ECLI:NL:RBGEL:2019:3788

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 augustus 2019
Publicatiedatum
22 augustus 2019
Zaaknummer
7904843
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over de oplevering van een schip met dwangsom

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 19 augustus 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eisende partij] en twee gedaagde partijen, beide vertegenwoordigd door mr. F.J. Hommersom. De eisende partij vorderde de oplevering van een stalen motorschip, genaamd 'Caro', dat nog niet was afgebouwd. De eisende partij had een overeenkomst gesloten met de gedaagde partijen voor de aankoop en afbouw van het schip, maar de oplevering was herhaaldelijk uitgesteld. De eisende partij had haar woning verhuurd en had dringend behoefte aan het schip als woonschip. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde partijen het schip uiterlijk op 18 september 2019 moesten opleveren, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag bij niet-nakoming. De rechtbank wees de vorderingen van de gedaagde partijen in reconventie af, die gericht waren op het verbieden van negatieve uitlatingen door de eisende partij op sociale media. De rechtbank veroordeelde de gedaagde partijen in de proceskosten van de eisende partij, terwijl de eisende partij in de kosten van de gedaagde partijen werd veroordeeld voor de afgewezen vorderingen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens 7904843 \ VV EXPL 19-81 \ 498
uitspraak van 19 augustus 2019
vonnis in kort geding
in de zaak van
[eisende partij]
wonende te [woonplaats]
eisende partij in conventie
verwerende partij in reconventie
gemachtigde mr. J.C. Klompé
tegen
1.
[gedaagde partij]
gevestigd te [woonplaats]
gemachtigde mr. F.J. Hommersom
2.
[gedaagde partij]
gevestigd te [woonplaats]
gemachtigde mr. F.J. Hommersom
gedaagde partijen in conventie
eisende partijen in reconventie
Partijen worden hierna [eisende partij] , [gedaagde partij] en [gedaagde partij] genoemd.

1.De procedure

Deze blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 juli 2019;
- de brief van 29 juli 2019 aan de zijde van [eisende partij] met de producties 1 t/m 16;
- de brief van 31 juli 2019 aan de zijde van [eisende partij] met de producties 17 t/m 23;
- de brieven van 2 augustus 2019 aan de zijde van [eisende partij] met de producties 24, 25 en 26
- de bij e-mail van 2 augustus 2019 aan de zijde van gedaagden ingestelde reconventionele vordering en de toegezonden producties 1 t/m 27.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 augustus 2019, waar [eisende partij] is verschenen bijgestaan door mr. J.C. Klompé en namens gedaagden is verschenen de heer
[directeur X] , bijgestaan door mr. F.J. Hommersom. Beide advocaten hebben het woord gevoerd aan de hand van pleitaantekeningen welke zijn overgelegd. [directeur X] heeft eveneens het woord gevoerd aan de hand van schriftelijke aantekeningen welke ter zitting zijn overgelegd.

2.Feiten

De volgende feiten worden vooralsnog als vaststaand aangemerkt.
2.1.
[eisende partij] heeft op een beurs van [gedaagde partij] een stalen motorschip (casco) met de naam Caro, gezien en over een mogelijke aankoop gesproken. Op een reclame-/aanbiedingsbord werd het schip te koop aangeboden met onder meer de vermelding:
" [gedaagde partij] Services voorraad Casco:
[…]
www.euroshipservices.nl"
2.2.
[directeur X] is directeur (indirect)aandeelhouder van zowel [gedaagde partij] als [gedaagde partij] .
2.3.
Het contact op de hiervoor genoemde beurs heeft aanvankelijk geleid tot een overeenkomst tussen [gedaagde partij] , vertegenwoordigd door [directeur X] en [BV eiser] AG, een in Zwitserland gevestigde vennootschap, vertegenwoordigd door [eisende partij] . Op grond van deze overeenkomst werd het hiervoor genoemde stalen (casco) woonschip 'Caro' [verder: het schip] door [gedaagde partij] verkocht aan en afgebouwd ten behoeve van [BV eiser] AG.
2.4.
Nader overleg tussen [eisende partij] en [directeur X] heeft ertoe geleid dat er in plaats van deze overeenkomst een nieuwe schriftelijke overeenkomst is gesloten met betrekking tot de koop en afbouw van het schip tussen [gedaagde partij] en [eisende partij] . Het schip betreft het type ' [gedaagde partij] Wohnschiff 2000', afmetingen 19.95 x 4,95 m (casco).
2.5.
In de overeenkomst is ter zake van de levering het volgende opgenomen:
"Die Parteien vereinbaren eine Lieferzeit von 12 Monaten ab Vertragsunterzeichnung".Er is geen datum van ondertekening vermeld.
Partijen zijn een prijs van € 695.000,- overeengekomen die in vijf termijnen zou worden voldaan. De eerste termijn bij ondertekening van de overeenkomst, de laatste bij aflevering. De eerste termijn heeft [eisende partij] voldaan op 5 maart 2018. De laatste termijn zal worden voldaan door inruil van een [eisende partij] in eigendom toebehorend schip van ca. 14 m lang of, naar keuze van [eisende partij] , betaling van € 285.000,-. Uitgevoerde opties worden, zo is in de overeenkomst bepaald, gedurende de bouw pro-rata betaald. Op de overeenkomst zijn de Hiswa-voorwaarden van toepassing verklaard. Voorts is bepaald dat bij geschillen het gerecht in de vestigingsplaats van [gedaagde partij] bevoegd is en het Nederlandse recht van toepassing is.
2.6.
Na het tekenen van de overeenkomst zijn partijen, in maart 2018, een wijziging overeengekomen ter zake van de wijze van voortstuwing. In plaats van een beoogde traditionele dieselmotor is gekozen voor een hybride diesel-electrische voortstuwing. Partijen zijn overeengekomen dat de oplevering - in verband daarmee - twee maanden later zou plaatsvinden, derhalve op of omstreeks 1 mei 2019.
[eisende partij] heeft haar woning in Zwitserland met ingang van 1 mei 2019 verhuurd. Het door [eisende partij] in te ruilen schip heeft zij bij een scheepsmakelaar te koop staan in de hoop deze voor een hoger bedrag dan de met [gedaagde partij] overeengekomen inruilprijs van € 285.000,- te kunnen verkopen.
2.7.
Het door [eisende partij] gekochte schip Caro is nog niet opgeleverd. Ondanks schriftelijke verzoeken daartoe heeft [gedaagde partij] geen datum genoemd en willen noemen waarop zij het schip zal opleveren.
2.8.
[eisende partij] heeft een expert, [deskundige Q] , gevraagd onderzoek te doen naar de tijd die redelijkerwijs nog nodig is om het schip af te bouwen. [deskundige Q] heeft het schip op 28 juni 2019 bezocht. Naar aanleiding van de inventarisatie van de nog te verrichten werkzaamheden schat hij dat de tijd die nodig is om het schip af te bouwen ongeveer vier weken bedraagt, mits voldoende mensen worden ingezet en alle materialen voorhanden zijn. Hij wijst er op dat met name het inbouwen van de electromotoren specialistisch werk is en proefvaarten noodzakelijk zijn om de systemen te testen.
[gedaagde partij] heeft eveneens een deskundige, te weten [deskundige Y] werkzaam bij Ward & McKenzie, ingeschakeld om onderzoek te doen naar de tijd die nodig is het schip opleveringsklaar te maken. Blijkens zijn rapport van 2 augustus 2019 schat hij die tijd, uitgaande van een bruikbare inzetbaarheid van 32 uur per week met de op dat moment aanwezige inzet van vier werknemers op nog ongeveer 7 weken, welke tijd in de praktijk doordat timmerlieden en schilders minimaal met twee man aan een project werken bekort kan worden.
2.9.
Bij e-mail van 18 juni 2019 gericht aan [directeur X] heeft [eisende partij] gedaagde in gebreke gesteld en gesommeerd het schip uiterlijk 1 juli 2019 gereed voor oplevering aan te bieden en bij gebreke daarvan aanspraak gemaakt op vergoeding van de door [eisende partij] te lijden schade bestaande uit kosten voor het huren van vervangende woonruimte tenzij [gedaagde partij] vervangende woonruimte voor [eisende partij] regelt. In reactie daarop heeft [directeur X] bij e-mail van dezelfde datum laten weten dat oplevering op 1 juli 2019 niet realistisch en niet haalbaar is, er nimmer een fatale oplevertermijn is afgesproken en zij dat, gelet op de complexheid van het project ook niet doet. Voorts wijst [directeur X] er op dat [eisende partij] nog haar oude schip als woonschip kan gebruiken. Voorts wordt [eisende partij] verzocht een deelbetaling van € 75.000,-, gefactureerd op 10 juni 2019 te voldoen.
2.10.
Bij brief van 1 juli 2019 heeft de gemachtigde van [eisende partij] [directeur X] , teneinde een procedure te voorkomen, voorgesteld, samengevat, met oplevering op uiterlijk 2 augustus 2019 op straffe van verbeurte van een dwangsom akkoord te gaan. [directeur X] heeft hiermee niet ingestemd.
2.11.
Gedateerd 15 juli 2019 is op papier met de logo's van [directeur X] [gedaagde partij] en [gedaagde partij] Services, met vermelding van de website en e-mailadres van 'euroshipservices', een factuur aan [eisende partij] gestuurd voor een bedrag van € 72.500,- met omschrijving 'voorschot opties en meerwerk'.
2.12.
[directeur X] heeft medio juli 2019 laten weten dat het schip in de tweede of derde week van september 2019 te water kan worden gelaten zodat [eisende partij] daarop dan, op de locatie van de werf, kan gaan wonen en dat oplevering op een later moment, na geslaagde proefvaarten zal plaatsvinden.
2.13.
In of omstreeks juli 2019 heeft [eisende partij] op de site 'Adnobis' het volgende bericht geplaatst:
"Bestimmt wundern sich einige, warum unsere Fahrberichte hier nicht weiter gehen. Obwohl es doch ein Sommer ist, der schöner niet sein könnte. Nun - der Schiffbauer unserer Wahl, [gedaagde partij] mit Namen [directeur X] , hat uns belogen und betrogen. Nach Strich und Faden.[..]".

3.Vordering en verweer in conventie

3.1.
[eisende partij] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, samengevat, gedaagden te voordelen om het bij gedaagde in aanbouw zijnde en aan [eisende partij] toebehorende pleziervaartuig 'Caro' uiterlijk op 2 september 2019, althans zoveel eerder of later als de voorzieningenrechter in goede justitie bepaalt, te water te laten, geheel afgebouwd, vaarklaar en gebruiksgereed, inclusief alle overeengekomen installaties en opties, aan [eisende partij] aan te bieden en [eisende partij] in staat te stellen op die datum de opleverinspectie te (doen) verrichten, zulks op straffe van een - hoofdelijk - door gedaagden te verbeuren boete van € 500,- per dag of dagdeel dat gedaagden nalaten aan de veroordeling te voldoen, alsmede gedaagden hoofdelijk te veroordelen de kosten van de procedure, inclusief nakosten en te vermeerderen met de wettelijke rente over een en ander vanaf de datum van betekening van dit vonnis.
3.2.
[gedaagde partij] en [gedaagde partij] hebben geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring althans afwijzing van de vorderingen met veroordeling van [eisende partij] in de kosten van het geding, de eventuele nakosten daaronder begrepen.

4.Vordering en verweer in reconventie:

4.1.
[gedaagde partij] en [gedaagde partij] vorderen, samengevat, als voorlopige voorziening, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
[eisende partij] te veroordelen
- om uiterlijk een week, dan wel naar door de kantonrechter vast te stellen termijn, alle uitingen over [directeur X] [gedaagde partij] dan wel [gedaagde partij] en/of [directeur X] in persoon op Facebook en/of andere (internet)fora dan wel voor publiek toegankelijke (internet) media verwijderd te hebben en verwijderd te houden op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag na het verstrijken van de bij vonnis gestelde termijn;
- tot volstrekte geheimhouding langs welk publiek medium dan ook over het tussen beiden spelende geschil en de eventuele oplossing daarvan, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag en € 1.000,- per keer, uiterlijk een week na het verstrijken van de bij vonnis gestelde termijn;
en voorts te bepalen:
- dat de hiervoor genoemde rechtsgevolgen ook zijn werking zullen hebben wanneer wordt vastgesteld dat in strijd met het in deze te wijzen vonnis is gehandeld maar niet kan worden vastgesteld dat [eisende partij] als actieve auctor heeft gehandeld, zodat heeft te gelden dat iedere uiting, in strijd met het vonnis voor rekening en risico van [eisende partij] komt, dan wel een voorziening te treffen die de kantonrechter geraden voorkomt;
- voorwaardelijk, namelijk voor het geval in conventie een opleverdatum wordt opgelegd, gekoppeld met een dwangsom, dat gedaagden geen dwangsommen zullen verbeuren zolang [eisende partij] geen integrale opvolging heeft gegeven aan de nakoming van haar financiële verplichtingen als neergelegd in de tussen partijen gesloten overeenkomst; met
- veroordeling van [eisende partij] in de kosten van de procedure, de nakosten daaronder begrepen.
4.2.
[eisende partij] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van gedaagden in de kosten van de procedure, de nakosten daaronder begrepen.

5.De beoordeling

In conventie en in (voorwaardelijke) reconventie:
5.1.
Partijen zijn overeengekomen dat bij geschillen ter zake de tussen hen gesloten overeenkomst de Nederlandse rechter, in de vestigingsplaats van [gedaagde partij] bevoegd is. [gedaagde partij] is gevestigd in [woonplaats] , gemeente [woonplaats] , en omdat aan het geschil een consumentenovereenkomst ten grondslag ligt is de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, bevoegd.
Gelet op de gemaakte rechtskeuze is Nederlandse recht van toepassing.
5.2.
Vooropgesteld wordt dat een gevorderde voorlopige voorziening alleen dan zal worden toegewezen als het te verwachten is dat eenzelfde vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen.
In conventie
5.3.
Spoedeisend belang
Nu het gekochte schip in beginsel begin mei 2019 zou worden opgeleverd, [eisende partij] haar woning heeft verhuurd, het door gedaagden te bouwen schip als woonschip zou gaan gebruiken en gedaagden ondanks meerdere verzoeken daartoe geen enkele duidelijkheid geven over de datum waarop er wel opgeleverd zal worden, heeft [eisende partij] een spoedeisend belang bij de onderhavige vordering.
5.4.
Partijen
Anders dan dor [eisende partij] is gesteld bestaat er vooralsnog geen onduidelijkheid over de vraag wie haar contractspartij is. Er is, nadat eenzelfde overeenkomst aanvankelijk was gesloten tussen [gedaagde partij] en [BV eiser] , een nieuwe overeenkomst gesloten tussen [eisende partij] en [gedaagde partij] . Onder die omstandigheden kan niet gezegd worden dat er onduidelijkheid bestaat over de vraag wie de contractspartij van [eisende partij] is. De omstandigheid dat [directeur X] in correspondentie (veelal) briefpapier en mailadressen van [gedaagde partij] gebruikt en/of namens [gedaagde partij] ondertekent maakt dat, naar voorlopig oordeel niet anders. Om die reden zal de vordering jegens [gedaagde partij] worden afgewezen.
5.5.
Oplevering
In de getekende maar ongedateerde overeenkomst is geen fatale termijn overeengekomen. Wel is bepaald dat oplevering binnen 12 maanden na ondertekening van de overeenkomst zou plaatsvinden. Aangezien de eerste termijn bij ondertekening van de overeenkomst moest worden betaald en die betaling, zo is onbetwist door [eisende partij] gesteld, op 5 maart 2018 heeft plaatsgevonden dient het er voor gehouden te worden dat het schip in beginsel op of omstreeks 5 maart 2019 zou hebben moeten worden opgeleverd. Partijen zijn het er evenwel over eens dat, (in ieder geval) in verband met de in maart 2018 gewijzigde keuze voor de wijze van voortstuwing, is gesproken over een latere opleverdatum. Volgens [eisende partij] is
1 mei 2019 afgesproken. Ter onderbouwing heeft zij een verklaring, gedateerd 26 juni 2019, van [mevrouw Z] in het geding gebracht. Zij verklaart daarin, samengevat, dat zij op 25 september 2018 met de heer en mevrouw [eisende partij] op de werf van [gedaagde partij] was om naar hun in aanbouw zijnde schip te kijken. Deze verklaart dat zij toen expliciet aan [directeur X] heeft gevraagd of de afgesproken opleverdatum van 1 mei 2019 wel gehaald zou worden, waarop hij bevestigend zou hebben geantwoord. [gedaagde partij] heeft door de juistheid daarvan slechts in algemene bewoordingen te betwisten en zonder te stellen welke datum voor oplevering wel is overeengekomen, de door [eisende partij] gestelde, nieuw overeengekomen, datum van 1 mei 2019 onvoldoende gemotiveerd betwist. Derhalve dient vooralsnog uitgegaan te worden van 1 mei 2019 als opleverdatum. Voor zover [gedaagde partij] bij wijze van verweer nog heeft gesteld dat vertraging is opgetreden omdat in de loop der tijd meerdere wijzigingen zouden zijn doorgevoerd is dat door haar niet (voldoende) onderbouwd gesteld en door [eisende partij] betwist. Derhalve zal aan die stelling voorbij gegaan moeten worden. Bovendien had in dat geval van [gedaagde partij] verwacht mogen worden dat zij [eisende partij] daarvan ingevolge het bepaalde in artikel 6 lid 2 van de Hiswa voorwaarden schriftelijk had geïnformeerd. Gesteld noch gebleken is dat daarvan sprake is geweest. Dat de vertraagde oplevering veroorzaakt wordt door mogelijk niet tijdige betaling van facturen als bedoeld in artikel 6 lid 3 Hiswa voorwaarden is evenmin (voldoende onderbouwd) gesteld of gebleken. Integendeel, ter zitting heeft [directeur X] nadrukkelijk verklaard dat de discussie over wat nog betaald moet worden buiten het bestek van deze procedure kan blijven. Ten overvloede wordt overwogen dat van tekortschieten in de betaling van facturen door [eisende partij] die opschorting van de verplichting tot oplevering zou rechtvaardigen vooralsnog niet is gebleken. De laatste factuur heeft [eisende partij] kort voor de mondelinge behandeling voldaan. Bovendien is gesteld noch gebleken dat [gedaagde partij] vanwege een dergelijke tekortkoming haar verplichting op te leveren opschort.
Ingevolge artikel 6 lid 4 van de Hiswa voorwaarden is de leverancier in verzuim als de opleveringstermijn met 15% wordt overschreden. Daaruit kan worden afgeleid dat een overschrijding van maximaal 15% als redelijk wordt beschouwd, een langere overschrijding niet. Uitgaande van 1 mei 2019 als beoogde opleverdatum is die termijn al ruimschoots met meer dan 15% overschreden. Nog daargelaten dat enige valide reden voor deze vertraging vooralsnog door [gedaagde partij] niet is gegeven, moet [gedaagde partij] in staat geacht worden het schip uiterlijk op woensdag 18 september 2019 op te kunnen leveren zoals gevorderd. Immers [deskundige Q] gaat op 28 juni 2019 uit van vier weken waarin het schip gebruiksklaar kan worden afgebouwd, [deskundige Y] gaat op 2 augustus 2019 uit van maximaal zeven weken, welke periode, zo schrijft hij in zijn rapport, in de praktijk korter zal (kunnen) zijn.
Ter zitting heeft [directeur X] weliswaar verklaard dat het schip medio september 2019 te water kan worden gelaten, daarop enige dagen later op de werf gewoond kan worden, maar ook dat enige opleverdatum niet gegeven kan en zal worden. Gelet op die weigering heeft [eisende partij] belang bij de voorziening als door haar gevorderd. Derhalve zal [gedaagde partij] veroordeeld worden het schip uiterlijk woensdag 18 september 2019 te water gelaten, geheel afgebouwd, vaarklaar en gebruiksgereed, inclusief alle overeengekomen installaties en opties aan [eisende partij] aan te bieden en [eisende partij] in staat stellen op die datum de opleveringsinspectie te (doen) verrichten, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom. De dwangsom zal zoals gevorderd, worden bepaald op een bedrag van € 500,- per dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat [gedaagde partij] met de oplevering als hiervoor genoemd in gebreke blijft.
5.6.
Proceskosten
[gedaagde partij] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
[eisende partij] zal nu de vordering jegens [gedaagde partij] wordt afgewezen worden veroordeeld in de kosten aan de zijde van [gedaagde partij] .
In (voorwaardelijke) reconventie
5.7.
Publicatieverbod
[gedaagde partij] en [gedaagde partij] vorderen [eisende partij] , kort gezegd, te verbieden op enigerlei wijze op openbaar toegankelijke social media zich negatief over hen en/of [directeur X] uit te laten en willen haar zelfs voor uitlatingen waarvan niet kan worden vastgesteld dat die (indirect) van haar afkomstig zijn verantwoordelijk houden. [gedaagde partij] en [gedaagde partij] stellen, verwijzend naar het door [eisende partij] geplaatste bericht, hiervoor onder de feiten in r.o. 2.12 geciteerd, dat sprake is van onrechtmatig handelen.
Deze vorderingen vinden geen grondslag in de stelling van [gedaagde partij] en [gedaagde partij] dat de uitlatingen van [eisende partij] onjuist en diffamerend, en daardoor onrechtmatig jegens haar zijn, omdat zij door die uitlatingen in haar eer en goede naam wordt aangetast. Deze stelling van [gedaagde partij] en [gedaagde partij] is op geen enkele wijze onderbouwd en kan daarom niet tot toewijzing van het gevorderde leiden. [gedaagde partij] en [gedaagde partij] zijn weliswaar van mening dat de uitlatingen van [eisende partij] onjuist zijn, maar die stelling is enkel gebaseerd op de subjectieve perceptie van [gedaagde partij] en [gedaagde partij] . [gedaagde partij] en [gedaagde partij] heeft niet aangetoond dat de uitlatingen objectief gezien onjuist zijn, nog daargelaten dat een enkel onjuiste uitlating niet zonder meer als onrechtmatig kwalificeert.
5.8.
Bepaling ter zake dwangsommen
Nu de vordering in conventie is toegewezen is de voorwaarde waaronder een deel van de reconventionele vordering is ingesteld in vervulling gegaan. Gelet op de in conventie opgelegde dwangsom en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen welke als hier herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd, is er geen enkele grond om de voorwaardelijk ingestelde vordering, om te bepalen dat [gedaagde partij] geen dwangsommen zal verbeuren als zij geen integrale opvolging heeft gegeven aan haar financiële verplichtingen, toe te wijzen. Daargelaten dat [directeur X] , zoals hiervoor is overwogen, ter zitting nadrukkelijk heeft verklaard dat mogelijke verschillen van inzicht over de financiële verplichtingen van [eisende partij] buiten het bestek van deze procedure vallen, hoort een discussie over het al dan niet verbeuren van dwangsommen thuis in een eventueel executiegeschil.
Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
5.9.
Proceskosten
[gedaagde partij] en [gedaagde partij] zullen als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
De beslissing
De kantonrechter,
rechtdoende als voorzieningenrechter,
in conventie
Wijst de vorderingen jegens [gedaagde partij] af;
Veroordeelt [eisende partij] in de kosten van de procedure aan de zijde van [gedaagde partij] begroot op € 480,- ter zake salaris gemachtigde;
Veroordeelt [gedaagde partij] het schip uiterlijk woensdag 18 september 2019, te water gelaten, geheel afgebouwd, vaarklaar en gebruiksgereed, inclusief alle overeengekomen installaties en opties aan [eisende partij] aan te bieden en [eisende partij] in staat te stellen op die datum de opleveringsinspectie te (doen) verrichten, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat [gedaagde partij] met de oplevering als hiervoor genoemd in gebreke blijft;
Veroordeelt [gedaagde partij] in de kosten van de procedure aan de zijde van [eisende partij] begroot op € 99,01 aan dagvaardingskosten, € 81,- aan griffierecht en € 720,- ter zake van salaris gemachtigde en € 120,- aan kosten die na dit vonnis zullen ontstaan, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
in (voorwaardelijke) reconventie
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [gedaagde partij] en [gedaagde partij] in de kosten van de procedure aan de zijde van [eisende partij] begroot op € 480,- ter zake salaris gemachtigde en € 120,- aan kosten die na dit vonnis zullen ontstaan, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. E.W. de Groot en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2019