Uitspraak
6 september 2018, 29 november 2018, 17 januari 2019, 12 april 2019 en 4 juli 2019.
1.De inhoud van de tenlastelegging
2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs
“ [naam 1] (
de rechtbank begrijpt: verdachte): (ntv). Ik heb hem (ik, verbalisant [naam 2] , denk te horen) vermoord. (…)”.
denktte horen, kennelijk is hij niet zeker van zijn waarneming. Hierdoor kan aan deze vermeende uitlating geen waarde worden gehecht.
Noord-Holland (ECLI:NL:RBNHO:2016:9089), waarin aan artikel 14 van de Europese richtlijn 2012/29/EU directe werking is toegekend. Dit artikel ziet op het recht op vergoeding van kosten. De richtlijn is inmiddels geïmplementeerd bij Wet van 8 maart 2017 (Stb. 2017, 90). Het recht op vergoeding van kosten is niet opgenomen in die wet. Uit de Memorie van Toelichting volgt dat het toekennen van een recht op vergoeding van kosten die uit de strafprocedure voortvloeien jegens de overheid een wetswijziging zou impliceren waartoe de richtlijn niet verplicht. Er is dus kennelijk bewust vanaf gezien. Aan het verzoek van de benadeelde partij kan dan ook niet worden voldaan.
4.De beslissing
heft ophet bevel tot
voorlopige hechtenis;
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: zilverkleurig vuurwapen (mogelijk imitatie);
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: zilverkleurig vuurwapen (pistool) van Double Eagle Pak 9mm;
teruggavevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp aan de rechthebbende, te weten: een geldbedrag van € 28.800,--;
benadeelde partij niet-ontvankelijkin haar vordering.
mr. P.J.C. Cremers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Damme, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juli 2019.