RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
uitspraak van de meervoudige kamer van
[naam 1] , [naam 2] [naam 3] en [naam 4] [naam 5] [naam 6] , [naam 7] ,allen te [plaats 1] ,
[naam 8] ,te [plaats 2] ,
[naam 9]te [plaats 3] ,
[naam 10], te [plaats 4] ,
eisers
(gemachtigde: drs. ing. J.G. Vollenbroek),
het college van gedeputeerde staten van de provincie Gelderland, verweerder.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam 11]te [plaats 5] .
(gemachtigde: ing. B.H. Wopereis)
Bij besluit van 1 november 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan de derde-partij een omgevingsvergunning verleend voor de realisatie van een mestbewerkings- en verwerkingsinstallatie.
Eisers hebben beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 mei 2019. Het beroep tegen de omgevingsgunning is op deze zitting gelijktijdig behandeld met de beroepen tegen de watervergunning (18/6426) en de vergunning op grond van de Wet natuurbescherming (18/6622).
Diverse eisers zijn in persoon verschenen, bijgestaan door drs. ing. J.G. Vollenbroek en mr. V. Wösten. Ook zijn [3e vertegenwoordiger] en [4e vertegenwoordiger] verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door H.P.T. Nas , J. Mercus , ing. A. Willemsen , M. de Jonge , mr. P. Tillie en mr. B. van Adrichem. Ook is mr. R.D. Reinders verschenen.
Namens de derde-partij zijn ing. B.H. Wopereis en mr. N.S. Commijs verschenen.
Inleiding
1. De derde-partij heeft op 29 maart 2017 een aanvraag ingediend bij verweerder voor het realiseren van een installatie voor bioraffinage op het bedrijventerrein “ [x] aan [adres] ongenummerd te [plaats 1] Binnen de inrichting zullen vloeibare en vaste mest en berm-/natuurgras worden vergist en verwerkt tot (bio)gas en organische meststoffen. Het gevormde biogas wordt opgewerkt tot gas dat in het landelijk aardgasnetwerk kan worden gebracht. Het digestaat dat vrijkomt uit de vergister wordt verder verwerkt tot een dikke en dunne fractie. De dikke fractie wordt ingedroogd waardoor er alleen droge stof in de vorm van pellets (korrels) overblijft die kan worden ingezet als grondverbeteraar voor landbouwgronden. De dunne fractie wordt verwerkt tot mineralen (ammoniumsulfaat) en schoon afvalwater.
De aanvraag heeft betrekking op 450.000 ton drijfmest van varkens, rundvee en overige pelsdieren en 150.000 ton vaste dierlijke mest van varkens, rundvee, overige pelsdieren, schapen, geiten en paarden alsmede berm-/natuurgras.
Verweerder heeft een omgevingsvergunning verleend voor de volgende activiteiten:
- “ bouwen” (artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo));
- “ aanleggen” (artikel 2.1, eerste lid, onder b, van de Wabo);
- “ gebruik in strijd met het bestemmingsplan” (artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1o, van de Wabo en artikel 3.6, onder b, van de regels van het bestemmingsplan “Regionaal Bedrijvenpark Laarberg, Bio-Based Transitiepark deelgebied 1”), omdat wordt afgeweken van de maximaal toegestane bedrijfscategorie op het perceel;
- “ milieu” (artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo) voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting;
- “ uitweg” voor het maken van een uitweg (artikel 2.2, eerste lid, onder e, Wabo).
Tevens zijn maatwerkvoorschriften vastgesteld op grond van artikel 3.7, achtste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer voor niet reguliere emissies.
2. Het bouwplan voorziet in installaties voor de verwerking van dierlijke mest, zodat de Crisis- en herstelwet van toepassing is.
3. De rechtbank zal eerst ingaan op de vraag of alle eisers belanghebbende zijn, en op formele beroepsgronden met betrekking tot de aanvraag en de terinzagelegging. Daarna komen de beroepsgronden met betrekking tot het opstellen van een milieueffectrapport (MER) aan bod. Vervolgens zal worden ingegaan op de beroepsgronden die zijn gericht tegen de omgevingsvergunning voor de activiteit “milieu” (o.m. geur, stof, veiligheid en volksgezondheid) en tot slot op de beroepsgronden tegen de omgevingsvergunning voor de activiteit “gebruik in strijd met het bestemmingsplan”.
Ontvankelijkheid
4.1.De rechtbank dient ambtshalve – dat wil zeggen ongeacht of partijen hierover iets hebben aangevoerd – te beoordelen of eisers belanghebbende zijn bij de omgevingsvergunning. Om als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt moet aannemelijk zijn dat ter plaatse van de woning of het perceel van eisers gevolgen van enige betekenis kunnen worden ondervonden. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt.
Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn (vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 29 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1787)). Of iemand belanghebbende is, kan verschillen per activiteit. Voor het bouwen van een bouwwerk kan de kring van belanghebbenden anders zijn dan bij een omgevingsvergunning voor de activiteit “milieu”. In dit geval is beroep ingesteld tegen de activiteit milieu en tegen de activiteit bouwen en gebruiken in afwijking van het bestemmingsplan.
4.2.Voor wat betreft de milieugevolgen van het bedrijf is het aspect “geur” het meest verreikend. In het rapport “Geuronderzoek RMS Groenlo B.V.” van Buro Blauw van december 2017 zijn op een kaart de berekende geurcontouren weergegeven. Daaruit volgt dat op een afstand van tussen de 450 en 700 meter van de inrichting aan de streefwaarde van 0,5 odour units/m³ als 98-percentielwaarde wordt voldaan.
Eisers [naam 3] en [naam 4] wonen op een afstand van ongeveer 2 kilometer van de inrichting. Eiser [naam 5] woont op ongeveer 2,5 km afstand en eiser [naam 7] woont op ongeveer 1,7 km afstand. Naar het oordeel van de rechtbank is het gelet op deze afstanden en de berekende hindercontouren niet aannemelijk dat deze eisers (geur)hinder van enige betekenis zullen ondervinden als gevolg van de mestverwerkingsinstallatie. De rechtbank is daarom van oordeel dat eisers [naam 3] en [naam 4] , [naam 5] en [naam 7] geen belanghebbenden zijn bij de activiteit milieu.
Ook hebben eisers [naam 3] en [naam 4] , [naam 5] en [naam 7] geen zicht op het bedrijf. Dit in samenhang met de afstand tot het bedrijf en de ruimtelijke uitstraling van het bedrijf maakt dat de rechtbank van oordeel is dat deze eisers geen belanghebbende zijn bij de activiteit bouwen en gebruiken in afwijking van het bestemmingsplan.
Het beroep van eisers [naam 3] en [naam 4] , [naam 5] en [naam 7] is dus voor alle in beroep aan de orde zijnde activiteiten niet ontvankelijk.
4.3.Zoals de Afdeling heeft overwogen in onder meer de uitspraak van 18 november 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:3578) kan een politieke partij in een geval waarin beroep openstaat voor belanghebbenden, niet opkomen ter bescherming van algemene en collectieve belangen, omdat zich daartegen de woorden "in het bijzonder" aan het slot van artikel 1:2, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verzetten. Kort samengevat komt deze jurisprudentie erop neer dat een politieke partij haar doelstellingen in de raadszaal dient te bereiken, en niet in de rechtszaal.
Het beroep van [naam 8] is daarom niet-ontvankelijk.
4.4.De beroepen van de overige eisers zijn wel ontvankelijk.