m 3] en naar het (nalaten van) handhavend optreden door de gemeente en de provincie.
2.2.
[verweersters 1 t/m 3] voert verweer en legt daaraan, kort samengevat, het volgende ten grondslag. [verweersters 1 t/m 3] betwist, onder verwijzing naar rapporten, dat zij vervuilde grond heeft geleverd dan wel toegepast. De grond is niet vervuild gebleken en voldeed aan de daaraan te stellen eisen. Het handelen van [verweersters 1 t/m 3] kan dan ook niet tot schade bij verzoekers hebben geleid. Daarbij komt dat de gerekwestreerde bedrijven niet de grond hebben geleverd, dan wel toegepast. De herkomst van de grond is niet relevant, nu de uiteindelijk toegepaste grond niet vervuild is gebleken. Onduidelijk is welke feiten en rechten verzoekster met het voorlopig getuigenverhoor wenst te bewijzen die tot aansprakelijkheid van [verweersters 1 t/m 3] zouden kunnen leiden. Op grond van de reeds beschikbare rapporten moet verzoekster in staat worden geacht haar rechtspositie te beoordelen. Gelet hierop heeft zij geen rechtens te respecteren belang bij het verzoek. Tot slot verzoekt [verweersters 1 t/m 3] verzoekster in de kosten van deze procedure te veroordelen.
2.3.
De provincie voert verweer en stelt, kort samengevat, dat verzoekster onvoldoende belang heeft bij het verzoek, voor zover het het handelen van de provincie betreft, omdat zij reeds over meerdere relevante rapporten beschikt. Daarnaast maakt verzoekster onvoldoende duidelijk welke feiten en rechten zij in dit verband wil bewijzen en wat haar belang daarbij is. Het verzoek dient afgewezen te worden. Voorts legt het horen van de opgevoerde 17 getuigen(deskundigen) disproportioneel beslag op de tijd en brengt het disproportionele kosten met zich. Het verzoek is dan ook in strijd met de goede procesorde. Het aantal te horen getuigen dient te worden beperkt tot vijf. Tot slot verzoekt de provincie verzoekster in de kosten van deze procedure te veroordelen.Het h
2.4.
De gemeente heeft ter zitting aangegeven zich niet tegen toewijzing van het verzoek te verzetten. De gemeente stelt dat de aan de te horen getuigen(deskundigen) te stellen vragen voldoende in verband moeten staan met een eventueel in te stellen gerechtelijke procedure. Tot slot verzoekt de gemeente verzoekster in de kosten van deze procedure te veroordelen.
Het h

3.De beoordeling

3.1.
Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad (zie HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3250) volgt het volgende toetsingskader.
Een voorlopig getuigenverhoor strekt onder meer ertoe belanghebbenden bij een eventueel naderhand bij de burgerlijke rechter aanhangig te maken geding de gelegenheid te bieden vooraf opheldering te verkrijgen omtrent de feiten, teneinde hen in staat te stellen hun positie beter te beoordelen, met name ook ten aanzien van de vraag tegen wie het geding moet worden aangespannen.
3.2.
De verzoeker tot een voorlopig getuigenverhoor dient ingevolge artikel 187, lid 3, aanhef en onder a en b Rv, in zijn verzoekschrift de aard en het beloop van de vordering te vermelden, alsmede de feiten of rechten die hij wil bewijzen. Dit dient hij te doen op zodanige wijze dat voor de rechter die op het verzoek moet beslissen, voor de rechter voor wie het verhoor zal worden gehouden, alsmede voor de wederpartij voldoende duidelijk is op welk feitelijk gebeuren het verhoor betrekking zal hebben. Niet is vereist dat de verzoeker al in het verzoekschrift nauwkeurig aangeeft welke feiten en stellingen hij aan zijn voorgenomen vordering ten grondslag wil leggen en omtrent welke feiten hij getuigen wil doen horen.
Evenmin hoeft de verzoeker zich uit te laten over de precieze aard van de in te stellen vordering en, in voorkomend geval, de omvang van de geleden schade. Een voorlopig getuigenverhoor dient er juist toe degene die daarom verzoekt, in staat te stellen te beoordelen of het zinvol is een voorgenomen vordering in te stellen. In de procedure tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ligt dan ook niet de toewijsbaarheid van de in het verzoekschrift aangeduide vordering ter toetsing voor.
3.3.
Een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor kan, als het overigens aan de eisen voor toewijzing daarvan voldoet, worden afgewezen op de grond dat van de bevoegdheid tot het bezigen van dit middel misbruik wordt gemaakt (artikel 3:13 BW), op de grond dat het verzoek strijdig is met een goede procesorde en op de grond dat het verzoek afstuit op een ander, door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar; voorts bestaat geen bevoegdheid tot het verzoeken van een voorlopige getuigenverhoor indien de verzoeker bij toewijzing daarvan onvoldoende belang heeft.
3.4.
Verzoekster heeft aan haar verzoek onder meer ten grondslag gelegd dat zij wil bewijzen dat de bewoners, die zij bijstaat, schade hebben geleden in de vorm van waardevermindering van hun woningen doordat [verweersters 1 t/m 3] aldaar vervuilde grond, afkomstig uit de in 2015 gekeurde partij grond van 10.000 ton, heeft toegepast, voor welke schade tevens de provincie en de gemeente aansprakelijk kunnen zijn doordat zij ten onrechte niet handhavend hebben opgetreden. Zij wenst de herkomst van het zand en de procedures rondom het keuren, reinigen en bemonsteren van die partij zand te onderzoeken. Tevens wil zij bezien of er voldoende (bestuursrechtelijk) toezicht heeft bestaan.
3.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verzoekster hiermee in voldoende mate de aard en het beloop van de vordering en de feiten en rechten die zij wil bewijzen, vermeld. [verweersters 1 t/m 3] heeft weliswaar met mogelijk steekhoudende argumenten opgeworpen dat niet is gebleken van vervuilde grond, dan wel van schade, maar in deze procedure kan hierover geen oordeel ten gronde worden gegeven. Het verzoek is dan ook toewijsbaar.
3.6.
De hiervoor geciteerde afwijzingsgronden doen zich niet voor. Dat verzoekster al gepretendeerd heeft een vordering te hebben, kan niet, zoals [verweersters 1 t/m 3] en de provincie opwerpen, met zich brengen dat verzoekster geen belang zou hebben bij toewijzing van het verzoek. Tevens is niet van belang dat verzoekster reeds over veel informatie, waaronder eerder uitgebrachte rapporten van (partij-) deskundigen, beschikt. Integendeel, het verzoek is naar haar aard juist erop gericht te onderzoeken of de door verzoekster gepretendeerde vordering bestaat c.q. kan worden bewezen. Dat met betrekking tot deze kwestie meerdere rapporten van (partij-)deskundigen zijn opgesteld, kan in dit kader niet verzoekster worden tegengeworpen.
Voorts heeft [verweersters 1 t/m 3] , als zwaarwichtig belang tegen het verzoek, opgeworpen dat haar medewerkers op vragen over de herkomst van de grond zich zullen beroepen op met een derde overeengekomen geheimhouding. De vraag of een getuige enig verschoningsrecht zou toekomen, dient de worden beantwoord door de rechter-commissaris tegenover wie het verhoor zal plaatsvinden. Dit doet niet af aan de toewijsbaarheid van het verzoek.
Tenslotte wijst de rechtbank erop dat bij de getuigenverhoren feiten aan de orde zullen komen waarover de opgeroepen getuigen uit eigen waarneming kunnen verklaren en die betrekking hebben op de hier bedoelde partij grond.
3.7.
Gelet op de verweren en het verhandelde ter zitting zal het aantal van te horen getuigen in eerste instantie worden beperkt tot 10. Daarna zal de rechter-commissaris, de partijen gehoord hebbende, beoordelen of er aanleiding is nog meer getuigen te horen.
3.8.
Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.

4.De beslissing

De rechtbank
beveelt een voorlopig getuigenverhoor,
benoemt mr. G.A. van der Straaten tot rechter-commissaris,
bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden in het gerechtsgebouw te Arnhem aan Walburgstraat 2 - 4,
bepaalt dat verzoekster
binnen twee wekenna de datum van deze beschikking schriftelijk aan de rechtbank - ter attentie van de rekestenadministratie van de sector civiel - de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden december 2019 tot en met april 2020 moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
bepaalt dat verzoekster uiterlijk op 14 oktober 2019 een afschrift van deze beschikking bij aangetekende brief of bij exploot aan verweerders moet doen toekomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.A. van der Straaten en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2019.