ECLI:NL:RBGEL:2019:2455
Rechtbank Gelderland
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Wijziging van onherroepelijk vaststaand verlies bij aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 5 juni 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2014, waarbij hij een onherroepelijk vaststaand verlies uit 2013 wilde verrekenen. De rechtbank oordeelde dat het verlies uit 2013, dat door de inspecteur niet was geaccepteerd, onherroepelijk vaststond en niet kon worden gewijzigd bij de aanslag voor 2014. Eiser had in zijn aangifte voor 2013 een verlies van € 65.600 opgevoerd, maar dit was door de inspecteur niet geaccepteerd, waardoor het nog te verrekenen verlies in 2014 € 15.640 bedroeg.
Tijdens de zitting op 22 mei 2019 heeft eiser aangevoerd dat de lening aan zijn vennootschap [B] B.V. oninbaar was geworden en dat dit verlies in 2014 voor afwaardering in aanmerking moest komen. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat de lening oninbaar was. De rechtbank concludeerde dat de lening onder onzakelijke voorwaarden was verstrekt en dat er geen aanleiding was voor afwaardering in 2014. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees op de onherroepelijkheid van de eerdere aanslag.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, omdat hiervoor geen aanleiding bestond.