ECLI:NL:RBGEL:2019:3247

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 juni 2019
Publicatiedatum
18 juli 2019
Zaaknummer
354132
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over besluitvorming en verweervoering door stichting in conflict met bestuursleden

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Gelderland, is een kort geding aanhangig gemaakt door een Vereniging van Eigenaren (VvE) en een vennootschap onder firma (vof) tegen gezamenlijke gedaagden. De eisers, bewoners van een bungalowpark, zijn lid van de VvE en hebben een geschil met de stichting die verantwoordelijk is voor het beheer van de infrastructuur van het park. De stichting heeft een bestuur dat bestaat uit vertegenwoordigers van zowel de vof als de VvE, maar er is een conflict ontstaan over de vraag of de stichting verweer moet voeren in een aanhangige procedure tegen een voormalig bestuurslid, die betaling van facturen vordert. De voorzieningenrechter moet beslissen of de gedaagden, die een tegenstrijdig belang hebben, mogen deelnemen aan de besluitvorming over het al dan niet voeren van verweer. De rechter oordeelt dat de gedaagden, vanwege hun tegenstrijdige belang, niet mogen deelnemen aan de beraadslaging en besluitvorming. Hierdoor kunnen de overgebleven bestuursleden, die geen tegenstrijdig belang hebben, een meerderheid vormen en besluiten om verweer te voeren. De rechter verbiedt de gedaagden om deel te nemen aan deze besluitvorming en veroordeelt hen in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken op 11 juni 2019.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/354132 / KG ZA 19-216 / 57/871
Vonnis in kort geding van 11 juni 2019
in de zaak van

1.[naam eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[naam eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. B.E.J. Loeffen te Wijchen,
tegen

1.[naam gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[naam gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. T.L. Hemrica te Wijchen.
Partijen zullen hierna [gezamenlijke eisers] en [gezamenlijke gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 8
  • de conclusie van antwoord
  • de brief van 3 juni 2019 van [gezamenlijke eisers] met producties 9 en 10
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 4 juni 2019
  • de pleitnota van [gezamenlijke eisers]
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gezamenlijke eisers] zijn bewoners van het bungalowpark Wighenerhorst te [woonplaats] .
Zij zijn lid van de Vereniging van Eigenaren Bungalowpark Wighenerhorst (hierna verder: de VvE).
2.2.
Exploitant van het park en tevens beheerder is de vennootschap onder firma Bungalowpark Wighenerhorst (hierna verder: de vof).
[gezamenlijke gedaagden] zijn samen met mevrouw [naam vennoot] de vennoten van deze vof.
2.3.
De stichting Beheer Infra Bungalowpark Wighenerhorst (hierna: de stichting) is een samenwerkingsstichting waarin vertegenwoordigers van de vof en de VvE overleg kunnen voeren over parkzaken.
De stichting is eigenaresse van de infrastructuur op het bungalowpark.
2.4.
Het bestuur van de stichting wordt gevormd door twee afgevaardigden van de vof [gezamenlijke eisers] ), twee afgevaardigden van de VvE ( [gezamenlijke eisers] ) en een vijfde bestuurslid, voorheen de heer [naam bestuurslid] (hierna verder: [naam bestuurslid] ).
2.5.
In de statuten van de stichting is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
Doel
Artikel 2
1. De stichting heeft ten doel: de verkrijging van onroerende en roerende zaken bestemd voor de aanleg en instandhouding van de infrastructuur voor het bungalowpark “Wighenerhorst” gelegen te [woonplaats] , waaronder begrepen de terreininrichting en inventaris, de beplantingen, de parkeerplaatsen, de omheining, de voorzieningen waaronder begrepen slagbomen het beheer en onderhoud van voormelde infrastructuur en voorts als hetgeen wat met het vorenstaande rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin van het woord.
2. De stichting tracht haar doel onder meer te verwezenlijken door:
a. het aangaan van beheersovereenkomsten met de eigenaren van recreatiebungalows (…)
b. het aangaan van overeenkomsten terzake van het beheer met de exploitant van het bungalowpark (…)
c. het in overleg treden met de vereniging: Vereniging van Eigenaren Bungalowpark Wighenerhorst (…), terzake van het beheer en het onderhoud van vorenbedoelde infrastructuur, welke vereniging tot doel heeft het behartigen van de belangen van de eigenaren van de recreatiebungalows (…)
(…)
Bestuur
Artikel 4
1. Het bestuur van de stichting bestaat uit vijf leden (…)
2. (…)
3. (…)
4. Mocht(en) in het bestuur om welke reden dan ook één of meer leden ontbreken, dan vormen de overblijvende bestuursleden (…) niettemin een wettig bestuur
5. De leden van het bestuur genieten geen beloning voor hun werkzaamheden. Zij hebben wel recht op vergoeding van de door hen in de uitoefening van hun functie gemaakte kosten.
Bestuursvergaderingen en bestuursbesluiten
Artikel 5
1. (…)
2. (…)
3. (…)
4. (…)
5. (…)
6. Zolang in een bestuursvergadering alle in functie zijnde bestuursleden aanwezig zijn, kunnen geldige besluiten worden genomen over alle onderwerpen, mits met algemene stemmen, ook al zijn de door de statuten gegeven voorschriften voor het oproepen en houden van vergaderingen niet in acht genomen.
7. (…)
8. (…)
9. Het bestuur kan ter vergadering alleen dan geldige besluiten nemen, indien de meerderheid van zijn in functie zijnde leden ter vergadering aanwezig of vertegenwoordigd is. (…)
10. (…)
11. Ieder bestuurslid heeft het recht tot het uitbrengen van één stem.
Voor zover deze statuten geen grotere meerderheid voorschrijven worden alle bestuursbesluiten genomen met volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen.
12. (…)
13. (…)
14. In alle geschillen omtrent stemmingen, niet bij de statuten voorzien, beslist de voorzitter.
2.6.
De samenwerking in de stichting en de onderlinge verhoudingen tussen partijen zijn verstoord. Zo speelt er onder andere een langslepend conflict over de (wijze van) facturering van de kosten voor gas, water en elektra.
2.7.
Op 8 juni 2017 zijn de bestuursleden van de stichting het volgende overeengekomen:
Samenstelling bestuur
1. Voorzitter [naam bestuurslid] treedt per 19 juni 2017 af als bestuurslid en voorzitter van de stichting.
2. Het bestuur geeft opdracht aan [naam adviseur] om per 19 juni 2017 het bestuur de komende tijd te adviseren en te begeleiden. Voorts zal [naam adviseur] de bestuursvergaderingen voorzitten. (…)
3. Deze opdracht wordt gegeven voor een periode van negen maanden, of zoveel korter of langer als hierna aan te geven.
4. (…)
5. Indien binnen het bestuur bij het nemen van besluiten de stemmen staken, zijn de bestuursleden gebonden aan het advies dat [naam adviseur] alsdan dienaangaande geeft. Dit geldt zo lang er nog geen vijfde bestuurslid is benoemd, ook wanneer eventueel de datum van 19 maart 2018 is gepasseerd. (…)
2.8.
In een bij deze rechtbank aanhangige procedure (kenmerknummer NL19.10007) tegen de stichting vordert [naam bestuurslid] betaling van facturen voor de door hem verrichtte werkzaamheden voor de stichting als bestuurslid en voorzitter. Het betreft een hoofdsom van € 26.164,51.
2.9.
Tot zekerheid van verhaal van zijn vordering heeft [naam bestuurslid] conservatoir beslag laten leggen op de eigendommen van de stichting.
2.10.
De stichting kan in voornoemde procedure uiterlijk 19 juni 2019 verweer voeren.
2.11.
[gezamenlijke gedaagden] stemmen niet in met een besluit tot het voeren van verweer tegen de vordering van [naam bestuurslid] .

3.Het geschil

3.1.
[gezamenlijke eisers] vordert samengevat - dat de voorzieningenrechter [gezamenlijke gedaagden] gebiedt alle noodzakelijke rechtshandelingen te verrichten teneinde de stichting in de gelegenheid te stellen verweer te voeren tegen de vordering van [naam bestuurslid] dan wel dat dit vonnis in de plaats zal treden van de benodigde instemmings- en wilsverklaringen waarbij het zich tevens uitstrekt tot het instellen van een reconventionele vordering. Dit met veroordeling van [gezamenlijke gedaagden] in de proceskosten waaronder het nasalaris en de wettelijke rente over deze kosten.
3.2.
[gezamenlijke gedaagden] voert gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang bij de vordering vloeit voort uit de stelling van [gezamenlijke eisers] dat in de lopende procedure met [naam bestuurslid] uiterlijk 19 juni 2019 namens de stichting verweer moet worden gevoerd. Indien geen verweer wordt gevoerd is het zeer waarschijnlijk dat de vordering van [naam bestuurslid] wordt toegewezen terwijl de stichting deze niet zal kunnen betalen, aldus [gezamenlijke eisers] onweersproken.
4.2.
Vast staat dat de vof en de VvE in gelijke mate zijn vertegenwoordigd in de stichting. Om een meerderheid van stemmen te creëren is een vijfde bestuurslid noodzakelijk. Dit vijfde bestuurslid is er (momenteel) echter niet. Hoewel [gezamenlijke gedaagden] wijzen op de mogelijkheid om [naam adviseur] een bindend advies te vragen, kan de voorzieningenrechter niet vaststellen dat de eerder met [naam adviseur] gemaakte afspraak dat hij ook na het verstrijken van de negen maanden voor bindend advies kan worden benaderd (zie 2.7.), nog geldt. Zoals uit de overgelegde notulen en gespreksverslagen blijkt, als ook uit de verklaringen van partijen tijdens de mondelinge behandeling, staan [gezamenlijke eisers] kennelijk niet langer achter [naam adviseur] omdat hij volgens hen misbruik maakte van zijn positie. [gezamenlijke eisers] hebben het vertrouwen in [naam adviseur] opgezegd. Zonder nadere bewijslevering kan de voorzieningenrechter dan ook niet als vaststaand aannemen dat [gezamenlijke eisers] [naam adviseur] om bindend advies hadden moeten vragen.
4.3.
De overgebleven vier bestuursleden vormen conform artikel 4 lid 4 van de statuten van de stichting een wettig bestuur. Tussen de vier bestuursleden heerst echter verdeeldheid over de vraag of in de door [naam bestuurslid] aanhangig gemaakte bodemprocedure namens de stichting verweer moet worden gevoerd. Aan de ene kant zijn de bestuursleden namens de vof ( [gezamenlijke gedaagden] ) van mening dat de vordering van [naam bestuurslid] terecht is en dat de stichting op grond van eerder gemaakte afspraken met [naam bestuurslid] gehouden is tot betaling aan [naam bestuurslid] . Aan de andere kant betwisten de bestuursleden namens de VvE ( [gezamenlijke eisers] ) de rechtmatigheid van de vordering van [naam bestuurslid] en stellen zij dat er geen, althans andere afspraken zijn gemaakt over de vergoeding voor [naam bestuurslid] dan [naam bestuurslid] nu vordert. Hoewel [gezamenlijke gedaagden] betogen dat uit door alle bestuursleden ondertekende notulen zou blijken van de (prijs)afspraak met [naam bestuurslid] , zijn deze stukken in onderhavige procedure niet overgelegd. [gezamenlijke eisers] betwisten dit en betogen dat zij nooit akkoord zijn gegaan met (enige) betaling aan [naam bestuurslid] . Daarnaast voeren zij aan dat zij de door [naam adviseur] opgestelde notulen van 16 maart 2018 waarin de vordering van [naam bestuurslid] jegens de stichting door de bestuursleden wordt erkend, nooit voor akkoord hebben ondertekend. Bovendien wijzen [gezamenlijke eisers] er onvoldoende weersproken op dat [gezamenlijke gedaagden] in de periode dat [naam bestuurslid] voorzitter was als enigen over de bankpassen van de stichting beschikten en betalingen aan [naam bestuurslid] hebben verricht maar dat zij daartegen steeds hebben geprotesteerd.
Kortom, de stemmen zijn gelijk verdeeld en vanwege het ontbreken van een vijfde bestuurslid kan niet met meerderheid van stemmen worden beslist.
4.4.
Op grond van artikel 2:9 lid 1 BW is elke bestuurder tegenover de rechtspersoon gehouden tot een behoorlijke vervulling van zijn taak. Naar huidige opvattingen dienen bestuurders zich bij de vervulling van die taak te richten naar het belang van de rechtspersoon en dienen zij dit belang te laten prevaleren boven hun eigen belang(en). Dit is ook de kern van het wetsvoorstel 34 491 ‘Wijziging van het Burgerlijk Wetboek in verband met de uniformering en de verduidelijking van enkele bepalingen omtrent het bestuur en de raad van commissarissen van rechtspersonen (Wet bestuur en toezicht rechtspersonen)’.
4.5.
Belang van de stichting is het verkrijgen, beheren en onderhouden van de infrastructuur op het park. Daarvoor heeft de stichting vermogen nodig. Omdat de vordering van [naam bestuurslid] tot betaling van ruim € 26.000,00 het vermogen van de stichting betreft, is het in het belang van de stichting om tegen deze vordering verweer te voeren. Het daartoe niet willen besluiten door [gezamenlijke gedaagden] is derhalve niet in het belang van de stichting. Waarom het niet voeren van verweer wél in het belang van de stichting zou zijn, hebben [gezamenlijke gedaagden] niet uitgelegd. De enkele stelling dat voorkomen moet worden dat onnodig beslag wordt gelegd op de rechterlijke capaciteit, is daartoe in elk geval niet voldoende gelet op de door [gezamenlijke eisers] aangevoerde argumenten waarom de stichting de vordering niet zou hoeven betalen. Hierover zal in de aanhangige procedure moeten worden beslist. Verder is de voorzieningenrechter gebleken dat het niet voeren van verweer eigen belang van [gezamenlijke gedaagden] kan zijn. Zoals [gezamenlijke eisers] betogen en [gezamenlijke gedaagden] tijdens de mondelinge behandeling hebben erkend, is het een optie dat de vof de eigendommen van de stichting koopt als [naam bestuurslid] deze beslagen goederen executoriaal gaat verkopen. Daarmee zouden [gezamenlijke gedaagden] als exploitanten de infrastructuur in handen kunnen krijgen en daarmee hun positie aanmerkelijk kunnen verbeteren ook in het conflict met de VvE. Onder deze omstandigheden is het aannemelijk dat [gezamenlijke gedaagden] eigen belang hebben bij het niet voeren van verweer welk eigen belang strijdig is met het belang van de stichting.
4.6.
In het licht van voormeld wetsvoorstel kunnen bestuurders met een aan de rechtspersoon tegenstrijdig belang níet deelnemen aan de beraadslaging en besluitvorming over het betreffende onderwerp. [gezamenlijke gedaagden] kunnen dus geen geldige stem uitbrengen in het bestuur voor het voeren van verweer tegen de vordering van [naam bestuurslid] . Hoewel de vordering van [gezamenlijke eisers] om [gezamenlijke gedaagden] te gebieden in te stemmen met een besluit tot het voeren van verweer zich hiermee niet verhoudt, ziet de voorzieningenrechter aanleiding een voorziening in het licht van het wetsvoorstel te treffen.
4.7.
[gezamenlijke gedaagden] zullen dan ook, gelet op hun aan de stichting tegenstrijdige belang, worden verboden deel te nemen aan de beraadslaging en besluitvorming over het al dan niet voeren van verweer in de door [naam bestuurslid] aanhangig gemaakte procedure. Gevolg daarvan is dat [gezamenlijke gedaagden] geen geldige stem kunnen uitbrengen. Op grond van artikel 5 lid 11 van de statuten zou dit betekenen dat er ten aanzien van dit onderwerp twee stemmen overblijven die geldig kunnen worden uitgebracht, te weten die van [gezamenlijke eisers] , en deze twee stemmen vormen dan een meerderheid. Ook indien [gezamenlijke gedaagden] bij het nemen van het besluit niet aanwezig zijn, zoals artikel 5 lid 9 van de statuten van de stichting vereist, doet dit gelet op hetgeen hiervoor onder 4.6. is overwogen niet af aan geldigheid van het besluit dat [gezamenlijke eisers] dan nemen. Immers, ook in geval van tegenstrijdig belang van één of meer bestuurders, moet een besluit kunnen worden genomen.
4.8.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om aan de veroordeling voorwaarden te verbinden zoals door [gezamenlijke gedaagden] bij conclusie van antwoord voorgesteld.
4.9.
[gezamenlijke gedaagden] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gezamenlijke eisers] worden begroot op:
- betekening oproeping € 103,10
- griffierecht 297,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.380,10
4.10.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt [gezamenlijke gedaagden] om deel te nemen aan de beraadslaging en besluitvorming betreffende het namens de stichting voeren van verweer in de procedure met kenmerknummer NL19.10007,
5.2.
veroordeelt [gezamenlijke gedaagden] in de proceskosten, aan de zijde van [gezamenlijke eisers] tot op heden begroot op € 1.380,10, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gezamenlijke gedaagden] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gezamenlijke gedaagden] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2019.
Coll: PM