3.1De [B] is verantwoordelijk voor:
De huisvesting voor de gasten, voldoende kwantitatieve en kwalitatieve vrijwilligers en de coördinatie van deze vrijwilligers. (…)”
7. In het concept van de jaarrekening 2015 van eiseres staat onder meer:
“In 2015 zijn er drie vrijwilligers geweest voor het technisch beheer en eind van het jaar is besloten om begin 2016 op zoek te gaan naar een vrijwilliger met de taak;
(…)
In de loop van 2014 was er al een groep van 4 vrijwilligers ontstaan voor het tuinonderhoud (…)
de facturen aan de gasten worden verzorgd door Stichting [B] (…).
Bij de vennootschap waren in 2015 geen werknemers werkzaam”
8. Op naam van [D] /Stichting [X] is op 4 oktober 2016 aan de familie van een gast een factuur gezonden voor logies en voor de kosten van maaltijden van familie van de gast.
9. Eiseres heeft bankafschriften van 6 februari 2017 overgelegd waaruit volgt dat zij betalingen van familie/erfgenamen van gasten en van [D] heeft ontvangen. Op de overboekingen van het Hospice is vermeld dat het om donaties gaat.
10. Eiseres heeft een aantal facturen en overeenkomsten overgelegd. Deze hebben onder meer betrekking op het leveren van energie en het onderhoud van bijvoorbeeld technische installaties. Daarnaast zijn een aantal facturen uit 2017 overgelegd van onder meer supermarkt [F] en [G] , met 10 menu’s a € 5 per stuk.
11. Eiseres heeft de grootboekrekening van het vierde kwartaal 2015 overgelegd. De daarin opgenomen kosten kunnen worden onderscheiden in: gebouwkosten, reclamekosten, kleine aanschaffingen, administratiekosten, gas, water en elektra, onderhoudskosten, tuinonderhoudskosten en gereedschappen. Bij de opbrengsten zijn de maaltijdvergoedingen familie, logies volpensioen familie en vergoeding logies vermeld. Veel bedragen zijn ook weer tegengeboekt. Per saldo is over het vierde kwartaal 2015 € 125 ontvangen.
12. Eiseres heeft een in 2015 door het hospice met een patiënt (gast) gesloten overeenkomst overgelegd waarbij het hospice is vertegenwoordigd door de coördinator van de Stichting. In de overeenkomst is opgenomen dat de gast voor eten en drinken minimaal € 30 per dag moet betalen. Daarnaast heeft eiseres een op 18 april 2017 opgestelde verklaring overgelegd, ondertekend door de vertegenwoordigers van eiseres en Stichting [B] . In deze verklaring is vermeld dat een aantal met patiënten gesloten overeenkomsten ondeugdelijk is en dat de inhoud ervan volstrekt onjuist is, dat door eiseres enkel de verblijfkosten worden gefactureerd en dat de overeenkomst is opgesteld door een medewerker van Stichting [B] buiten het bestuur van eiseres en van de Sichting [B] om.
13. Primair is in geschil is of eiseres een zelfstandige prestatie verricht jegens de patiënten, die is te kwalificeren als het verstrekken van logies binnen het kader van het hotel-, pension- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden, zoals bedoeld in Tabel I, post b11, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB). Subsidiair betoogt eiseres dat sprake is van een dienst sui generis, belast naar het normale btw-tarief.
14. Volgens eiseres is sprake van een zelfstandige prestatie, namelijk het verstrekken van logies. De prestaties van eiseres en Stichting [B] vormen niet één onlosmakelijk samenhangend geheel. Er is ook geen sprake van misbruik van recht. De activiteiten van eiseres zijn niet kenmerkend en essentieel voor de verpleging en verzorging van de gasten. De vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onder c, van de Wet OB is dus niet van toepassing. Van vrijgestelde verhuur is geen sprake omdat de activiteiten van eiseres meer omvatten dan het passief ter beschikking stellen van het vastgoed. Eiseres verzoekt verder om vergoeding van immateriële schade en om een integrale proceskostenvergoeding.
15. Volgens verweerder verrichten eiseres, Stichting [B] en Stichting [C] , tezamen één prestatie, namelijk het exploiteren van een hospice. De onderdelen dienstverlening, hulp, ondersteuning, begeleiding en huisvesting aan terminale patiënten hangen functioneel zodanig samen dat zij niet van elkaar te scheiden zijn. De vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onder c, van de Wet OB is van toepassing omdat de prestatie vergelijkbaar is met de opvang in een verzorgingshuis dan wel verpleegtehuis. Subsidiair is volgens verweerder het splitsen van het verlenen van de zorg enerzijds en het verstrekken van logies en eten en drinken anderzijds kunstmatig vanwege de nauwe banden tussen de stichtingen. Meer subsidiair is volgens verweerder de prestatie van eiseres ook bij een afzonderlijke beoordeling vrijgesteld op grond van artikel 11, eerste lid, onder c, van de Wet OB, omdat deze prestatie een kenmerkend en essentieel en zelfs onontbeerlijk onderdeel is van de prestaties van het hospice. Nog meer subsidiair, maakt Stichting [B] gebruik van het hospice, gedoogt eiseres dit gebruik en brengt zij daarvoor geen vergoeding in rekening, zodat het hospice mede voor niet-economische activiteiten wordt gebruikt, waarvoor geen recht op aftrek bestaat.
Beoordeling van het geschil
16. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij in het vierde kwartaal van 2015 prestaties onder bezwarende titel heeft verricht. Van een prestatie onder bezwarende titel is volgens vaste rechtspraak (onder meer: Hof van Justitie EU 3 maart 1994, ECLI:EU:1994:80, Tolsma) sprake wanneer tussen verrichter en ontvanger van de dienst een rechtsbetrekking bestaat waarbij over en weer prestaties worden uitgewisseld en de door de dienstverrichter ontvangen vergoeding de werkelijke tegenwaarde vormt voor de aan de ontvanger verleende dienst. Niet aannemelijk is dat daarvan sprake is in dit geval, omdat niet aannemelijk is dat eiseres prestaties heeft verricht aan de gasten van het hospice of aan hun familie. Daarvoor zijn ook geen aanknopingspunten. Alles wijst erop dat de Stichting [B] deze prestaties heeft verricht.
17. De rechtbank baseert dit oordeel op de feiten en omstandigheden die hiervoor onder de feiten zijn opgesomd. Over deze feiten merkt de rechtbank ter toelichting het volgende op:
- Uit het concept van de jaarrekening kan niet worden afgeleid dat eiseres logies of eten en drinken heeft verstrekt. Uit de tekst noch uit de cijfers is te herleiden dat eiseres kosten van bijvoorbeeld bewassing of kosten voor het verstrekken van eten en drinken heeft gemaakt. Dit blijkt ook niet uit de overgelegde overeenkomsten en facturen, nog daargelaten dat deze voor een groot deel betrekking hebben op de periode na het vierde kwartaal 2015;
- Uit de jaarrekening volgt voorts dat eiseres slechts kan beschikken over vrijwilligers voor het technisch onderhoud en het tuinonderhoud en niet over vrijwilligers voor het verstrekken van logies, eten en drinken. Gesteld noch gebleken is dat eiseres gebruik heeft gemaakt van vrijwilligers van Stichting [B] en/of dat deze daarmee hebben ingestemd;
- Uit de presentatie naar buiten (website en folder) blijkt niet dat eiseres logies of eten en drinken heeft verstrekt. In de folder is bijvoorbeeld onder ‘kosten verblijf’ opgenomen dat [D] onderdeel is van de Stichting [B] . Vervolgens is het rekeningnummer vermeld van Stichting [C] ;
- Ook uit de statuten van eiseres en van de Stichting [B] kan worden afgeleid dat eiseres de stichting is die het vastgoed in eigendom heeft en beheert en dat door Stichting [B] de activiteiten ten behoeve van de gasten en de familie worden verricht;
- Ook de onder 12. genoemde overeenkomsten uit 2015 wijzen in die richting. Dat eiseres en de Stichting [B] de overeenkomsten achteraf onjuist en ondeugdelijk hebben verklaard, heeft geen werking jegens de gasten en hun erfgenamen en doet ook overigens niet af aan de situatie zoals die in het vierde kwartaal van 2015 bestond.
18. In het midden kan blijven of daadwerkelijk door eiseres gefactureerd is en of er per saldo geld is ontvangen door eiseres. Het uitreiken van een factuur en/of het ontvangen van een betaling is weliswaar een aanwijzing voor een onderliggende dienst tegen vergoeding, maar gelet op de overige feiten en omstandigheden is hiervan geen sprake. Eiseres heeft in ieder geval geen facturen overgelegd die betrekking hebben op het vierde kwartaal 2015 overgelegd.
19. Voor zover eiseres met haar stelling dat sprake is geweest van mondelinge overeenkomsten een bewijsaanbod heeft willen doen, wordt dit aanbod afgewezen. Er is sprake van een ongespecificeerd aanbod en eiseres heeft onvoldoende gesteld. Eiseres heeft gesteld dat artikel 11, eerste lid, onderdeel c, van de Wet OB niet van toepassing is bij een hospice, want handelingen zijn niet gericht op genezing en het is geen ziekenhuis. De rechtbank acht deze stelling niet relevant voor de beoordeling, omdat eiseres geen werkzaamheden als hospice heeft verricht.
20. Nu eiseres geen afzonderlijke beroepsgronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente heeft aangevoerd, dient ook het beroep inzake de beschikking belastingrente ongegrond te worden verklaard.
21. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
22. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling