ECLI:NL:RBGEL:2019:3452

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 juli 2019
Publicatiedatum
30 juli 2019
Zaaknummer
05/027733-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een bestuurder voor het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel

Op 19 juli 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 34-jarige man uit ’s-Hertogenbosch, die werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 11 april 2017 te Hoenzadriel. De verdachte, als bestuurder van een bedrijfsauto, reed op de Hoenzadrielsedijk en kwam in aanrijding met een groep wielrenners, waarbij twee van hen zwaar lichamelijk letsel opliepen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat leidde tot de aanrijding. De officier van justitie had een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke rijontzegging van zes maanden geëist. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank achtte de schuld van de verdachte bewezen. De rechtbank legde een werkstraf van 60 uur op, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden en een proeftijd van één jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van het ongeval op hem.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/027733-18
Datum uitspraak : 19 juli 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende aan de [woonplaats]
,
raadsvrouw: mr. I. Klein, advocaat te ’s-Hertogenbosch.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 juli 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 april 2017 te Hoenzadriel in de gemeente Maasdriel, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), komende uit de richting Kerkdriel en/of gaande in de richting Hedel, daarmee rijdende op de Hoenzadrielsedijk
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij, verdachte in de verte een groepje wielrenners had waargenomen,
niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg (die Hoenzadrielsedijk) en/of het zich daarop bevindende verkeer, te weten die wielrenners
en/of in een in die weg (de Hoenzadrielsedijk) gelegen, gezien, zijn verdachtes rijrichting naar links verlopen bocht naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of de binnenbocht heeft genomen en/of
in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
geheel of gedeeltelijk rijdende op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg (de Hoenzadrielsedijk) is gebotst tegen, in elk geval in aanrijding is gekomen met een aantal van die op dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg (de Hoenzadrielsedijk) rijdende wielrenners
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor anderen (genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
(art 6 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 april 2017 te Hoenzadriel in de gemeente Maasdriel, als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), komende uit de richting Kerkdriel en/of gaande in de richting Hedel, daarmee heeft gereden op de Hoenzadrielsedijk en
terwijl hij, verdachte in de verte een groepje wielrenners had waargenomen, in een in die weg (de Hoenzadrielsedijk) gelegen, gezien, zijn verdachtes rijrichting naar links verlopen bocht naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of de binnenbocht heeft genomen en/of
in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of
geheel of gedeeltelijk rijdende op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg (de Hoenzadrielsedijk) is gebotst tegen, in elk geval in aanrijding is gekomen met een aantal van die op dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg (de Hoenzadrielsedijk) rijdende wielrenners,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)
De in deze tenlastelegging gebruikte termijn en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Vaststelling van de feiten
De volgende feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt.
Op 11 april 2017 reed verdachte, als bestuurder van een bedrijfsauto (te weten een: Opel Combo), op de Hoenzadrielsedijk te Hoenzadriel (gemeente Maasdriel), komende uit de richting van Kerkdriel en gaande in de richting van Hedel. Uit tegenovergestelde richting kwam een groepje van vijf fietsende wielrenners aanrijden. [2] [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] fietsten voorop in deze groep. [3] Verdachte heeft de wielrenners in de verte zien aankomen. [4] De wielrenners zagen verdachtes auto naderen en zijn achter elkaar gaan rijden. [5] Hij is vervolgens kort daarop met de linkerzijde van de auto tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gebotst. [6] Verdachte reed op dat moment ongeveer 40 à 50 kilometer per uur. [7] Door het ongeval hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] letsel opgelopen. [slachtoffer 1] heeft ribfracturen, een longfractuur en een hersenschudding opgelopen. [8] [slachtoffer 2] heeft breuken in de linkerarm en aan de linkerzijde van de borst en bloedingen bij de milt en in het hoofd. [9]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde. Zij is van mening dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden. Daarmee heeft verdachte aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW).
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het primair ten last gelegde. Op basis van het dossier kan volgens de verdediging niet met zekerheid worden vastgesteld dat er sprake is geweest van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid. De verkeersongevallenanalyse, de verklaring van verdachte en de getuigenverklaringen geven hiervoor onvoldoende aanknopingspunten. Verdachte reed in een auto op een 3 meter brede weg met een onverharde berm (zonder belijning) en met een laagstaande zon richting een flauwe bocht. Hij reed niet hard, was niet afgeleid door radio/telefoon en voelde zich uitgerust. Op basis van de getuigenverklaringen kan de conclusie worden getrokken dat verdachte teveel naar links reed (de binnenbocht nam). Hoeveel hij teveel naar links reed kan echter niet worden vastgesteld. Verdachte heeft mogelijk onvoldoende rechts gehouden. Dat is onvoorzichtig en/of onoplettend te noemen. De aard, de concrete ernst van de overtreding en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan geven in dit geval onvoldoende aanleiding om aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend rijdgedrag aan te nemen.
Gelet hierop is er volgens de verdediging geen sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW en dient verdachte hiervan te worden vrijgesproken. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
Om tot een veroordeling voor artikel 6 van de WVW te kunnen komen, is vereist dat verdachte schuld heeft aan de aanrijding, hetgeen hier is tenlastegelegd als het zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam gedragen. Gelet op het standaardarrest van de Hoge Raad van 1 juni 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AO5822) zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 van de WVW verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Uit de verkeersongevallenanalyse volgt dat het ongeval plaatsvond, gezien de rijrichting van de bestuurder van de auto, in een flauwe bocht naar links van de Hoenzadrielsedijk. De rijbaan had ter plekke een breedte van circa 3 meter en was niet verdeeld in rijstroken. [10] De toegestane snelheid is 80 km per uur. [11] Uit de verkeersongevallenanalyse volgt verder dat het zicht van de bestuurder van de Opel zeer vermoedelijk door de laag staande zon op een ernstige manier werd belemmerd.
De getuigen [naam 1] en [naam 2] hebben verklaard dat zij, de groep wielrenners, toen zij de auto van verdachte zagen naderen, als fietsers achter elkaar zijn gaan rijden en zoveel mogelijk rechts hebben gehouden, strak langs de berm. [12] [naam 1] heeft verder verklaard dat (de auto van) verdachte niet op zijn eigen, maar op hun weghelft terecht kwam. [13] Getuige [naam 3] heeft verklaard dat (de auto van) verdachte aan het einde van de bocht recht voor de groep reed. [14] De auto van verdachte is vervolgens tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gebotst. [15]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij voor zijn idee zo veel mogelijk rechts heeft gehouden. De rechtbank heeft echter geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van de getuigen dat zij meest rechts – vanuit verdachte gezien links – hebben gehouden. Gelet hierop en mede gelet op het feit dat verdachte tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] is gebotst, is de rechtbank van oordeel dat verdachte onvoldoende rechts heeft gehouden.
Verdachte heeft verklaard dat hij de ondergaande zon tegemoet reed en in de verte een groepje fietsers zag aankomen. [16] Hij heeft de fietsers vlak voorafgaande aan het ongeval niet (meer) gezien tot hij opeens een klap voelde. [17] Het zicht van verdachte werd volgens de Verkeersongevallenanalyse zeer vermoedelijk door de laag staande zon op een ernstige manier belemmerd, mogelijk zou hij zijn verblind door de laagstaande zon.
Uit de verklaring van verdachte leidt de rechtbank af dat verdachte gedurende langere tijd tegen de laagstaande zon in reed en dat hij niet plotseling werd verblind door de zon. De rechtbank is van oordeel dat van een gemiddeld bestuurder mag worden verwacht dat hij of zij voorzorgsmaatregelen treft op het moment dat hij of zij wordt verblind door de zon. Nu verdachte de fietsers eerder in de verte had zien aankomen, mag van hem worden verwacht dat hij – terwijl hij wist dat zijn zicht werd belemmerd door de laagstaande zon – zijn (rij)gedrag hier op aanpast door een zonnebril op te doen en/of de zonneklep van de auto naar beneden te doen, dan wel door het voertuig tot stilstand te brengen. Nu hij dit niet heeft gedaan, heeft verdachte de wielrenners vlak voorafgaande aan het ongeval niet gezien. Verdachte had echter extra alert moeten zijn, juist omdat hij het groepje wielrenners in zijn richting had zien aankomen en wist dat ze elkaar zouden moeten passeren op de zeer smalle dijk.
Letsel
[slachtoffer 2] heeft ten gevolge van de botsing volgens de rechtbank zwaar lichamelijk letsel opgelopen (te weten: breuken in de linkerarm en aan de linkerzijde van de borst en bloedingen bij de milt en in het hoofd). De rechtbank is van oordeel dat het door [slachtoffer 1] opgelopen letsel eveneens te kwalificeren is als zwaar lichamelijk letsel (te weten: ribfracturen, een longfractuur en een hersenschudding).
Aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig
Gelet op het feit dat verdachte te veel links heeft gereden, heeft hij in strijd gehandeld met de verplichting om zoveel mogelijk rechts te houden, zoals vermeld in artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. Nu verdachte daarnaast de wielrenners kort voor de aanrijding wèl in zijn richting heeft zien rijden, maar hen vlak voorafgaande aan het ongeval naar zijn zeggen niet heeft gezien, acht de rechtbank voorts bewezen dat verdachte niet is blijven opletten op het verkeer dat zich voor hem op de weg bevond. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat dat verdachte daarmee aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig heeft gereden. Het ongeval is dan ook aan verdachtes schuld te wijten. Hij is in aanmerkelijke mate tekort geschoten in de zorgvuldigheid die van hem als bestuurder mocht worden verwacht.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks11 april 2017 te Hoenzadriel in de gemeente Maasdriel, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), komende uit de richting Kerkdriel en
/ofgaande in de richting Hedel, daarmee rijdende op de Hoenzadrielsedijk
zeer, althansaanmerkelijk
,onvoorzichtig
,en onoplettend
en/of onachtzaamheeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij, verdachte in de verte een groepje wielrenners had waargenomen,
niet
of in onvoldoende mate heeft gelet en/ofis blijven letten op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg (die Hoenzadrielsedijk) en
/ofhet zich daarop bevindende verkeer, te weten die wielrenners en
/ofin een in die weg (de Hoenzadrielsedijk) gelegen, gezien, zijn verdachtes rijrichting naar links verlopen bocht naar
links heeft gestuurd en/ofnaar links is gegaan
en/of de binnenbocht heeft genomenen/
of
in strijd met artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/
of
geheel ofgedeeltelijk rijdende op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg (de Hoenzadrielsedijk) is gebotst tegen, in elk geval in aanrijding is gekomen met een aantal van die op dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte van die weg (de Hoenzadrielsedijk) rijdende wielrenners
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor anderen (genaamd [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel
, of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht
, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Primair
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis en tot oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Bij de bepaling van de straf heeft de officier van justitie gelet op het blanco strafblad van verdachte, de omstandigheid dat het feit meer dan twee jaar geleden is gepleegd, de ernst van het feit en de richtlijnen van het openbaar ministerie.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat, indien de rechtbank tot een veroordeling komt, zij rekening moet houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Het verkeersongeval heeft een grote impact op hem gehad. Hij maakte zich grote zorgen. Tevens dient rekening gehouden te worden met het tijdsverloop. De verdediging verzoekt aan verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 29 mei 2019.
Verdachte heeft als bestuurder van een bedrijfsauto een verkeersongeval veroorzaakt als gevolg waarvan de slachtoffers zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen. Volgens de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS wordt voor het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg en waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld, een taakstraf van 120 uur en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van zes maanden als uitgangspunt genomen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de justitiële documentatie van verdachte waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en dat hij in de vijf jaren voorafgaande aan bewezenverklaarde feit niet met politie en justitie in aanraking is geweest. De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat is gebleken dat het verkeersongeval een grote impact op verdachte heeft gehad en dat hij ter zitting oprecht spijt heeft betuigd.
De rechtbank houdt voorts rekening met de gevolgen die een onvoorwaardelijke rijontzegging voor verdachte zou hebben.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak ambtshalve het volgende. Verdachte is op 11 april 2017 gehoord als verdachte, waarmee de redelijke termijn waarmee een gerechtelijke procedure tot een einde behoort te komen is aangevangen. De strafzaak is pas op 5 juli 2019 inhoudelijk behandeld op de zitting en op 19 juli 2019 is vonnis gewezen. Dit is twee jaar en 3 maanden later. Daarmee is de redelijke termijn met 3 maanden overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding geen matiging van de hierna te vermelden op te leggen straf tot gevolg moet hebben, nu zij een kortere werkstraf dan 100 uren zal opleggen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf van 60 uur, te vervangen door 30 dagen hechtenis, indien verdachte de taakstraf niet (naar behoren) verricht, een passende reactie vormt. De rechtbank legt een lagere straf op dan de officier heeft geëist. Dit zit met name in het feit dat verdachte een blanco strafblad heeft en niet is gebleken dat hij zich in het verkeer asociaal gedraagt. Als bijkomende straf zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden opleggen, met een proeftijd van een jaar als stok achter de deur om extra oplettend te zijn in het verkeer. Nu verdachte de afgelopen twee jaren geen (nieuwe) verkeersovertredingen heeft gepleegd, vindt de rechtbank een proeftijd van een jaar voldoende.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en artikel 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig) uur,met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
30 (dertig) dagen;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het
bewezen verklaardede
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
6 maanden;
 bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging van de rijbevoegdheid,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
 stelt daarbij de
proeftijdvast op
1 (een) jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.G.J. Welbergen (voorzitter), mr. R.C.C. van Leest en mr. F.E. Venema, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 juli 2019.
mr. J.M.P. van der Meulen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam 4] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer
2.Proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse d.d. 9 juni 2017, p. 12 en 35.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] d.d. 25 juli 2017, p. 48 en proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] d.d. 18 april 2017, p. 53.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 12 april 2017, p. 71.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] d.d. 25 juli 2017, p. 48, proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] d.d. 28 april 2017, p. 51 en proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] d.d. 13 april 2017, p. 53.
6.Proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse d.d. 9 juni 2017, p. 35, proces-verbaal van verhoor getuige
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 12 april 2017, p. 71, proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 september 2017, p. 73 en proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] d.d. 13 april 2017, p. 54.
8.Geneeskundige verklaring [slachtoffer 1] , d.d. 16 december 2017, p. 76 en proces-verbaal aanrijding misdrijf, d.d. 9 januari 2018, p. 5.
9.Geneeskundige verklaring [slachtoffer 2] , d.d. 27 november 2017, p. 77 en proces-verbaal aanrijding misdrijf, d.d. 9 januari 2018, p. 5.
10.Verkeersongevallenanalyse d.d. 9 juni 2017, p. 14.
11.Verkeersongevallenanalyse d.d. 9 juni 2017, p. 15.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] , p. 48 en 49; Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] , p. 51.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] , p. 48 en 49.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] , p. 53.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 1] , p. 48 en 49; proces-verbaal van verhoor getuige [naam 3] , p. 53.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 12 april 2017, p. 73.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 12 april 2017, p. 71.