ECLI:NL:RBGEL:2019:3107

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 juli 2019
Publicatiedatum
12 juli 2019
Zaaknummer
05/006935-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door rijden onder invloed van alcohol

Op 12 juli 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 31 december 2018 betrokken was bij een verkeersongeval op de A2 te Zaltbommel. De verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, reed met een snelheid van ongeveer 100 km/u, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 70 km/u was. Tijdens het ongeval botste zij tegen een stilstaand politievoertuig dat in de 'fend-off positie' stond, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de twee verbalisanten in het voertuig. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het ten laste gelegde, waaronder het rijden onder invloed en het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 16 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 4 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar blanco strafblad en de gevolgen van het ongeval voor haar leven.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/006935-19
Datum uitspraak : 12 juli 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1965 te [geboorteplaats] , wonende aan [adres 1] , [woonplaats] ,
raadsman: mr. B. Pernot, advocaat te Wijchen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 juni 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 31 december 2018 te Zaltbommel,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A2,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl zij onder invloed verkeerde van alcohol, althans na het gebruik van een (niet onaanzienlijke) hoeveelheid alcoholhoudende drank,
aldaar op die weg heeft gereden met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur,
in elk geval met een (veel) grotere snelheid dan de toen ter plaatse (op zich boven de weg bevindende matrixborden aangegeven) toegestane maximum snelheid van 70 kilometer per uur, en/of
(daarbij) niet, althans in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor haar gelegen weggedeelte van die weg, en/of op het overige verkeer op die weg, en/of
(daarbij) in strijd met artikel 73 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, aldaar op die weg heeft gereden op rijstrook 3, waarboven door middel van een rood kruis in matrixborden was aangegeven dat het verboden was deze rijstrook te gebruiken, en/of
(daarbij) haar snelheid niet, althans in onvoldoende mate heeft verminderd en/of aangepast (aan de situatie en/of plaatselijke omstandigheden), en/of
(daarbij) in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, de snelheid van dat door haar bestuurde motorrijtuig niet zodanig heeft geregeld dat zij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, en/of
(vervolgens) aldaar (zonder te remmen) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een op die weg (in de “fend-off positie”) stilstaand (als zodanig herkenbaar) opvallend politievoertuig (met in werking zijnde blauw zwaailicht),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander ( [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht,
zulks terwijl zij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994,
en/of
zulks terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat zij, verdachte een krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden;
art 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994
(art 6 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 31 december 2018 te Zaltbommel,
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A2,
terwijl zij onder invloed verkeerde van alcohol, althans na het gebruik van een (niet onaanzienlijke) hoeveelheid alcoholhoudende drank,
aldaar op die weg heeft gereden met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur,
in elk geval met een (veel) grotere snelheid dan de toen ter plaatse (op zich boven de weg bevindende matrixborden aangegeven) toegestane maximum snelheid van 70 kilometer per uur, en/of
(daarbij) niet, althans in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor haar gelegen weggedeelte van die weg, en/of op het overige verkeer op die weg, en/of
(daarbij) in strijd met artikel 73 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, aldaar op die weg heeft gereden op rijstrook 3, waarboven door middel van een rood kruis in matrixborden was aangegeven dat het verboden was deze rijstrook te gebruiken, en/of
(daarbij) haar snelheid niet, althans in onvoldoende mate heeft verminderd en/of aangepast (aan de situatie en/of plaatselijke omstandigheden), en/of
(daarbij) in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, de snelheid van dat door haar bestuurde motorrijtuig niet zodanig heeft geregeld dat zij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, en/of
(vervolgens) aldaar (zonder te remmen) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met een op die weg (in de “fend-off positie”) stilstaand (als zodanig herkenbaar) opvallend politievoertuig (met in werking zijnde blauw zwaailicht),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)
2.
zij op of omstreeks 31 december 2018 te Zaltbommel, als bestuurder van een motorrijtuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in haar adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 840 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
(art 8 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 31 december 2018 te Zaltbommel als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl zij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten alcohol, waarvan zij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat zij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
(art 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994)
3.
zij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden te Hellouw, in de gemeente Neerijnen, op/aan de [straatnaam] , op of omstreeks 31 december 2018 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden,
aan een ander (te weten [slachtoffer 3] ) schade was toegebracht.
(art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994 )
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 31 december 2018 reed verdachte, als bestuurder van een personenauto (Volvo), over de A2 komende vanuit de richting Waardenburg en gaande in de richting van Zaltbommel. [2] Op de A2 stond ter hoogte van de afslag Zaltbommel een politievoertuig, zijnde een personenauto (Mercedes), met verlichting en blauwe zwaailichten aan in de fend-off positie deels op rijbaan 3 en deels op de vluchtstrook in verband met een pechgeval op de A2. In het politievoertuig zaten verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . [3] Omstreeks 21.33 uur verzochten de verbalisanten aan de centralist van het Operationeel Centrum om de rijstroken 2 en 3 af te laten kruisen door middel van de matrixborden boven de rijbaan. [4] De verbalisanten verzochten ook omwille van de veiligheid de snelheid aan te passen voor rijstrook 1. [5]
Ter hoogte van hectometerpaaltje 100.8, gelegen buiten de bebouwde kom van Zaltbommel, botste verdachte om 21.59 uur tegen het stilstaande politievoertuig. Vóór de plaats van het ongeval waren vanaf 21.38 uur een vijftal portalen met daarop matrixborden actief om het naderende verkeer vroegtijdig te waarschuwen voor de stilstaande voertuigen op de vluchtstrook. Deze portalen stonden respectievelijk bij hectometerpalen 94.1, 94.5, 95.1. 100.1 en 100.6. [6] Vanaf 21.39 uur gold op rijbaan 1 vanaf het eerste matrixbord een snelheid van 90 km/u en vanaf de andere matrixborden een snelheid van 70 km/u. [7]
De bestuurder van het politievoertuig, [slachtoffer 1] , heeft door de botsing letsel opgelopen. Hij is gedurende vier dagen in het ziekenhuis opgenomen. Hij heeft een klaplong opgelopen waarvoor een slang in zijn borstkast is geplaatst. Verder was hij (matig) benauwd, had hij een zwelling op zijn achterhoofd, een bloeduitstorting op de borstkast en een gespannen pijnlijke buik en linker heup. De duur van de genezing werd geschat op 6 weken tot 3 maanden. [8] De bijrijder van de personenauto, [slachtoffer 2] , heeft door de botsing eveneens letsel opgelopen, te weten twee breuken in haar bekken, meerdere breuken in de linker ellepijp waarvoor zij een operatie heeft ondergaan. Zij is hiervoor 5 dagen in het ziekenhuis opgenomen geweest. [9]
Uit een ademanalyse na het verkeersongeval blijkt dat de adem van verdachte 840 µg/l bedroeg. [10]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde onder feit 1, primair, feit 2, primair, en feit 3. Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte heeft gereden met een snelheid van ongeveer 100 km/u. Uit de verkeersongevallenanalyse en de daarbij horende bijlagen volgt dat voorafgaande aan het ongeval er is gereden met een snelheid van 103 km/u en op het moment van de botsing met een snelheid van 93 km/u. Dit wordt ondersteund door de verklaring van verdachte bij de politie en de getuigenverklaringen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft voor wat betreft de bewezenverklaring van de feiten “zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank”, met uitzondering van feit 1 voor wat betreft het onderdeel dat verdachte heeft gereden met een snelheid van ongeveer 100 km/u. De verdediging is van mening dat dit op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld, nu zonder een validatie/ijkrapport van de airbagmodule van de auto van verdachte waaruit Volvo Nederland op verzoek van de politie data heeft uitgelezen en geanalyseerd niet zonder meer kan worden uitgegaan van de juistheid van de geregistreerde snelheid van 93 km/u.
Beoordeling door de rechtbank
Onherstelbare vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek, namelijk het feit dat verdachte tijdens de twee verhoren op 1 januari 2019 niet is gewezen op het recht om kosteloos een advocaat te raadplegen. De rechtbank is echter van oordeel dat hieruit geen nadeel voor verdachte voortvloeit, nu de verklaringen niet voor het bewijs zullen worden gebezigd. De rechtbank zal het daarom bij deze constatering laten.
Feit 1
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de overtreding en de overige omstandigheden van het geval (vgl. HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822). Dat brengt mee dat niet in het algemeen valt te zeggen of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van genoemde bepaling. Voorts kan niet reeds uit de aard van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW. De rechtbank overweegt in deze zaak als volgt.
De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard dat zij zagen dat er op de matrixborden boven rijbaan 2 en 3 rode kruizen waren geplaatst en dat de snelheid op het matrixbord boven rijbaan 1 van 90 naar 70 km/u ging. Zij hebben verder verklaard dat zij zagen dat er een politieauto stil stond op de weg met blauwe zwaailichten aan en dat zij van rechts werden ingehaald door een Volvo op rijbaan 3 met een snelheid van ongeveer 90 tot 100 km/u. Zij zagen voorts dat de Volvo niet remde en tegen de politieauto botste. [11] Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij ongeveer 70 a 80 km/u reed. [12]
Uit de digitale data van de airbagmodule van de Volvo van verdachte is gebleken dat op het moment dat de airbagmodule een ongeval registreerde er een rijsnelheid van 93 km/u werd geregistreerd. Er heeft echter geen validatie plaatsgevonden van de aangetroffen snelheden in de storingen van het voertuig (dossierpagina 150). De rechtbank is van oordeel dat, nu geen validatie heeft plaatsgevonden van de gevonden data en er voorts in het dossier geen ijkrapport van de airbagmodule is aangetroffen, zij niet met voldoende mate van zekerheid kan uitgaan van de juistheid van de geregistreerde rijsnelheid van de auto van verdachte direct voor het moment van de botsing. De rechtbank zal – anders dan de officier van justitie – deze bevindingen van de Verkeersongevallenanalyse dan ook niet gebruiken voor het bewijs.
Uit de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] leidt de rechtbank af dat verdachte in ieder geval met een veel grotere snelheid dan de toen ter plaatse op zich boven de weg (rijbaan 1) bevindende matrixborden aangegeven toegestane maximum snelheid van 70 km/u heeft gereden.
De rechtbank overweegt – hoewel niet ten laste gelegd – dat verdachte het verkeer, rijdende op rijbaan 1, aan de rechterzijde heeft ingehaald, hetgeen in strijd is met artikel 11 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990.
Letsel
[slachtoffer 2] heeft ten gevolge van de botsing letsel opgelopen (te weten: twee breuken in haar bekken, meerdere breuken in de linker ellepijp waarvoor zij een operatie heeft ondergaan). Ook [slachtoffer 1] heeft letsel opgelopen (te weten: een klaplong waarvoor een slang in zijn borstkast is geplaatst, een zwelling op zijn achterhoofd, een bloeduitstorting op de borstkast en een gespannen pijnlijke buik en linker heup). In beide gevallen is naar het oordeel van de rechtbank sprake van zwaar lichamelijk letsel, nu dit als zodanig naar normaal spraakgebruik te kwalificeren is. De rechtbank overweegt hierbij dat bij [slachtoffer 2] sprake was van diverse botbreuken, waarbij ziekenhuisopname en medisch ingrijpen noodzakelijk is geweest. Uit onder meer de slachtofferverklaring van [slachtoffer 2] is af te leiden dat zij nog altijd niet volledig aan het werk is als gevolg van het opgelopen letsel, en dat zij nog geruime tijd ook in haar algemeen dagelijks leven in ingrijpende mate beperkt is geweest. Ook bij [slachtoffer 1] is sprake geweest van ziekenhuisopname en is een noodzakelijke ingrijpende medische (operatieve) behandeling vereist geweest. Een klaplong is naar algemene ervaringsregels potentieel levensbedreigend.
Zeer onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij op de A2 de rode kruizen, de snelheidsaanduiding, de voor haar links rijdende auto’s, het politievoertuig met verlichting en de blauwe zwaailichten niet heeft gezien. Nu het politievoertuig recht voor de auto van verdachte stilstond op de weg met verlichting en blauwe zwaailichten aan, en niet is gebleken van omstandigheden waardoor het zicht verminderd was, acht de rechtbank bewezen dat verdachte niet goed heeft opgelet en niet is blijven opletten op het overige verkeer. Nu verdachte tegen de politieauto is gebotst, heeft verdachte haar motorrijtuig niet zodanig geregeld dat zij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij die weg kon overzien en waarover deze vrij was. Nu verdachte tevens heeft gereden terwijl zij onder invloed van alcohol verkeerde en daarbij veel harder heeft gereden dan de toegestane maximumsnelheid van 70 km/u op een afgesloten rijstrook, is de rechtbank van oordeel dat verdachte daarmee zeer onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden. Het ongeval is dan ook aan verdachtes schuld te wijten. Zij is in zeer ernstige mate tekort geschoten in de zorgvuldigheid die van haar als bestuurder mocht worden verwacht.
Strafverzwarende omstandigheid veroorzaken verkeersongeval door overschrijding maximumsnelheid
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, niet bewezen dat het verkeersongeval is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat verdachte de vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden, hetgeen ten laste is gelegd als strafverzwarende omstandigheid. Weliswaar kan, onder meer op basis van de getuigenverklaringen, wel worden vastgesteld dat verdachte met een veel te hoge snelheid reed, maar uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat die te hoge snelheid van invloed is geweest op het ontstaan van het verkeersongeval. Dit zou anders zijn geweest indien was gebleken dat het ongeval niet had plaatsgevonden als verdachte zich aan de op dat moment geldende maximum snelheid had gehouden. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van deze strafverzwarende omstandigheid.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde onder feit 1 heeft begaan.
Feit 2
Verdachte is als bestuurder van een personenauto, te weten een Volvo met kenteken [kenteken] , betrokken geraakt bij een verkeersongeval op de A2 te Zaltbommel (feit 1). Door verbalisant [verbalisant 1] is na het ongeval waargenomen dat de adem van verdachte naar inwendig gebruik van alcohol rook, dat zij bloeddoorlopen ogen had en dat zij (kennelijk) met dubbele tong sprak. [13] Uit een ademanalyse na het verkeersongeval blijkt dat de adem van verdachte 840 µg/l bedroeg. [14] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij op 31 december 2018 in de auto is gestapt, terwijl zij een paar glazen wijn en een paar borrels (wodka) op had. [15]
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde onder feit 2 heeft begaan.
Feit 3
Op 31 december 2018 was aangever [slachtoffer 3] eerder die avond samen met getuigen [getuige 3] , [getuige 4] en [getuige 5] buiten oud en nieuw aan het vieren, toen zij zagen dat een personenauto, te weten een Volvo, door de [adres 2] te Hellouw kwam gereden. Zij zagen dat de Volvo langzaam reed en zij hoorden ter hoogte van aangevers bedrijfsbus gekraak. [16] Aangever zag vervolgens dat de rechterspiegel half van de bedrijfsbus af lag. [17] Bij zijn bedrijfsbus heeft hij een verchroomde spiegelkap in twee stukken gevonden. [18]
Aangever is achter de Volvo aangerend. Toen de Volvo moest stoppen voor fietsers op de weg heeft hij via het open raam de vrouw in de Volvo aangesproken. Hij zag dat de vrouw niet reageerde op wat hij tegen haar zei. Hij zag vervolgens dat zij weer ging rijden en hij probeerde de sleutels uit het contactslot te trekken. Terwijl hij in het raam hing reed de vrouw door tot aangever losliet en op de grond viel. [19] Een uur later zagen aangever en getuigen [getuige 3] , [getuige 4] en [getuige 5] dezelfde Volvo rijden. [20] Aangever en getuige [getuige 5] verklaarden beiden dat zij zagen dat dezelfde vrouw in de Volvo zat en dat het kenteken [kenteken] betrof. [21] Uit het proces-verbaal van bevindingen van 31 december 2018 volgt dat verdachte de bestuurder van de Volvo voorzien van het kenteken [kenteken] was. [22] Uit vergelijkend onderzoek van de bij de bedrijfsbus van aangever aangetroffen stukken van de verchroomde spiegelkap blijkt dat de twee stukken bij elkaar hoorden en dat het woord Volvo er in stond. Samengebracht hadden ze de vorm van een kap. Voorts is uit onderzoek van de Volvo van verdachte gebleken dat van de linker buitenspiegel de kunststof kap ontbrak. [23]
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte, als bestuurder van de Volvo, schade heeft toegebracht aan de bedrijfsbus van aangever. Ook is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat zij schade had veroorzaakt toen zij tegen de bedrijfsbus van aangever is gereden, nu er een klap te horen was, aangever achter haar auto is aangerend, tegen haar heeft gesproken en door het raam van haar auto is gaan hangen om de sleutel uit het contactslot te krijgen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de plaats van het ongeval heeft verlaten terwijl zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat aan de bedrijfsbus van aangever schade was toegebracht.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1, primair, feit 2, primair, en feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
primair
zij op
of omstreeks31 december 2018 te Zaltbommel,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Rijksweg A2,
zeer
, althans aanmerkelijk,onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl zij onder invloed verkeerde van alcohol
, althans na het gebruik van een (niet onaanzienlijke) hoeveelheid alcoholhoudende drank,
aldaar op die weg heeft gereden
met een snelheid van ongeveer 100 kilometer per uur,
in elk gevalmet een
(veel
)grotere snelheid dan de toen ter plaatse
(op zich boven de weg bevindende matrixborden aangegeven
)toegestane maximum snelheid van 70 kilometer per uur, en
/of
(daarbij
)niet
, althans in onvoldoende mateheeft gelet en
/ofis blijven letten op het direct voor haar gelegen weggedeelte van die weg
,en
/ofop het overige verkeer op die weg, en
/of
(daarbij
)in strijd met artikel 73 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, aldaar op die weg heeft gereden op rijstrook 3, waarboven door middel van een rood kruis in matrixborden was aangegeven dat het verboden was deze rijstrook te gebruiken, en
/of
(daarbij
)haar snelheid niet, althans in onvoldoende mate heeft verminderd en/of aangepast (aan de situatie en/of plaatselijke omstandigheden), en
/of
(daarbij
)in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, de snelheid van dat door haar bestuurde motorrijtuig niet zodanig heeft geregeld dat zij in staat was dat motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, en
/of
(vervolgens
)aldaar
(zonder te remmen
)is gebotst tegen,
althans in aanrijding is gekomen meteen op die weg
(in de “fend-off positie”
)stilstaand
(als zodanig herkenbaar
)opvallend politievoertuig
(met in werking zijnde blauw zwaailicht
),
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor
eenanderen ( [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel
, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,werd toegebracht,
zulks terwijl zij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994
,
en/of
zulks terwijl het feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat zij, verdachte een krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden;
2.
primair
zij op
of omstreeks31 december 2018 te Zaltbommel, als bestuurder van een motorrijtuig,
(personenauto
), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in haar adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 840 microgram
, in elk geval hoger dan 220 microgram,alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
3.
zij, als degene die
al dan nietals bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden te Hellouw, in de gemeente Neerijnen, op/aan de [straatnaam] , op
of omstreeks31 december 2018 de
(voornoemde
)plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden,
aan een ander (te weten [slachtoffer 3] ) schade was toegebracht.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1, primair,:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van deze wet;
Ten aanzien van feit 2, primair,:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994;
Ten aanzien van feit 3:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en voorts tot oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de bepaling van de straf rekening te houden met – kort gezegd – het blanco strafblad van verdachte, het feit dat verdachte haar verantwoordelijkheid op zich heeft genomen, het feit dat verdachte haar baan kwijt is, het feit dat verdachte een civiele vordering van (waarschijnlijk) minstens € 150.000,- aan de slachtoffers is verschuldigd waardoor zij in financiële problemen gaat komen, het feit dat een psychiater van het CBR geen diagnose op het gebied van een stoornis in alcoholgebruik kon vaststellen en evenmin aanwijzingen voor alcoholgebruik in ruime zin én met de omstandigheid dat verdachte zelfstandig (psychische) hulpverlening heeft gezocht.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 31 mei 2019.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto, terwijl zij onder invloed was van alcohol, een verkeersongeval veroorzaakt. Als gevolg daarvan hebben beide slachtoffers zwaar lichamelijk en ook psychisch letsel opgelopen. Uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring door mevrouw [slachtoffer 2] volgt dat het slachtoffer veel hinder, boosheid en vooral ook veel verdriet heeft ondervonden door het ongeval. Zij was samen met haar collega gewoon uitvoering aan het geven aan haar politietaak op oudejaarsavond toen hen beiden zo’n goed te voorkomen ongeval overkwam. Uit het dossier blijkt dat haar collega [slachtoffer 1] vlak voor het moment van het ongeval begrijpelijkerwijs zeer voor zowel zijn eigen leven als voor dat van zijn collega heeft gevreesd, en nog geprobeerd heeft zijn collega te beschermen tegen de gevolgen van de op dat moment onvermijdelijk geworden maar voor hem volstrekt onverwachte en onbegrijpelijke botsing. Ook voor hem is dit een zeer traumatische ervaring geweest. Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto voorts eerder die avond een ander verkeersongeval veroorzaakt en is vervolgens doorgereden.
De rechtbank neemt het verdachte ook zeer kwalijk dat zij een motorrijtuig is gaan besturen nadat zij daarvóór grote hoeveelheden alcohol heeft gebruikt. Wellicht is nog enigszins invoelbaar dat zij met psychische problemen kampte, maar dat ontslaat haar op geen enkele manier van de zorgplicht die zij als verkeersdeelnemer en bestuurder van een personenauto heeft en waarin zij in zeer ernstige mate is tekortgeschoten. Verdachte heeft met haar keuze om na (veel) alcoholgebruik achter het stuur te gaan zitten haar verantwoordelijkheid ten opzichte van de veiligheid van haar medeweggebruikers genegeerd, met de ernstige gevolgen voor de slachtoffers van dien. De rechtbank weegt dit mee in het nadeel van verdachte.
De rechtbank heeft kennis genomen van de justitiële documentatie van verdachte waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank houdt hier in het voordeel van verdachte rekening mee.
Bij de hoogte van de straf heeft de rechtbank voorts in het voordeel van verdachte rekening gehouden met het feit dat verdachte (mede) als gevolg van het ongeval haar baan kwijt is, iets wat voor haar zeer nadelige consequenties heeft. De rechtbank heeft daarnaast rekening gehouden met de zeer hoge civiele vordering die verdachte schuldig is aan de slachtoffers en dat zij hierdoor (waarschijnlijk) haar huis zal moeten verkopen. Anders gezegd: het doet niets af aan de gevolgen die het delict voor de slachtoffers heeft gehad, maar de rechtbank ziet onder ogen dat het ongeval, hoezeer ook aan de schuld van verdachte zelf te wijten, ook haar leven deels blijvend op zijn kop heeft gezet. Ook weegt de rechtbank enigszins in haar voordeel mee dat zij te kennen heeft gegeven hulp te willen zoeken voor haar psychische problemen. Daarbij merkt de rechtbank wel op dat het bij de straftoemeting in de kern niet draait om die problemen zelf - eerder partnerverlies, problemen in de relatie ten tijde van het ongeval – maar om de vraag, hoe het komt dat zij zo op die problemen heeft gereageerd dat dit ongeval heeft kunnen ontstaan.
Volgens de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS wordt voor het veroorzaken van een verkeersongeval, onder invloed van meer dan 570 µg/l, met een zeer hoge mate van schuld en zwaar lichamelijk letsel als gevolg, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 4 jaar als uitgangspunt genomen.
Gelet op het vorenstaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt, met dien verstande dat de rechtbank een deel van de straf voorwaardelijk zal opleggen.
De rechtbank vindt het voorwaardelijke deel van belang, omdat verdachte geen inzicht heeft gegeven in de hier relevante problemen (zoals hiervoor overwogen): de heftige boosheid en het gaan rijden onder invloed waarbij zij zich enkel flarden kan herinneren. Hierdoor bestaat de mogelijkheid dat dit nog een keer kan gebeuren. Het dossier biedt geen aanknopingspunten om in een bijzonder voorwaardelijk kader hulpverlening aan verdachte op te leggen juist ten aanzien van die problemen, die veeleer op het terrein van impulsbeheersing lijken te liggen, maar de rechtbank geeft verdachte wel in overweging om juist daaraan te werken of specifiek daarvoor professionele hulp in te roepen.
De rechtbank zal, alles overziend, aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van zestien maanden waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank is daarmee tot een lagere straf gekomen dan geëist is door de officier van justitie. Dit zit met name in het feit dat de rechtbank meer rekening houdt met het blanco strafblad van verdachte en de consequenties die het verkeersongeval ook voor verdachte al hebben gehad. De rechtbank onderkent dat verdachte, nu zij op haar leeftijd van 54 jaar haar baan heeft verloren, dit op haar van grotere invloed is dan op iemand die aan het begin van zijn carrière staat. De rechtbank wil verdachte wel enig perspectief bieden, ook omdat zij na de detentie op zoek zal moeten naar een nieuwe baan waarmee zij geld kan verdienen voor het betalen van de schadevergoeding.
Als bijkomende straf zal de rechtbank voor het onder feit 1, primair, bewezenverklaarde een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 jaar opleggen. De rechtbank zal hiervan 1 jaar voorwaardelijk opleggen als stok achter de deur voor verdachte om niet meer een motorrijtuig te besturen onder invloed van alcohol. De rechtbank zal ook hier een proeftijd van 3 jaren aan koppelen. De rechtbank verwacht dat verdachte nog een lange weg te gaan heeft om het recidiverisico in te dammen.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde [slachtoffer 3] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 3 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 805,25 met toewijzing van de wettelijke rente en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu uit de overgelegde stukken is gebleken dat de schade aan de benadeelde partij reeds is voldaan.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de schade inmiddels is vergoed en heeft daartoe een ondertekende bankverklaring en een bewijs van overboeking overgelegd.
Beoordeling door de rechtbank
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in zijn vordering, nu de rechtbank op basis van de overgelegde stukken ter terechtzitting is gebleken dat de gevorderde schade reeds vergoed is.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
16 (zestien) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
8 (acht) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de
proeftijddie op
drie jarenwordt bepaald;
 dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het
onder feit 1 bewezen verklaardede
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
4 (vier) jaren;
 bepaalt, dat een gedeelte van deze bijkomende straf groot
1 (één) jaren,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een
proeftijd van 3 jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
 bepaalt, dat de
tijd, gedurende welke het rijbewijsvan de veroordeelde ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden,
ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf
geheel in minderingzal worden gebracht.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Tegelaar (voorzitter), mr. W. Bruins en mr. W.J. Koops, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 juli 2019.
mr. W. Bruins en mr. W.J. Koops zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019004257z, gesloten op 1 mei 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] , p. 94; proces-verbaal van bevindingen met bijlage, p. 80.
3.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer 1] , p. 68-70; proces-verbaal van bevindingen met bijlage, p. 80-81.
4.Proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse, p. 135.
5.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer 1] , p. 69.
6.Proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse, p. 135.
7.Proces-verbaal Verkeersongevallenanalyse, p. 136.
8.Geneeskundige verklaring, p. 74-75
9.Brief van huisarts, p. 86-87, brief van huisarts, p. 89-90.
10.Proces-verbaal rijden onder invloed, p. 53; ademonderzoek-resultaat, p. 66.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] d.d. 1 januari 2019, p. 94-95; proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 96-97.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 97.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 50.
14.Proces-verbaal rijden onder invloed, p. 53.
15.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 28 juni 2019.
16.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , p. 243; proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 250-251; proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 252-253; proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 254-255.
17.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , p. 243.
18.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , p. 245.
19.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , p. 244.
20.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , p. 243; proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 250-251; proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 252-253; proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 254-255.
21.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 255.
22.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 december 2018, p. 67.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 258.