ECLI:NL:RBGEL:2019:2917
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering op basis van ongerechtvaardigde verrijking na verbreking samenleving afgewezen
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 3 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over een vordering op basis van ongerechtvaardigde verrijking. De partijen hebben een affectieve relatie gehad en een notariële samenlevingsovereenkomst gesloten waarin afspraken zijn gemaakt over de kosten van de gemeenschappelijke huishouding. Na de beëindiging van de relatie vorderde [eiseres] een bedrag van € 13.759,79 van [gedaagde], stellende dat zij ongerechtvaardigd was verrijkt door investeringen die zij had gedaan in de woning van [gedaagde] met een schadevergoeding die zij had ontvangen na een ongeval. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen, oordelend dat de verrijking van [gedaagde] niet ongerechtvaardigd was. De rechter overwoog dat [gedaagde] nagenoeg alle kosten van de gezamenlijke huishouding heeft gedragen en dat [eiseres] slechts in beperkte mate heeft bijgedragen. Bovendien heeft [eiseres] er bewust voor gekozen om de schadevergoeding op de gezamenlijke rekening te laten storten, wat impliceert dat zij instemde met de besteding daarvan. De kantonrechter concludeerde dat er geen grond was voor de vordering en dat partijen stilzwijgend afspraken hadden gemaakt over de kosten van de huishouding en de besteding van de schadevergoeding. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.