ECLI:NL:RBGEL:2019:3243

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 juni 2019
Publicatiedatum
18 juli 2019
Zaaknummer
355620
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in kort geding tussen verzoeker en de Staat der Nederlanden

Op 28 juni 2019 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland een verzoek tot wraking behandeld van een verzoeker tegen mr. K. Mans, de rechter in een kort geding tussen verzoeker en de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën). Verzoeker was van mening dat de vervroeging van de zitting van 5 juli naar 28 juni 2019 hem benadeelde, omdat hij zich hierdoor minder goed kon voorbereiden en extra kosten moest maken om de zitting bij te wonen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechter toegelicht dat de vervroeging noodzakelijk was om te voorkomen dat verzoeker gedragingen zou vertonen die de kort geding procedure zinledig zouden maken. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat de klachten van verzoeker niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechter vooringenomen was. De beslissing van de rechter om de zitting te vervroegen werd niet als blijk van vooringenomenheid gezien, en het verzoek tot wraking werd afgewezen. De rechtbank benadrukte dat wraking geen verkapt rechtsmiddel is en dat een procesbeslissing op zich geen grond voor wraking kan vormen. De uitspraak werd openbaar gedaan en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/355620 / KG RK 19-526
Beslissing van 28 juni 2019
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[naam verzoeker], wonende te [woonplaats verzoeker] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. K. Mans,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1
In een kort geding tussen verzoeker en de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën), [naam/namen] , bijgestaan door mr. Kingma (hierna te noemen: de Staat) heeft op 28 juni 2019 een zitting plaatsgevonden, alwaar de rechter zitting had.
1.2
Tijdens de behandeling van de zitting heeft verzoeker een mondeling verzoek tot wraking van de rechter gedaan. Hiervan is ook een schriftelijk verzoek overgelegd. Dit blijkt uit het proces-verbaal van het wrakingsverzoek van 28 juni 2019.
1.3
Bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek is verschenen:
- verzoeker;
- de rechter.
1.4
De rechtbank heeft vervolgens mondeling uitspraak gedaan en het wrakingsverzoek afgewezen. De overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, worden in deze beslissing op schrift uitgewerkt.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek tot wraking strekt tot wraking van de rechter, als rechter in de zaak
met nummer KG ZA 19-265 tussen verzoeker en de Staat.
2.2
Verzoeker heeft het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. De behandeling van de zaak is vervroegd van 5 juli 2019 naar 28 juni 2019. Verzoeker stelt dat deze beslissing in zijn nadeel is, omdat hij zich hierdoor minder goed heeft kunnen voorbereiden op de inhoudelijke behandeling van de zaak en omdat hij hierdoor hoge kosten heeft moeten maken om de behandeling van de zaak op 28 juni 2019 bij te kunnen wonen. Door de behandeling van de zaak te vervroegen, geeft de rechter volgens verzoeker blijk van vooringenomenheid.
2.3
De rechter berust niet in de wraking. Zij heeft bij de mondelinge behandeling toegelicht dat de zaak (het kort geding) betrekking had op een vordering van de Staat om verzoeker bij wijze van ordemaatregel een contactverbod op te leggen om bepaalde – door verzoeker aangekondigde – gedragingen te voorkomen. De Staat heeft verzocht om de behandeling van de vordering eerder te laten plaatsvinden, dan de geplande zittingsdatum op 5 juli 2019, omdat verzoeker mededelingen had gedaan waaruit zou volgen dat die gedragingen van verzoeker zouden plaatsvinden vóór 5 juli 2019. Hierdoor zou de kort geding procedure zinledig zijn. Het treffen van een ordemaatregel is niet in de wetgeving geregeld. Bovendien zou verzoeker in dat geval niet worden gehoord. Het vervroegen van de behandeling van de zaak was meer gepast, aldus de rechter.

3.De beoordeling

3.1
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2
De klachten van verzoeker zijn gericht tegen de beslissing van de rechter om de behandeling van de zaak te vervroegen. Dit gaat om een procesbeslissing van de rechter. Een rechterlijke (tussen)beslissing kan als zodanig geen grond vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. De wrakingskamer komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
Ook de motivering van de (tussen)beslissing, of het ontbreken daarvan, kan geen grond voor wraking vormen. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (vgl. Hoge Raad 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). De door de rechter gegeven onderbouwing van haar beslissing om de zittingsdatum te vervroegen kan, in het licht van de omstandigheden van het geval, niet worden begrepen als blijk geven van vooringenomenheid. De enkele, niet onderbouwde, stelling dat verzoeker zich mogelijk minder goed heeft kunnen voorbereiden en mogelijk extra kosten heeft moeten maken door de vervroeging van de zittingsdatum, leidt niet tot een ander oordeel. De wrakingskamer zal het verzoek daarom afwijzen.

4.De beslissing

De rechtbank
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A. van Schagen, voorzitter, mr. R.M.H. Pennings en mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, leden, in tegenwoordigheid van de griffier mr. [naam griffier] en in openbaar uitgesproken op 28 juni 2019.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: C/05/355620 / KG RK 19-526
Proces-verbaal van de meervoudige kamer van de rechtbank op het verzoek van
[naam verzoeker], wonende te [woonplaats verzoeker] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. K. Mans,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.
Aanvang: 16.17 uur
Zitting hebben: mr. J.A. van Schagen, voorzitter, mr. R.M.H. Penning en mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechters, en mr. [naam griffier] , griffier.
Verschenen zijn:
- verzoeker;
- de rechter;
- mr. Kingma als belanghebbende.
Alle in dit proces-verbaal opgenomen verklaringen zijn zakelijk weergegeven.
Voorzitter: bij de wraking is verwezen naar een schriftelijk stuk dat u heeft voorgedragen tijdens de zitting. Wij hebben hiervan kennis genomen. Hierin staat wat u vindt van het gebrek van de procedure. Wilt u de gronden toelichten?
Verzoeker: ik word benadeeld. Wederpartij vraagt iets en krijgt het meteen. Ik moet beveiliging regelen, goed voorbereiden. Dan moet ik toch vrijdag komen. Dat is niet rechtsgelijk. Ik heb geen goede ervaringen met Arnhem. Lijkt hetzelfde verhaal te worden. Daar word ik simpel van. Ik zeg: er is een kalender, daarover kan niet worden gediscussieerd. Een hoogleraar wordt aan de kant geveegd. Waarschijnlijk zal u besluiten dat ik het verzoek onterecht doe. Dan ga ik in hoger beroep. Dan win ik. Ik heb twee keer gewonnen. In Den Bosch en Utrecht win ik. Bij de Raad van State ook, maar in Arnhem nooit.
De rechter: ik berust niet in de wraking. Voor de vervroeging van de zitting waren wat redenen die maken dat het niet in strijd is met de onpartijdigheid: doel is het voorkomen van een aantal gedragingen van [naam verzoeker] . Eisers hebben ordemaatregel gevraagd o.b.v. mededelingen van [naam verzoeker] .
Gedragingen die voorafgaand aan de behandeling van de zaak zouden plaatsvinden, wat zij juist wilden voorkomen. Een ordemaatregel is niet geregeld in wetgeving. Dat zou ook betekenen dat [naam verzoeker] niet gehoord zou worden. Dit leek mij meer gepast.
Voorzitter: ik hoor de andere rechters zeggen dat zij geen vragen hebben
Wil verzoeker nog reageren?
Verzoeker: mijn geduld is op na 19 jaar. Ik schrijf keurig een mail aan Kingma. De angst is dat ik het zou gaan doen. Ik schrijf dat iemand anders het gaat doen. Dan is die angst weg. Ik doe een pas achteruit. Dan denk ik dat ik van goede wil ben. Ik heb zes uren geslapen door deze ellende. Het heeft mij bergen met geld gekost. Het zou 5 juli zijn. Ik heb mijn vlucht naar Engeland moeten annuleren. Allemaal door één verzoekje door meneer Kingma. Hij is van de overheid, daarom lijkt mij.
Voorzitter: wil de rechter nog wat toevoegen?
De rechter: nee.
Voorzitter: wij gaan ons beraden of wij mondeling uitspraak kunnen doen. Ik verzoek allen naar de gang te gaan.
Schorsing: 16:24-16.30 uur
[naam/namen] : wij hebben ons beraden en conclusie voldoende info voor mondelinge uitspraak.
Het verzoek wordt afgewezen.
De voorzitter sluit het onderzoek ter zitting om 16.30 uur en doet mondeling uitspraak, waarvan afzonderlijk proces-verbaal zal worden opgemaakt.
Waarvan proces-verbaal,
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op: