ECLI:NL:RBGEL:2019:273

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 januari 2019
Publicatiedatum
25 januari 2019
Zaaknummer
346389
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een begrip in een huurovereenkomst met betrekking tot het gebruik van een kunstgrasveld in een multifunctionele accommodatie

Op 25 januari 2019 heeft de Rechtbank Gelderland in een kort geding uitspraak gedaan tussen de besloten vennootschap Kinderopvangcentrum De Speelboerderij BV (eiseres) en de stichting Beheerstichting Multifunctioneel Centrum Renkum (gedaagde). De zaak betreft een geschil over de uitleg van de huurovereenkomst tussen partijen, specifiek over het begrip 'buitenruimte' en het recht van De Speelboerderij om het kunstgrasveld korfbal te gebruiken zonder extra huur te betalen. De Speelboerderij stelt dat het kunstgrasveld onder de huurovereenkomst valt en vordert toegang tot dit veld, terwijl de Beheerstichting betwist dat het kunstgrasveld onderdeel uitmaakt van de buitenruimte en stelt dat hiervoor een aparte huurprijs moet worden betaald. De voorzieningenrechter overweegt dat de huurovereenkomst niet duidelijk definieert wat onder 'buitenruimte' valt en dat er voldoende aanwijzingen zijn dat het kunstgrasveld als een aparte verhuurbare ruimte wordt beschouwd. De vorderingen van De Speelboerderij worden afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/346389 / KG ZA 18-525
Vonnis in kort geding van 25 januari 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KINDEROPVANGCENTRUM DE SPEELBOERDERIJ BV,
gevestigd en kantoorhoudende te Heelsum,
eiseres,
advocaat mr. I.R.M. Goedings te Ede Gld,
tegen
de stichting
BEHEERSTICHTING MULTIFUNCTIONEEL CENTRUM RENKUM,
gevestigd en kantoorhoudende te Renkum,
gedaagde,
advocaat mr. R.M. Rijpstra te Ede.
Partijen zullen hierna De Speelboerderij en de Beheerstichting genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 8 van 3 januari 2019
  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 13
  • een e-mailbericht met productie 13-2 van 11 januari 2019 namens De Speelboerderij
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 11 januari 2019
  • de pleitnota van De Speelboerderij.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op de locatie [adres] te Renkum heeft de gemeente Renkum (hierna: de gemeente) een multifunctionele accommodatie ontwikkeld waarbij sprake is van een binnenruimte en een zogenaamde buitenruimte (hierna: het MFC). In het MFC worden ruimtes aan verschillende partijen verhuurd, waaronder aan De Speelboerderij. De Speelboerderij is als kernpartner nauw betrokken geweest bij de oprichting en de ontwikkeling van het MFC.
2.2.
In het kader van de ontwikkeling en de oprichting van het MFC heeft de gemeente bij brief van 10 maart 2015 onder meer het volgende aan De Speelboerderij bericht:
“Nu de planvorming rondom het MFC concretere vormen gaat aannemen kunnen wij u mededelen dat er binnen het huidige concept Voorlopig Ontwerp tussen de circa 200 en 400m2 multifunctionele ruimte beschikbaar is om stamgroepen in op te vangen. Deze ruimte wordt naast BSO ook voor andere huurders/activiteiten ingezet dat inhoudt dat niet op iedere dag alle ruimten beschikbaar zijn.
Daarnaast zijn er voldoende multifunctionele ruimten beschikbaar zoals cultuurzaal, sporthal, zwembad en buitensportvelden om afzonderlijk, via de exploitant, te huren voor activiteiten. In het MFC is niet voorzien in ruimten voor kinderdagopvang of peuterspeelzaalwerk. (…)”
2.3.
In een memo van 5 maart 2015, die als bijlage is gevoegd bij de hiervoor genoemde brief van 10 maart 2015, staat onder meer het volgende:
“Deze memo is een bijlage bij de brief d.d. maart 2015 en behoort bij het Voorlopig Ontwerp van MFC 3b4, d.d. februari 2015. In deze memo worden de financiële consequenties voor de beoogde multifunctionele ruimte voor BSO en eventuele extra monofunctionele ruimten in het MFC inzichtelijk gemaakt. Bij deze memo gelden onderstaande uitgangspunten:
(…)
Financiën
 Indien naast de multifunctionele m2 voor BSO de BSO-aanbieder binnen MFC 3b4 ook gebruik gaat maken van multifunctionele verhuurbare ruimten in het MFC, zoals cultuurzaal, zwembad, buitensportveld en sporthal, zal hiervoor aanvullend ook nog een huurprijs moeten worden betaald. Deze kosten hangen mede af van de verwachte bezetting van deze ruimte en het huurtarievenbeleid. In deze memo zijn de kosten voor het eventueel gebruik van deze verhuurbare multifunctionele ruimten niet meegenomen.
(…)”
2.4.
De gemeente en De Speelboerderij hebben op 28 april 2016 een huurintentieovereenkomst gesloten, waarvan tevens een huurovereenkomst bedrijfsruimte ex artikel 7:230A BW onderdeel uitmaakt.
2.5.
In de huurintentieovereenkomst zijn, voor zover voor de beoordeling van belang, de volgende bepalingen opgenomen:

Nemen in aanmerking dat:
a. Gemeente op de locatie [adres] te Renkum een multifunctionele accommodatie ontwikkeld; te weten een maatschappelijke voorziening als een breed toegankelijke, levendige centrale ontmoetingsplaats voor iedereen in de gemeente Renkum en Renkum/Heelsum in het bijzonder, waarin een samenhangend aanbod van voorzieningen wordt verzorgd op gebied van sport, cultuur, educatie, welzijn en zorg voor nu en in de toekomst. Hierna te noemen: ‘MFC 3b4’;
(…)
c. Gemeente, uiteindelijk via een nog op te richten beheerstichting, het MFC3b4 in gebruik wenst te geven en te exploiteren, waaronder het verhuren aan Kernpartners waaronder aan Speelboerderij;
d. Gemeente thans met Speelboerderij in overleg is over de mogelijke huur en verhuur van enkele ruimtes van het MFC 3b4 ten behoeve van de functie opvang van kinderen (buitenschoolse opvang niet zijnde kinderdagopvang);
e. Speelboerderij zich in beginsel bereid heeft verklaard om enkele multifunctionele ruimtes van het MFC 3b4 van Gemeente (of beheerstichting) te zullen huren na realisatie en ingebruikneming van het MFC 3b4;
(…)
Artikel 5 Afspraken omtrent de beoogde Huurovereenkomst
(…)
2. Ten behoeve van de exploitatie van het MFC3b4 wordt een beheerstichting opgericht welke het MFC3b4 zal huren van de Gemeente en vervolgens aan kernpartners, waaronder Speelboerderij zal onderverhuren. De ongewijzigde en volledige rechten en plichten uit onderhavige huurintentie en aangehechte concept-huurovereenkomst kunnen derhalve door de Gemeente worden overgedragen aan de alsdan opgerichte beheerstichting.
(…)”
2.6.
In de huurovereenkomst zijn, voor zover voor de beoordeling van belang, de volgende bepalingen opgenomen:

Artikel 1. Huur van het gehuurde
1. Verhuurder verhuurt aan Huurder, die verklaart in huur te aanvaarden enkele ruimten behorende tot de maatschappelijke wijkvoorziening en multifunctionele accommodatie ‘MFC3b4’, staande en gelegen aan de [adres] , te Renkum (…). Het door Huurder te huren deel van het MFC 3b4 betreft:
  • Multifunctionele ruimten, te weten te weten, 1/3 deel van de sporthal, multizaal of cultuurzaal welke wordt gehuurd door Huurder voor maximaal 100uur per jaar op verschillende dagdelen per week. Dit in overleg met de beheerder.
  • De vergaderruimte zoals aangegeven in het als bijlage 2 aangehechte rooster. Buiten de vastgelegde dagdelen kan Verhuurder de ruimten verhuren aan derden.
De vergaderruimte betreffen een omvang van ca. 88 m2 BVO en zijn aangeduid met ruimtenummer:
(…)
De ruimten zoals hiervoor genoemd worden hierna aangeduid als het “gehuurde”.
(…)
4. Huurder heeft het recht van medegebruik van een aantal gemeenschappelijke ruimten en/of voorzieningen in het MFC 3b4, deze ruimten zijn:
- Buitenruimte
- Entree
- Verkeersruimte
- Bergruimte in/nabij de gehuurde ruimte (maximaal 2m2)
- Bergruimte in/nabij gymzaal sporthal (maximaal 2m2)
- Pantry nabij gehuurde opvangruimte
5. Het in lid 4 genoemde recht van medegebruik houdt in dat Huurder samen en op dezelfde momenten met andere Kernpartners en derde gebruikers van het MFC 3b4 deze gemeenschappelijke ruimten en/of voorzieningen kan gebruiken.
(…)
Artikel 5. Duur van de overeenkomst
1. Deze overeenkomst is aangegaan voor de duur van een tien (10) jaar en gaat in op 1 juni 2017 (…).
Artikel 6. Huurprijs
(…)
2. Naast het huren van vaste ruimten heeft huurder het recht op gebruik van 100 uren (strippenkaart) tegen het tarief van € 18,50 per uur van een aantal multifunctionele ruimten te weten, 1/3 deel van de sporthal, multizaal of cultuurzaal. (…)”
2.7.
Op 14 maart 2017 zijn de ongewijzigde en volledige rechten en plichten uit de huurovereenkomst door de gemeente overgedragen aan de Beheerstichting.
2.8.
De Speelboerderij is per eind oktober 2017 in het MFC gehuisvest. De Speelboerderij exploiteert aldaar een SportBSO.
2.9.
Tussen partijen is een geschil gerezen omtrent het gebruik van de buitenruimte van het MFC en meer in het bijzonder over het gebruik van het kunstgrasveld korfbal. In dit verband heeft de Beheerstichting bij brief van 13 oktober 2018 het volgende aan De Speelboerderij bericht:
“Het huurcontract met de BSO geeft de BSO niet het recht om het kunstgras korfbalveld te gebruiken in het kader van medegebruik. Voor het gebruik van het korfbalveld moet dus huur betaald worden. Daarvoor zijn de volgende argumenten aan te voeren:
1.
In het contract artikel 4 wordt gesproken over medegebruik van een aantal gemeenschappelijke ruimtes en voorzieningen in het MFC3B4. Bij buitenruimte in een gebouw gaat dat normaal gesproken over ruimtes als een dakterras, balkon of loggia.
Het kunstgrasveld dat losligt van het gebouw behoort niet tot de categorie ruimten in het gebouw waar de BSO recht op medegebruik heeft.
2.
De gemeente Renkum heeft op 10 maart 2015 een brief met bijlage gestuurd aan BSO de Speelboerderij met onder meer de volgende tekst “Daarnaast zijn er voldoende multifunctionele ruimten beschikbaar zoals cultuurzaal, sporthal, zwembad en buitensportvelden om afzonderlijk, via de exploitant, te huren voor activiteiten.”
Het is duidelijk dat de gemeente het buitensportveld nadrukkelijk als verhuurbare ruimte ziet en dus niet behorend tot de categorie “ruimten waarvoor van recht op medegebruik bestaat”.
Als de BSO tijdens de onderhandelingen destijds de bedoeling had gehad om afspraken te maken over huur van het korfbalveld dan was het logisch geweest als daar in het contract ook aparte afspraken over gemaakt waren. Dat is niet het geval en het kan dan ook voor de BSO geen verrassing zijn dat wij een huurprijs hanteren voor het gebruik van het kunstgrasveld.
3.
Andere gebruikers zoals de korfbalvereniging DKOD betalen een huurprijs met het maatschappelijke tarief van € 27,50.
(…)
Vanaf juni 2017 hebben wij reeds aangegeven dat dat er voor gebruik van het kunstgrasveld huur betaald moet worden.
Wij hebben ook altijd aangegeven het strippenkaartmodel ook toe te willen passen voor gebruik van het korfbalveld met een tarief van € 18,50 per uur. Daarmee krijgt U, net als voor extra huur van de binnenruimtes, een forse korting op het maatschappelijke tarief van € 27,50. (…)”
2.10.
Nadat de Beheerstichting De Speelboerderij op diens verzoek twee weken respijt heeft verleend, heeft de Beheerstichting bij brief van 25 november 2018 De Speelboerderij de toegang tot het kunstgrasveld korfbal en het aanpalende speelveldje met speeltoestellen ontzegd.
2.11.
Op verzoek van de Beheerstichting heeft de gemeente bij brief van 24 december 2018 onder meer het volgende verklaard:
“(…) Onze medewerkers hebben in de periode van circa mei 2015 tot en met april 2016 verschillende gesprekken gevoerd met de directeur van Kinderopvangcentrum de Speelboerderij BV over de huur van ruimten in het MFC. Uiteindelijk hebben deze gesprekken geresulteerd dat op 28 april 2016 een (huur)intentieovereenkomst is getekend tussen de Gemeente en de Speelboerderij.
De basisuitgangspunten voor de start van deze gesprekken zijn beschreven in onze brief aan de Speelboerderij van 10 maart 2015 met bijbehorende bijlage. (…)
De huur van het kunstgrasveld korfbal was in bovengenoemde periode niet ter sprake omdat De Speelboerderij nog voornemens was om gebruik te blijven maken van de bestaande tennisvelden dan wel de nieuw te realiseren tennisvelden, waarvan het eigendom en exploitatie bij een andere partij zit. Pas na het sluiten van de (huur)interventieovereenkomst is gebleken dat de Speelboerderij geen gebruik meer zou gaan maken van de tennisvelden en serieuze interesse heeft getoond voor het kunstgrasveld korfbal.
Op verschillende momenten na het sluiten van de (huur)intentieovereenkomst is aangegeven dat, mocht De Speelboerderij gebruik willen maken van het kunstgrasveld korfbal, zij hierover afspraken moeten maken met de exploitant. (…)
Wel is in de overeenkomst afgesproken dat huurder het recht heeft op medegebruik van een aantal gemeenschappelijke ruimten en/of voorzieningen in het MFC. Deze ruimten zijn als volgt benoemd:
- Buitenruimte;
(…)
Onder de buitenruimte verstaan wij de terrassen met bankjes wat onderdeel uitmaakt van het gebouw. Onder de gemeenschappelijke ruimten en/of voorzieningen kan het kunstgrasveld korfbal niet worden geschaard aangezien dat een te verhuren sportvoorziening is dat net zoals andere sportvoorzieningen aan andere gebruikers tegen huur in gebruik gegeven wordt.”
2.12.
De Beheerstichting verhuurt het kunstgrasveld korfbal tegen een huurprijs van circa € 50,00 per uur. Voor verenigingen geldt een gereduceerde huurprijs van € 27,50 per uur. De plaatselijke korfbalvereniging huurt het kunstgrasveld korfbal van de Beheerstichting voor laatstgenoemde huurprijs.

3.Het geschil

3.1.
De Speelboerderij vordert dat de voorzieningenrechter, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de Beheerstichting zal veroordelen:
I. om aan De Speelboerderij toegang te verlenen tot de buitenruimte van het MFC, zoals volgt uit de overeenkomst op straffe van een dwangsom van
€ 500,00 per dag dat de situatie voortduurt;
II. om aan De Speelboerderij te voldoen alle juridische kosten (gerechtelijk en buitengerechtelijk) ten bedrage van € 12.501,05, te vermeerderen met de advocaatkosten vanaf 31 december 2018;
III. de Beheerstichting te veroordelen in de kosten van deze procedure en te bepalen dat zij de wettelijke rente over de proceskosten veroordeling is verschuldigd als zij niet binnen veertien (14) dagen na het wijzen van het vonnis heeft betaald.
3.2.
De Beheerstichting voert gemotiveerd verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van De Speelboerderij in haar vorderingen dan wel tot afwijzing daarvan, met veroordeling van De Speelboerderij in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede in de nakosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De Speelboerderij vordert in dit kort geding veroordeling van de Beheerstichting om haar weer toe te laten tot de buitenruimte van het MFC. De Speelboerderij legt aan deze vordering kort samengevat ten grondslag dat onder de buitenruimte van het MFC ook het kunstgrasveld korfbal dient te worden begrepen die op grond van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst onderdeel uitmaakt van het door haar gehuurde, zodat zij voor het gebruik daarvan geen separate huur aan de Beheerstichting is verschuldigd. Volgens De Speelboerderij staat in de huurovereenkomst onder artikel 1 lid 4 in duidelijke bewoordingen opgenomen dat zij gebruik kan maken van buitenruimte. Nu aan De Speelboerderij de toegang naar het kunstgrasveld korfbal door de Beheerstichting is ontzegd omdat zij daarvoor geen separate huur aan de Beheerstichting betaalt, ziet De Speelboerderij zich genoodzaakt tot het instellen van de onderhavige vordering. De Beheerstichting voert gemotiveerd verweer tegen de vordering van De Speelboerderij. Het verweer van de Beheerstichting komt er in de kern genomen op neer dat het kunstgrasveld korfbal geen onderdeel uitmaakt van de buitenruimte zoals bedoeld in de huurovereenkomst en dat deze door de gebruiker gehuurd dient te worden tegen een additionele huurprijs.
4.2.
De voorzieningenrechter overweegt het volgende. Partijen verschillen van mening over de betekenis van “buitenruimte” in artikel 1 lid 4 van de gesloten huurovereenkomst en meer in het bijzonder over de vraag of evident is dat het kunstgrasveld korfbal tot de buitenruimte behoort. De vraag is welke uitleg aan het begrip “buitenruimte” in artikel 1 lid 4 van de huurovereenkomst dient te worden gegeven. De vraag welke betekenis aan een contractuele bepaling toekomt kan niet alleen worden beantwoord op grond van enkel zuiver taalkundige betekenis van de bepaling. Het komt aan op de zin die de partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij is van belang dat de onderhandelingen hebben plaatsgevonden met de gemeente, waarna de Beheerstichting als verhuurder de rechten en plichten van de gemeente heeft overgenomen. De Beheerstichting was bij het overleg voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst dan ook niet betrokken.
4.3.
Vooropgesteld dient te worden dat het begrip “buitenruimte” in de door partijen op 28 april 2016 gesloten huurovereenkomst niet nader is gedefinieerd. In artikel 1 lid 4 van de huurovereenkomst staat enkel opgenomen dat de huurder, aldus De Speelboerderij, het recht heeft van medegebruik van een aantal gemeenschappelijke ruimten en/of voorzieningen in het MFC, waaronder buitenruimte. Anders dan De Speelboerderij betoogt, biedt de overeenkomst op zich zelf naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen aanknopingspunten voor de gedachte dat onder het begrip “buitenruimte” tevens het kunstgrasveld korfbal moet worden verstaan. In tegendeel, uit lid 5 van datzelfde artikel 1 volgt dat medegebruik
samen en op dezelfde momentenplaatsvindt door de verschillende huurders en derde gebruikers van het MFC. Dat zou veeleer in de richting wijzen dat de buitenruimte niet ook het omheinde buitensportveld omvat, omdat dat sportveld ook in de bedoeling van De Speelboerderij (weliswaar na afstemming over de beschikbaarheid ervan) tijdens een door De Speelboerderij georganiseerde sportactiviteit, exclusief voor haar is en niet op hetzelfde moment vrij toegankelijk moet zijn voor een ieder.
4.4.
Verder moet worden vastgesteld dat de gemeente tijdens de ontwikkeling van het MFC De Speelboerderij bij brief van 10 maart 2015 met als bijlage een memo van 5 maart 2015, heeft bericht dat de cultuurzaal, de sporthal, het zwembad en de buitensportvelden afzonderlijk, via de exploitant (thans de Beheerstichting), kunnen worden gehuurd tegen een aanvullende huurprijs en dat deze kosten mede afhangen van de verwachte bezetting van de ruimte en het huurtarievenbeleid. In het licht hiervan zijn er volop aanknopingspunten dat bij de ontwikkeling van het MFC evident was dat voor het gebruik van buitensportvelden, en aldus ook voor het op dat moment nog aan te leggen kunstgrasveld korfbal, een aparte huurprijs per uur voldaan zou moeten worden aan de Beheerstichting. Dat mogelijk nadien gedurende de pré-contractuele fase met de gemeente andere afspraken zijn gemaakt, zoals De Speelboerderij bepleit en de Beheerstichting betwist, is in dit geding onvoldoende aannemelijk geworden. Het had op de weg van De Speelboerderij gelegen om haar stelling, dat door de gemeente met haar andere afspraken zijn gemaakt die vrij gebruik van het sportveld behelzen, met ter zake relevante en verifieerbare stukken te onderbouwen. Nu zij dat heeft nagelaten, kan deze in het kader van dit kort geding niet als vaststaand worden aangenomen.
4.5.
De Speelboerderij voert daarnaast aan dat het voor de gemeente bij het aangaan van de huur(intentie)overeenkomst reeds duidelijk was dat het gebruik van het op dat moment nog aan te leggen kunstgrasveld korfbal onderdeel uit zou gaan moeten maken van het gehuurde, omdat zij in de toekomst geen gebruik meer zou kunnen maken van de tennisbanen die zij huurde van een andere verhuurder. De Beheerstichting betwist deze stelling van De Speelboerderij en zij verwijst naar de door haar overgelegde brief van de gemeente van 24 december 2018. De gemeente verklaart in die brief dat pas na het sluiten van de (huur)interventieovereenkomst is gebleken dat De Speelboerderij geen gebruik meer zou gaan maken van de tennisvelden en serieuze interesse heeft getoond voor het kunstgrasveld korfbal. De gemeente verklaart verder dat zij op verschillende momenten na het sluiten van de (huur)intentieovereenkomst heeft aangegeven dat, mocht De Speelboerderij gebruik willen maken van het kunstgrasveld korfbal, zij hierover afspraken moet maken met de exploitant. Vastgesteld moet worden dat niet gebleken is van nadere afspraken omtrent de huur(prijs) van het kunstgrasveld korfbal, zodat het er vooralsnog in dit kort geding voor moet worden gehouden dat voor het gebruik van het kunstgrasveld een aanvullende huur aan de Beheerstichting moet worden voldaan. Mogelijk zijn er met bevoegde personen van de gemeente nadere afspraken gemaakt of blijkt uit notulen van gevoerde overleggen dat voor De Speelboerderij het kunstgrasveld korfbal als reeds gehuurde buitenruimte mocht worden beschouwd, maar dit vergt nadere bewijsvoering waarvoor in dit kort geding geen plaats is.
4.6.
De Speelboerderij stelt verder dat zij bij een gebrek aan een buitenruimte in strijd handelt met de wet, omdat zij op grond van de Wet Kinderopvang dient te beschikken over een buitenruimte van tenminste 3 vierkante meter per aanwezig kind en dat een belangenafweging daarom in haar voordeel dient uit te slaan. Vastgesteld moet worden dat er in de nabijheid van het gebouw voldoende buitenruimte bestaat: een trapveldje, een grasveld in aanleg en een groot terras. Bovendien kan De Speelboerderij gebruik maken van het kunstgrasveld korfbal, mits zij daarvoor de door de Beheerstichting gevraagde huur voldoet. De Beheerstichting heeft in een eerder stadium aan De Speelboerderij een gereduceerde huurprijs aangeboden van € 18,50 per uur, te effectueren door middel van de zogenoemde strippenkaart zoals dat ook gaat voor het gebruik van de sporthal, multizaal of cultuurzaal. Dit aanbod heeft de Beheerstichting ter zitting gestand gedaan, maar is door De Speelboerderij afgewezen omdat zij naar eigen zeggen niet de financiële middelen heeft om huurpenningen voor het gebruik van het kunstgrasveld korfbal aan de Beheerstichting te voldoen. Die stelling is vervolgens door de Beheerstichting gemotiveerd weersproken en door De Speelboerderij niet nader onderbouwd. Wat daar ook van zij, dat gestelde gebrek aan financiële middelen, kan in dit kader niet tot een ander oordeel leiden.
4.7.
Op basis van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting kan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet worden geconcludeerd dat het kunstgrasveld korfbal moet worden begrepen onder het begrip “buitenruimte” in de tussen partijen gesloten huur(intentie)overeenkomst en dat De Speelboerderij op die grond voor het gebruik van het kunstgrasveld korfbal geen separate huur aan de Beheerstichting zou zijn verschuldigd. Gezien de uiteenlopende standpunten en de betwistingen van partijen over en weer, is nader onderzoek naar de feiten en mogelijk bewijslevering noodzakelijk om een (goed) oordeel te kunnen vormen over de kernvraag van dit geschil. Daarvoor is in kort geding echter geen plaats. De vorderingen van De Speelboerderij zullen dan ook, mede vanwege gebrek aan (spoedeisend) belang nu het veld nog steeds tegen betaling kan worden gebruikt, worden afgewezen.
4.8.
De Speelboerderij zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Beheerstichting worden begroot op:
- griffierecht € 1.992,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 2.972,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt De Speelboerderij in de proceskosten, aan de zijde van de Beheerstichting tot op heden begroot op € 2.972,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt De Speelboerderij, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door de Beheerstichting volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 157,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.M.I. de Waele en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2019.