Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
[gedaagde sub 2],
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- het tussenvonnis van 1 november 2017
- de comparitie van partijen van 23 januari 2018 en de ter gelegenheid daarvan door de curator overgelegde productie
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de akte reageren op producties tevens overleggen nadere producties van de curator
- de antwoordakte van [gedaagde sub 2]
- de op 19 februari 2019 gehouden pleidooien en de ter gelegenheid daarvan door de curator en [gedaagde sub 2] ingebrachte producties
- de brief van de curator van 25 februari 2019
- de brief van mr. Hennink van 4 maart 2019
- de brief van mr. Hennink van 11 maart 2019
- de brief van de curator van 12 maart 2019
- de antwoordakte van de curator.
2.De vaststaande feiten
Bij de oprichting van Red Dragon zijn 2 miljoen aandelen geplaatst, vertegenwoordigende een geplaatst kapitaal van € 2 miljoen. Hierin is door de deelnemers ieder voor een bedrag van € 500.000,00 deelgenomen. In de statuten is bepaald dat de oprichters hebben bedongen dat de geplaatste aandelen door de oprichters zullen worden volgestort, zodra Red Dragon een op haar naam staande bankrekening heeft geopend.
- investering in onroerende zaak € 5.475.000,00
- aankoop van roerende zaken € 1.748,000,00
- werkkapitaal € 497.000,00
- overig € 280.000,00,
In de overeenkomst is - voor zover van belang - verder bepaald dat Red Dragon hiervan een bedrag van € 4,9 miljoen dient te financieren uit beschikbaar eigen vermogen en achtergestelde leningen van Enalmei en dat, alvorens Rabobank overgaat tot verstrekking van de financiering, de in te brengen middelen van € 4,9 dienen te worden gestort op een rekening bij Rabobank. Bepaald is tevens dat van de financiering van de bank een bedrag van € 2,3 miljoen uitsluitend bestemd is voor de financiering van de bouw van het bedrijfspand, een bedrag van € 700.000,00 uitsluitend voor de financiering van de aankoop van de bedrijfsinventaris en een bedrag van € 100.000,00 voor de financiering van de bedrijfsuitoefening van Red Dragon.
2.15. In een brief van 18 augustus 2016 heeft Rabobank [gedaagde sub 2] - voor zover van belang - als volgt bericht:
“In algemene zin verwijs ik naar onze eerdere brieven en E-mails maar specifiek naar mijn E-mails van 14 april 2016 en 19 mei 2016. Hierin hebben wij onze onvrede bevestigd over de wijze waarop u als bestuurder van Red Dragon B.V. met de bank omgaat. Hoewel er na deze mails weer meerdere gesprekken hebben plaatsgehad zijn de vragen uit bovengenoemde E-mails nog steeds niet volledig beantwoord. Hierover hebben wij vrijdag 12 augustus jl. nog telefonisch contact gehad, echter kon u op de onderstaande punten 1 en 3 nog geen antwoord geven. Dit zou u nagaan en ons zo spoedig mogelijk informeren.
3.De vordering3.1.De curator vordert - samengevat - dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:ten aanzien van Enalmei
3. [gedaagde sub 2] veroordeelt om aan de curator te voldoen het bedrag van het tekort in het faillissement van Red Dragon, nader op te maken bij staat, met dien verstande dat de totale omvang van de in het faillissement van Red Dragon aangetroffen erkende schulden mede zal moeten worden vastgesteld ter nog nader te beleggen verificatievergadering,
4. voor recht verklaart dat [gedaagde sub 2] haar taak als bestuurder c.q. feitelijk beleidsbepaler van Red Dragon in de periode voorafgaand aan het faillissement niet behoorlijk heeft vervuld in de zin van artikel 2:9 BW en uit dien hoofde aansprakelijk is voor de schade die Red Dragon dientengevolge geleden heeft,
5. [gedaagde sub 2] veroordeelt om aan de curator te voldoen het bedrag van de onder 4. bedoelde schade, nader op te maken bij staat, met dien verstande dat de totale omvang van de in het faillissement van Red Dragon aangetroffen erkende schulden mede zal moeten worden vastgesteld ter nog nader te beleggen verificatievergadering,
6. voor recht verklaart dat [gedaagde sub 2] in de zin van artikel 6:162 BW onrechtmatig heeft gehandeld jegens Red Dragon en jegens de schuldeisers van Red Dragon en uit dien hoofde aansprakelijk is voor de schade die Red Dragon en de schuldeisers van Red Dragon dientengevolge hebben geleden,
7. [gedaagde sub 2] veroordeelt om aan de curator te voldoen het bedrag van de onder 6. bedoelde schade die gesteld kan worden op een bedrag van ten minste € 2 miljoen te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 20 januari 2014 tot aan het moment van algehele voldoening, met dien verstande dat de totale omvang van de in het faillissement van Red Dragon aangetroffen erkend schulden mede zal moeten worden vastgesteld ter nog nader te beleggen verificatievergadering,
8. [gedaagde sub 2] veroordeelt om als voorschot op de hiervoor onder 3. en 5. bedoelde bedragen aan de curator een bedrag van € 1 miljoen te voldoen,
en in alle gevallen:9. Enalmei en [gedaagde sub 2] hoofdelijk veroordeelt in de kosten van de procedure en de conservatoire beslagen.
ten aanzien van [gedaagde sub 2]
Het boedeltekort bedraagt op dit moment ruim € 2 miljoen.
De schending van de boekhoudplicht heeft het faillissement mede veroorzaakt, nu goed bestuur zonder zicht op de financiën en het vermogen onmogelijk is. Het is ook aannemelijk dat het faillissement mede een gevolg is van het niet tijdig publiceren van een juiste jaarrekening over 2014, omdat aangenomen mag worden dat partijen die eind januari 2016 hebben kunnen weten van de slechte situatie van Red Dragon, geen relatie met haar zouden zijn aangegaan. Hierdoor zouden schulden niet verder zijn opgelopen en zou het faillissement wellicht te voorkomen zijn geweest.
De fraude is de (belangrijkste) oorzaak van het faillissement. Indien Rabobank niet vals zou zijn voorgelicht, zou geen financiering zijn verstrekt en zou niet gebouwd zijn aan een te duur project met te weinig geld. Aangenomen moet worden dat Red Dragon niet failliet zou zijn gegaan.
De curator vernietigt op grond van de artikelen 42 en 47 van de Faillissementswet (Fw) de rechtshandeling waarbij [gedaagde sub 2] € 7.777,00 aan zichzelf heeft terugbetaald. [gedaagde sub 2] heeft niet gesteld dat op Red Dragon een verplichting tot (terug)betaling rustte.
Tevens is sprake van kennelijk onbehoorlijk bestuur omdat [gedaagde sub 2] welbewust een onjuiste jaarrekening over 2014 heeft opgemaakt, vastgesteld en gepubliceerd. Uit die jaarrekening blijkt ten onrechte dat Red Dragon ultimo 2014 zou beschikken over ruim € 4 miljoen aan liquide middelen. Een redelijk denkend bestuurder zou dit niet hebben gedaan.
Indien Enalmei op het moment van oprichting of ten tijde van de aandelenovername in staat was de door Enalmei in Red Dragon gehouden aandelen vol te storten, heeft [gedaagde sub 2] onrechtmatig gehandeld jegens Red Dragon en de gezamenlijke schuldeisers omdat zij namens Enalmei verplichtingen is aangegaan en die vervolgens niet is nagekomen. Als Enalmei telkens niet in staat was te voldoen aan haar verplichting tot volstorting, heeft [gedaagde sub 2] eveneens onrechtmatig gehandeld jegens Red Dragon en de gezamenlijke schuldeisers, omdat zij namens Enalmei verplichtingen is aangegaan terwijl duidelijk is of had moeten zijn dat die verplichtingen niet nagekomen zouden kunnen worden. De schade in dit verband bedraagt € 2 miljoen.
4.Het verweer4.1.[gedaagde sub 2] concludeert dat de rechtbank de curator in zijn vorderingen niet-ontvankelijk zal verklaren, althans hem die zal ontzeggen, met zijn veroordeling in de kosten van het geding.
De boekhoudplicht is niet geschonden. De complete administratie is naar de curator gezonden. Een eventuele schending staat ook niet in verband met het faillissement. De te late indiening van de jaarrekening over 2014 is een onbelangrijk verzuim en er bestaat geen verband tussen dit verzuim en het ontstaan van het faillissement.
heeft de betreffende e-mails op verzoek van de bestuurder doorgezonden. Zij was toen geen (statutair of feitelijk) bestuurder.
Er is ruim € 8 miljoen geïnvesteerd, waarvan € 3,3 afkomstig van Rabobank en € 4,7 miljoen van Enalmei. Deze € 4,7 miljoen was afkomstig van een aan Enalmei verstrekte lening. Er was dus voldoende geld om een succesvolle onderneming te realiseren. Op deze wijze hebben de aandeelhouders voldaan aan hun verplichting tot volstorting.
5.De beoordelingten aanzien van Enalmei5.1. Tegen Enalmei is verstek verleend. In beginsel geldt dat een vordering ten aanzien van een niet verschenen gedaagde tegen wie verstek is verleend wordt toegewezen, tenzij deze de rechter onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Door de wel verschenen mede-gedaagde(n) aangevoerde verweren werken in beginsel niet in het voordeel van de niet verschenen gedaagde. Dit uitgangspunt geldt niet indien sprake is van een rechtsbetrekking tussen partijen die verplicht tot een voor alle gedaagden gelijke beslissing (Hoge Raad 28 mei 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2911). Van een dergelijke rechtsbetrekking is in het onderhavige geval geen sprake. De door [gedaagde sub 2] gevoerde verweren kunnen daarom niet ten gunste van Enalmei strekken.5.2. De tegen Enalmei ingestelde vordering komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal worden toegewezen, met dien verstande dat in plaats van de gevorderde handelsrente de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW zal worden toegewezen, omdat gesteld noch gebleken is dat sprake is van een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a BW. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding.
5.4. Enalmei zal als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten in de verstekprocedure. Toegewezen zal worden de helft van de door de curator in de verstekprocedure gemaakte kosten, nu deze kosten tevens zijn gemaakt ten behoeve van de procedure tegen [gedaagde sub 2]. Gelet hierop worden de door Enalmei aan de curator te betalen kosten begroot op:
griffierecht € 629,00
salaris advocaat
€ 1.928,00(1 punt x tarief VIII € 3.856,00 : 2)
Totaal € 2.557,00.
In algemene zin geldt dat van kennelijk onbehoorlijke taakvervulling als bedoeld in artikel 2:248 lid 1 BW slechts kan worden gesproken als geen redelijk denkend bestuurder - onder dezelfde omstandigheden - aldus zou hebben gehandeld (HR 8 juni 2011, ECLI:NL:HR:2001:AB2053). Bovendien moeten de bestuurders hebben gehandeld met de (objectieve) wetenschap dat de schuldeisers zullen worden benadeeld (Handelingen II 1984/85, 16631, p. 6337).
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur moet de rechter alle ter zake dienende omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang in zijn beoordeling betrekken.
5.6. De curator heeft onder meer aangevoerd dat sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur omdat [gedaagde sub 2] pinbetalingen door gasten van het restaurant van Red Dragon heeft omgeleid naar Malaika en aldus heeft onttrokken aan het vermogen van Red Dragon, zulks terwijl de financieringsovereenkomsten met Rabobank uitdrukkelijk voorschrijven dat alle betalingen van en aan Red Dragon via de bankrekening bij Rabobank dienen te lopen. De curator weet niet om hoeveel geld het gaat omdat dat dat niet blijkt uit de (niet complete) administratie waarover hij beschikt en omdat Rabobank hem niet de bankafschriften van Malaika wil verstrekken. Een deel van de gelden is volgens de curator doorgeleid naar de privébankrekening van [gedaagde sub 2].
ontbreekt – niet inzichtelijk of van het geld schuldeisers van Red Dragon zijn betaald. Het had op de weg gelegen van [gedaagde sub 2] - die als bestuurder van Malaika én Red Dragon op de hoogte zal zijn, althans dient te zijn van een en ander - een nadere toelichting te geven op de overschrijvingen. De enkele stelling dat de op derdengeldenrekeningen van advocaten overgemaakte bedragen (ruim € 46.000,00) zien op betalingen aan partijen tegen wie Red Dragon een rechtszaak had verloren dan wel waarmee een betalingsregeling was getroffen, is in dit verband onvoldoende.
Red Dragon was in haar bedrijfsvoering in belangrijke mate afhankelijk van de financiering van Rabobank. [gedaagde sub 2] heeft moeten begrijpen dat de schuldeisers van Red Dragon door haar handelwijze zouden worden benadeeld, omdat te verwachten was dat Rabobank de financiering zou opzeggen, zodat Red Dragon haar schuldeisers niet meer zou kunnen betalen, met als gevolg een faillissement.
5.9. Aannemelijk is dat deze kennelijk onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur een belangrijke oorzaak is van het faillissement van Red Dragon. Verwezen wordt naar de door de curator overgelegde brief van Rabobank van 2 september 2018 (productie 36 bij conclusie van repliek), waarin Rabobank de financieringsovereenkomst met Red Dragon heeft beëindigd. Uit de bewoordingen van die brief blijkt dat het omleiden van omzet voor Rabobank een belangrijke reden is geweest om tot opeising van de financiering over te gaan. Het omleiden van omzet was een van drie items waarover Rabobank [gedaagde sub 2] om opheldering heeft verzocht. [gedaagde sub 2] heeft hierover echter geen opheldering verschaft. Zij heeft op de brief van Rabobank van 18 augustus 2016 in het geheel niet gereageerd. Doordat [gedaagde sub 2] niet (genoegzaam) heeft gereageerd op de onderwerpen die bij Rabobank vragen opriepen - waaronder het omleiden van omzet - is een vertrouwensbreuk ontstaan, hetgeen Rabobank ertoe heeft gebracht de financieringsovereenkomst met Red Dragon te beëindigen. Gevolg hiervan is geweest het wegvallen van liquiditeit, met het faillissement van Red Dragon tot gevolg.
- voor zover in dit verband van belang - dat de rechter het bedrag waarvoor de bestuurders aansprakelijk zijn kan verminderen indien hem dit bovenmatig voorkomt, gelet op de aard en de ernst van de onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur, de andere oorzaken van het faillissement, alsmede de wijze waarop dit is afgewikkeld.
Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat op matiging geen beroep hoeft te worden gedaan, maar dat de rechter de bevoegdheid heeft om hierover ambtshalve te oordelen, indien hem dat geraden voorkomt.
Volgens [gedaagde sub 2] is het faillissement door andere omstandigheden veroorzaakt. Zij heeft gesteld dat het project (onder meer) is mislukt doordat Red Dragon werd geconfronteerd met een schadepost van € 325.400,00 als gevolg van het toerekenbaar tekortschieten van aannemer [schuldeiser 1]. Red Dragon heeft in een gerechtelijke procedure vergoeding van deze schade van [schuldeiser 1] gevorderd, maar de procedure is geschorst nadat [schuldeiser 1] failliet is gegaan. [gedaagde sub 2] heeft haar stelling dat [schuldeiser 1] is tekortgeschoten jegens Red Dragon onderbouwd door verwijzing naar een rapport van [rapporteur] van IQ Bouwkostenadvies van 17 december 2015 (productie 10 bij conclusie van antwoord). In dat rapport is een uitgebreide bouwtechnische beoordeling gegeven van de uitvoering van de nieuwbouw voor Red Dragon. Geconcludeerd is dat de kosten die redelijkerwijs gemoeid zijn met het herstellen van ondeugdelijk werk € 325.400,00 bedragen.
De curator heeft betwist dat [schuldeiser 1] is tekortgeschoten jegens Red Dragon, maar heeft die betwisting onvoldoende gemotiveerd. Het had op zijn weg gelegen om in te gaan op specifieke gebreken die in het rapport van [rapporteur] zijn uitgewerkt, maar dat heeft hij niet gedaan. Aangenomen moet derhalve worden dat Red Dragon werd geconfronteerd met extra kosten als gevolg van de omstandigheid dat [schuldeiser 1] de haar opgedragen werkzaamheden niet (deugdelijk) heeft uitgevoerd. Aannemelijk is ook dat, zoals [gedaagde sub 2] heeft gesteld, hierdoor minder omzet is gemaakt. Immers, voor het herstellen van (een aantal van) de in het rapport opgesomde gebreken is nodig dat (een deel van) het restaurant gesloten is. Door het faillissement van [schuldeiser 1] heeft Red Dragon de door haar geleden schade niet op [schuldeiser 1] kunnen verhalen.
[gedaagde sub 2] heeft er tevens op gewezen dat Red Dragon extra kosten heeft gemaakt vanwege de aankoop van extra parkeerplaatsen. De rechtbank begrijpt dat het gaat om het mandelige terrein. De curator heeft niet (gemotiveerd) betwist dat de koopprijs hiervan € 702.523,42 bedroeg. Hij heeft wel aangevoerd dat hiervan slechts € 600.000,00 is betaald. Ook deze kostenpost heeft invloed gehad op de levensvatbaarheid van de onderneming van Red Dragon.
De rechtbank ziet in de hiervoor genoemde omstandigheden - die niet aan [gedaagde sub 2] als bestuurder zijn toe te rekenen - aanleiding het bedrag waarvoor [gedaagde sub 2] als bestuurder van Red Dragon aansprakelijk is te verminderen met een bedrag van € 1 miljoen. Aannemelijk is immers dat dit soort tegenslagen, zeker bij een startende onderneming, een grote wissel trekken op de levensvatbaarheid van die onderneming.
5.15. [gedaagde sub 2] heeft verder diverse stellingen ingenomen die betrekking hebben op de wijze waarop de curator het faillissement heeft afgehandeld. Zij heeft onder meer aangevoerd dat de onroerende zaak voor een bedrag ver onder de executiewaarde is verkocht. Hierover wordt het volgende overwogen.
Als onweersproken staat vast dat de curator de onroerende zaak enkele maanden na het faillissement heeft verkocht voor een bedrag van € 1.705.000,00, nadat dertien gegadigden een bieding hebben uitgebracht. De curator heeft twee taxatierapporten overgelegd. Een is van 14 augustus 2015 (productie 32 bij conclusie van repliek). Daarin is de marktwaarde getaxeerd op een bedrag van € 2.230.000,00. In een taxatierapport van 14 november 2016 (productie 33 bij conclusie van repliek) is de marktwaarde op € 1.655.000,00 en de executiewaarde op € 1.100.000,00 getaxeerd. De prijs die door de curator is verkregen op basis van biedingen van een aanzienlijk aantal potentiële kopers, ligt in de buurt van de waardes in deze rapporten. Deze taxatierapporten zijn van meer gewicht dan het door [gedaagde sub 2] overgelegde taxatierapport van 30 december 2013 (productie 9 bij conclusie van antwoord), waarin van een aanzienlijk hogere marktwaarde en executoriale waarde (€ 5.525.00,00 respectievelijk € 3.750.000,00) wordt uitgegaan. Hiervoor is van belang dat het door [gedaagde sub 2] overgelegde rapport is opgesteld voordat de onroerende zaak werd gerealiseerd. De door de curator overgelegde taxatierapporten zijn opgemaakt na de realisatie van de onroerende zaak. [gedaagde sub 2] heeft daarom haar stelling dat de onroerende zaak voor een bedrag ver onder de executiewaarde is verkocht, onvoldoende onderbouwd.
Dit geldt ook voor haar stelling dat de curator het mandelige parkeerterrein niet heeft verkocht. Hiervoor is van belang dat het mandelige perceel zowel in het taxatierapport van 14 augustus 2015 als in het taxatierapport van 14 november 2016 expliciet is genoemd bij de beschrijving van het object van de taxatie, zodat ervan uitgegaan moet worden dat ook het mandelige parkeerterrein van het door Red Dragon geëxploiteerde restaurant in de taxaties is meegenomen. De prijs die de curator heeft gerealiseerd is op basis van een groot aantal biedingen tot stand gekomen en ligt dicht bij de in deze rapporten getaxeerde waarde.
In de stellingen van [gedaagde sub 2] die betrekking hebben op de wijze waarop het faillissement is afgehandeld, wordt dus geen aanleiding gevonden tot matiging.
De stelling van [gedaagde sub 2] dat de curator (ten onrechte) de borgen niet heeft aangesproken, is evenmin reden voor matiging. Het gaat immers om een borgstelling ten opzichte van Rabobank. Bovendien heeft de curator aangevoerd dat bij de borgen (op dit moment) geen verhaal mogelijk is, hetgeen door [gedaagde sub 2] niet gemotiveerd is weersproken.
5.20. De curator vordert tevens [gedaagde sub 2] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 942,85 voor verschotten en € 11.568,00 voor salaris advocaat (3 rekesten x € 3.856,00, tarief VIII) derhalve in totaal € 12.510,85. De overgelegde rekening van de deurwaarder van 12 april 2018 komt niet voor vergoeding in aanmerking, nu niet duidelijk gemaakt is op wel (ander) beslagrekest deze rekening betrekking heeft.
5.21. [gedaagde sub 2] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Bij de berekening van de proceskosten worden de kosten die ook betrekking hebben op de verstekprocedure tegen Enalmei voor de helft in aanmerking genomen. Gelet hierop worden de door [gedaagde sub 2] aan de curator te betalen kosten begroot op:
griffierecht € 629,00
salaris advocaat
€ 21.208,00(5 ½ punt x tarief VIII € 3.856,00)
Totaal € 21.837,00.