Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
(president [naam bedrijf 1]) , verzocht om mee te lopen voor een gesprek. Tijdens dat gesprek, waarbij ook [mw. A]
(Vice President Human Resources [naam bedrijf 2] )en [mw. A]
(Legal Counsel [naam bedrijf 1]aanwezig waren werd [verzoekende partij] geconfronteerd met twee klachten ter zake van (seksueel) grensoverschrijdend gedrag. Een van de klachten betrof uitlatingen van [verzoekende partij] tijdens een etentje van zijn (internationaal samengestelde) team in Utrecht op 26 maart 2019. [verzoekende partij] was daar, als superieur, met zijn teamleden bijeen. Een van de teamleden was de jongere [mw. X] [verder: [mw. X] ]. Zij had een lagere positie dan [verzoekende partij] .
‘The Utrecht-incident: I truly regret what happened in Utrecht. I cannot explain why I said this. We were all having a good time. Some alcohol was involved. This must have influenced me. I never had the intention to offend someone.
The Prague-incident: I cannot recall this, this is so not me and I deny that this happened.’
3.Het verzoek en het verweer
4.De beoordeling
‘het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren vort te duren’. In de rechtspraak bestaat geen eenduidigheid over de loonbestanddelen die al dan niet moeten worden meegenomen. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de formulering van genoemd artikel en de bewuste keuze van de wetgever om niet te voorzien in een volledige schadevergoeding maar in een gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging, deze vergoeding gebaseerd moet worden op het overeengekomen loon, zijnde
- salaris over 1 tot en met 13 mei 2019
- vakantiebijslag berekend naar rato over de periode 1 januari t/m 13 mei 2019
- eindejaarsuitkering berekend naar rato over de periode 1 januari t/m 13 mei 2019
- de bonus berekend naar rato over de periode 1 januari t/m 13 mei 2019
- opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen