ECLI:NL:RBGEL:2019:2244

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 mei 2019
Publicatiedatum
21 mei 2019
Zaaknummer
AWB - 17/3700 en 18/4258
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van persoonsgebonden budget en afwijzing van Extra Kosten Thuis voor een ernstig meervoudig gehandicapte eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 mei 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een ernstig meervoudig gehandicapte jongere, en Stichting Zorgkantoor Menzis. Eiseres ontving een persoonsgebonden budget (pgb) op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) voor de jaren 2017 en 2018. De zaak betreft de toekenning van dit pgb en de afwijzing van een aanvraag voor Extra Kosten Thuis (EKT). Eiseres heeft een ernstige handicap en is voor haar zorg afhankelijk van haar moeder. In maart 2016 is er een EKT aangevraagd, maar in 2017 is er geen EKT toegekend omdat het zorgprofiel niet voldeed aan de eisen voor permanente zorg. De rechtbank heeft geoordeeld dat de budgetten die aan eiseres zijn toegekend voldoende zijn om de zorg te bieden die zij nodig heeft. De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen de besluiten van het zorgkantoor ongegrond verklaard, met uitzondering van de proceskosten die aan eiseres zijn vergoed. De rechtbank heeft vastgesteld dat de EKT alleen kan worden toegekend als het pgb niet toereikend is voor doelmatige zorg, wat in dit geval niet aan de orde was. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder een pgb en EKT kunnen worden toegekend en de verantwoordelijkheden van het zorgkantoor.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: 17/3700 en 18/4258

uitspraak van de meervoudige kamer van 22 mei 2019

in de zaken tussen

[naam 1] te Arnhem, eiseres, wettelijke vertegenwoordigd door [naam 2]

(gemachtigde: mr. J. van Kleef),
en

Stichting Zorgkantoor Menzis te Enschede, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 1 maart 2017 (het primaire besluit 1) heeft verweerder aan eiseres voor het kalenderjaar 2017 op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) een persoonsgebonden budget (pgb) van € 56.387,41 toegekend.
Bij besluit van 6 juni 2017 (bestreden besluit 1) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit 1 deels gegrond en deels ongegrond verklaard en aan eiseres voor het kalenderjaar 2017 op grond van de Wlz een pgb van € 81.454,- toegekend.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer 17/3700.
Op 13 juli 2018 heeft verweerder een gewijzigd besluit op bezwaar genomen (het bestreden besluit 2). Daarbij heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit 1, onder wijziging van de motivering, opnieuw deels gegrond en deels ongegrond verklaard en aan eiseres voor het kalenderjaar 2017 op grond van de Wlz een pgb van € 81.454,- toegekend.
Bij besluit van 22 januari 2018 (het primaire besluit 2) heeft verweerder een aanvraag van
eiseres voor toekenning op grond van de Wlz van Extra Kosten Thuis (EKT) afgewezen.
Bij besluit op bezwaar van 11 juli 2018 (het bestreden besluit 3) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit 2 ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit 3 beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer 18/4258.
Verweerder heeft in beide zaken een verweerschrift ingediend.
De zaken zijn gevoegd behandeld ter zitting van 14 december 2018. Eiseres is in persoon verschenen bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld van haar moeder. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden Z. de Jong en S. Blokzijl.

Overwegingen

1.1.
Eiseres, geboren op [geboortedatum] 2005, heeft een ernstig meervoudige handicap als gevolg van een genetische afwijking. Zij heeft een verstandelijke, een ernstig visuele en een auditieve handicap. Tevens heeft zij therapieresistente epilepsie en astma. Zij is niet in staat om bewust te bewegen en functioneert op de leeftijd van een aantal maanden oud. Eiseres ontving van verweerder op grond van een door het CIZ afgegeven indicatie voor zorgzwaartepakket: wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging (3ZGaud) een pgb op grond van de Wlz. In maart 2016 is door de wettelijk vertegenwoordiger van eiseres, tevens haar moeder en zorgverlener, een EKT aangevraagd. Aangegeven is dat de EKT gebruikt gaat worden voor logeren en professionele hulp. Op 25 maart 2016 is aan eiseres voor het kalenderjaar 2016 een pgb verleend voor een bedrag van € 99.617,10 inclusief een bedrag van € 19.249,25 voor EKT. Op 15 december 2016 is aan eiseres voor het kalenderjaar 2017 een pgb van € 100.963,15 inclusief EKT toegekend. Op 12 januari 2017 is voor het kalenderjaar 2017 een gewijzigde verleningsbeschikking genomen. Aan eiseres is een pgb toegekend van € 100.405,76. Daarbij is geen bedrag meer voor EKT toegekend, omdat de EKT in 2016 niet werd gebruikt voor de zorg waarvoor het was aangevraagd. Hierna is het primaire besluit 1 genomen, waarin evenmin een bedrag voor EKT is opgenomen.
1.2.
Op 13 februari 2017 heeft eiseres opnieuw een EKT aangevraagd. Naar aanleiding daarvan is een [verpleegkundige] van verweerder op 19 december 2017 bij eiseres op huisbezoek geweest om mee te kijken met de aan eiseres verleende zorg. Zij heeft van haar bevindingen verslag uitgebracht. Hierna is het primaire besluit 2 genomen.
2.1.
Verweerder heeft aan de bestreden besluiten 1 en 2, voor zover thans van belang, ten grondslag gelegd dat de EKT eerder aan eiseres is toegekend om haar te kunnen laten logeren en om professionele hulp in te schakelen, zodat de moeder van eiseres kon worden ontlast. Volgens verweerder is de EKT echter voor een ander doel gebruikt, namelijk om de door een familielid geleverde zorg uit te breiden. Daarom is volgens verweerder terecht voor de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 geen EKT toegekend. Aan het bestreden besluit 2 heeft verweerder tevens ten grondslag gelegd dat uit de stukken niet is gebleken dat het pgb van eiseres onvoldoende toereikend is om daarmee doelmatige zorg in te kopen.
2.2.
Verweerder heeft in het bestreden besluit 3 overwogen dat uit het rapport van de verpleegkundige en het door de moeder van eiseres toegestuurde overzicht volgt dat een budget van € 50.422,39 op jaarbasis voldoende is om aan eiseres doelmatige en toereikende zorg te geven. Nu aan eiseres een budget van € 84.319,69 is toegekend moet het verschil van € 33.897,320 voldoende zijn om daaruit de extra zorgkosten om de moeder van eiseres te ontlasten ten bedrage van € 19.140,- te betalen.
3. Eiseres heeft zich in beroep op het standpunt gesteld dat zij recht heeft op een EKT. Volgens eiseres is het in het kalenderjaar 2017 [lees: 2018] uiteindelijk toegekende budget van € 84.319,69 niet toereikend om voldoende zorg in te kopen. In dat verband heeft eiseres onder meer aangevoerd dat er onterecht geen uren begeleiding toegekend zijn voor het houden van permanent toezicht. Volgens eiseres heeft zij daaraan behoefte omdat zij zich op ieder moment kan verslikken of een epileptische aanval kan krijgen waarvoor medicijnen moeten worden toegediend. Eiseres heeft daarbij verwezen naar twee verklaringen van behandelend kinderarts en neuroloog N. Geerdink van 25 mei 2018 en 29 oktober 2018, waarin onder meer is verklaard dat de epilepsie zich bij eiseres vooral uit in nachtelijke aanvallen, waarvoor medicatie moet worden toegediend om haar daaruit te halen en dat er daarom vrijwel continu toezicht nodig is. Tevens is verwezen naar een indicatiebesluit van het CIZ van 16 november 2018 waarin onder meer is beschreven dat eiseres is aangewezen op 24 uur per etmaal zorg en toezicht in de nabijheid en vanwege haar epilepsie ook op permanent toezicht.
Wettelijk kader
4. Artikel 3.1.1, eerste lid, van de Wlz bepaalt:
1. Het op grond van deze wet verzekerde pakket omvat de volgende vormen van zorg:
a. verblijf in een instelling, met inbegrip van voorzieningen die niet ten laste van de verzekerde kunnen komen, waaronder in elk geval:
(…)
2° het schoonhouden van de woonruimte van de verzekerde, en
(…)
b. persoonlijke verzorging, begeleiding en verpleging;
(…)
f. vervoer naar een plaats waar de verzekerde gedurende een dagdeel begeleiding of behandeling ontvangt;
g. logeeropvang, met inbegrip van de voorzieningen, bedoeld in onderdeel a, mits dit geschiedt ter ontlasting van een of meer mantelzorgers.
Artikel 3.3.3, eerste en zesde lid, van de Wlz bepaalt:
1. Het zorgkantoor verleent op aanvraag van de verzekerde en onverminderd het vierde en vijfde lid alsmede andere bij wettelijk voorschrift gestelde voorwaarden of beperkingen, volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels, een persoonsgebonden budget waarmee de verzekerde, in plaats van zorg in natura te ontvangen, zelf betalingen doet voor zorg als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, onderdelen a, onder 2°, b, f of g. De verzekerde ziet af van het recht op verblijf en van de daarmee gepaard gaande voorziening, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, alsmede van de behandeling, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel d.
(…)
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, waarbij geldt dat de hoogte toereikend moet zijn.
In artikel 5.3, tweede lid, van de Rlz is bepaald dat alvorens de verlening van een persoonsgebonden budget wordt geweigerd op de grond dat daarmee niet op doelmatige wijze zal worden voorzien in toereikende zorg, en nadat daarover overleg is gevoerd met de verzekerde, het zorgkantoor beoordeelt of deze weigering wegens ondoelmatigheid kan worden vermeden door toepassing van enige verhoging van het persoonsgebonden budget met ten hoogste 25%.
5. Verweerder is met het bestreden besluit 2 niet tegemoet gekomen aan het beroep van eiseres, zodat de rechtbank het beroep op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mede gericht acht tegen dat besluit. Gesteld noch gebleken is dat eiseres nog belang heeft bij een beoordeling van het bestreden besluit 1, zodat de rechtbank het beroep van eiseres tegen dat besluit niet-ontvankelijk zal verklaren wegens het ontbreken van procesbelang. De rechtbank ziet in de gewijzigde besluitvorming in beroep aanleiding verweerder te veroordelen in de op grond van artikel 8:75 van de Awb door eiseres in de procedure met zaaknummer 17/3700 in redelijkheid gemaakte proceskosten. Deze kosten worden met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op een bedrag van € 1.024,- voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512, - en een wegingsfactor 1). De rechtbank zal tevens bepalen dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 46,- aan eiseres vergoedt.
6. Met betrekking tot de bestreden besluiten 2 en 3 overweegt de rechtbank het volgende. Eiseres heeft het standpunt ingenomen dat het pgb zodanig hoog dient te zijn dat ook permanent toezicht dan wel de voortdurende aanwezigheid van de zorgverlener(s) kan worden bekostigd. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. In het cliëntprofiel dat hoort bij zorgzwaartepakket 3ZGaud hebben de cliënten een structurele zorgbehoefte, op zowel geplande als niet geplande tijden. Uit de wettelijke bepalingen zoals opgenomen onder overweging 4 in samenhang bezien met dit zorgprofiel volgt dat indien de verzekerde ervoor kiest om zelf met een pgb zorg in te kopen, geen pgb kan worden verleend voor permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid, voor zover daarin niet kan worden voorzien door de in het zorgprofiel begrepen zorgfunctie begeleiding. Zie in dit verband tevens de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 25 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1228.
7. Een EKT komt pas aan orde als met een pgb niet op doelmatige wijze kan worden voorzien in toereikende zorg. [De verpleegkundige] heeft beoordeeld hoeveel zorg er voor eiseres nodig is. Op grond daarvan is berekend dat een budget van € 50.422,39 op jaarbasis voldoende is om aan eiseres doelmatige en toereikende zorg te geven. Er is dus geen sprake van een situatie waarin met het toegekende pgb niet op doelmatige wijze zorg kan worden verleend. De rechtbank heeft geen reden om daaraan te twijfelen. Gelet op het aan eiseres voor de kalenderjaren 2017 en 2018 toegekende budgetten, moet geoordeeld worden dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat deze budgetten voldoende zijn om de moeder van eiseres te ontlasten en dat eiseres daarom niet voor een EKT in aanmerking komt.
8. De beroepen zijn voor zover gericht tegen de bestreden besluiten 2 en 3 ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling in de procedure met zaaknummer 18/4258 bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep van eiseres:
- voor zover gericht tegen het bestreden besluit 1 niet-ontvankelijk;
- voor zover gericht tegen de bestreden besluiten 2 en 3 ongegrond;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.024,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierrecht van € 46, - aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.L. de Jongh, voorzitter, mr. H.J. Klein Egelink en mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Lankamp, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 22 mei 2019
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.