ECLI:NL:RBGEL:2019:2157

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 mei 2019
Publicatiedatum
16 mei 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 3756
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. drs. J.H. van Breda
  • mr. drs. M.S.T. Belt
  • mr. H.J.M. Besselink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersbesluit ligplaatsverbod voor de vaargeul van Binnen- en Buiten-Giessen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 16 mei 2019 uitspraak gedaan over een verkeersbesluit van het Waterschap Rivierenland, dat een ligplaatsverbod instelde voor de vaargeul van de Binnen- en Buiten-Giessen. Dit besluit was genomen naar aanleiding van zorgen over de veiligheid en de bruikbaarheid van de vaarwegen, die door afgemeerde vaartuigen en obstakels in het vaarwater zouden worden belemmerd. Eisers, die eigenaar zijn van percelen langs deze vaarwegen, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij hun ligplaatsmogelijkheden willen behouden. Tijdens de zitting op 27 maart 2019 zijn de belangen van de eisers en het algemeen belang van de scheepvaart tegen elkaar afgewogen.

De rechtbank heeft overwogen dat het Waterschap voldoende heeft onderbouwd dat het ligplaatsverbod noodzakelijk is voor de veiligheid van de scheepvaart en het behoud van de vaarwegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vaargeulbreedte van 7 meter, die in het verkeersbesluit is vastgesteld, in redelijkheid is gekozen, gezien de breedte van de vaartuigen en de manoeuvreerruimte die nodig is. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat er alternatieven zijn voor het ligplaatsverbod, zoals handhaving tegen illegale ligplaatsen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eisers ongegrond verklaard, waarbij zij heeft geoordeeld dat het algemeen belang van de veiligheid en bruikbaarheid van de vaarwegen zwaarder weegt dan de belangen van de eisers. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/3756

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], [eiseres] en [eiseres],

eisers,
(gemachtigde: mr. L. Alberts)
en

het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 mei 2018 heeft verweerder met een verkeersbesluit een ligplaatsverbod voor de vaargeul van een deel van de Buiten-Giessen en Binnen-Giessen ingesteld.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2019. Tegelijk met deze zaak zijn de samenhangende zaken met nummers 18/3583, 18/3584, 18/3585 en 18/3751 behandeld. Namens eisers is [eiseres] verschenen, bijgestaan door gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden, M.Y.M. Roetman, F. Muller, F.A. Remmerswaal, J.W. Sterk en S. Verhulst.

Overwegingen

Inleiding
1. De relevante bepalingen uit de Scheepvaartverkeerswet (Svw), het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer (Babs) en de voorschriften uit het verkeersbesluit zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
2. Eiser [eiser] woont op het perceel [adres] te [woonplaats]. Hij is ofwel in persoon, ofwel via [eiseres] of [eiseres], eigenaar van diverse percelen langs de Binnen- en Buiten-Giessen.
3. In het verkeersbesluit heeft verweerder overwogen dat afgemeerde vaartuigen en obstakels in het gedeelte van de Buiten-Giessen van de Peulensluis tot de Damsluis en in het smalle deel van de Binnen-Giessen (van de Damsluis tot aan de Binnendams 37 te Hardinxveld-Giessendam) het bevaarbare water zodanig versmallen dat de doorvaart van recreatieve vaartuigen wordt gehinderd. Volgens verweerder is voor een veilig en vlot verloop van het scheepvaartverkeer, het in stand houden van scheepvaartwegen, het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan en het voorkomen of beperken van schade door het scheepvaartverkeer aan de waterhuishouding, oevers en waterkering, of werken gelegen in of over scheepvaartwegen, een ligplaatsverbod noodzakelijk.
In artikel 1 van het verkeersbesluit is daarom bepaald dat het verboden is om ligplaats te nemen in de vaargeul. Deze vaargeul is aangegeven op de kaart bij het verkeersbesluit. Concreet betekent dit dat voor de smalle delen van de Binnen- en de Buiten-Giessen is uitgegaan van een vaargeulbreedte van 7 meter en dat voor het deel van de Buiten-Giessen gelegen tussen de Peulensluis en de bocht bij de Jupiterflat ter hoogte van het perceel Buitendams 217 is uitgegaan van een vaargeulbreedte van 12 meter.
In de toelichting bij het verkeersbesluit is aangegeven dat de vaargeulbreedte van 7 meter voldoende breed is voor de doorgaande scheepvaart, uitgaande van de ter plaatse maximaal toegestane bootbreedte van 4 meter en 1,5 meter manoeuvreerruimte aan beide zijden. Op de rechte, overzichtelijke, stukken zijn drie passeerstroken van 10 meter breed en 15 meter lang opgenomen, waar vaartuigen elkaar veilig en met voldoende manoeuvreerruimte kunnen passeren.
4. Voor een deel van de percelen van eisers verdwijnt door het verkeersbesluit de mogelijkheid om een vaartuig aan te leggen, of wordt de ligplaats minder breed. Eisers willen hun bestaande ligplaatsmogelijkheden behouden.
Artikel 5 en 6 Babs
5.1.
Eisers betogen dat het verkeersbesluit in strijd is met artikel 5 van het Babs, omdat in algemene zin wordt verwezen naar de doelstellingen uit artikel 3, eerste lid, van de Svw. Volgens eisers blijkt verder uit het verkeersbesluit niet in hoeverre overleg is gevoerd met belanghebbende openbare lichamen en instellingen.
5.2.
In het verkeersbesluit wordt specifiek verwezen naar de doelstellingen genoemd in artikel 3, eerste lid, onder a, b en c, van de Svw. Reeds daarom is geen sprake van strijd met artikel 5 van het Babs.
In het verkeersbesluit is aangegeven dat het besluit is voorgelegd aan de gemeente Hardinxveld-Giessendam en het Overlegorgaan Waterrecreatie Alblasserwaard (O.W.A). Daarmee heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan artikel 6 van het Babs.
De beroepsgrond slaagt niet.
Belangenafweging
6.1.
Vervolgens is aan de orde of verweerder, bij afweging van de betrokken belangen, bij het opleggen van het ligplaatsverbod aan het algemeen belang in redelijkheid een groter gewicht heeft kunnen toekennen dan aan het belang van eiser.
Eisers betogen dat onvoldoende is onderbouwd dat de veiligheid onder druk komt te staan. Een nadere onderbouwing van nut, noodzaak, ernst en omvang van de problematiek, bijvoorbeeld met een onderzoeksrapport, ontbreekt. Ook de belangen van het O.W.A. zijn onvoldoende onderzocht. O.W.A. zou niet hebben aangedrongen op het opruimen van de hindernissen en het opleggen van een afmeerverbod. Eisers betogen dat geen sprake is van hinder van afgemeerde vaartuigen. Voor zover er wel hinder is, is dit inherent aan het varen op de Giessen met haar smalle sluizen en lage doorgang hetgeen juist rustig en behoedzaam vaargedrag stimuleert. Een vaargeulbreedte van 5 meter is ook voldoende voor een veilige en vlotte doorvaart, aldus eisers. Het waterschap had de vaargeulbreedte van 7 meter met een deskundigenonderzoek van TNO of Marin moeten onderbouwen. Het bestaan van een nadeelcompensatieregeling maakt niet dat geen evenwichtige belangenafweging plaats moet vinden, aldus eisers.
6.2.
De rechtbank overweegt dat het aan verweerder is om de betrokken belangen tegen elkaar af te wegen en om te beoordelen wanneer de in artikel 3, eerste lid, van de Svw vermelde belangen het nemen van een verkeersmaatregel vergen. De rechtbank dient de uitkomst van die afweging door het bestuursorgaan te respecteren, tenzij geoordeeld moet worden dat verweerder daartoe niet in redelijkheid heeft kunnen komen. Vergelijk rechtsoverweging 7.1 van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3925.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de noodzaak van het ligplaatsverbod in de vaargeul voldoende heeft onderbouwd. De Binnen- en Buiten-Giessen zijn doorgaande vaarroutes. De rivier is op meerdere plaatsen slechts 10 meter breed. Op het smalste deel (de Binnen-Giessen) zijn op grond van de Algemene regels vaartuigen met een breedte van 4 meter toegestaan. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder – gelet op deze toegestane vaartuigbreedte en een manoeuvreerruimte van 1,5 meter aan weerszijden – in redelijkheid uit mogen gaan van een vaargeulbreedte van 7 meter voor dit deel van de rivier. Het toestaan van het aanmeren van vaartuigen kan daarom op dergelijke plaatsen tot beperkingen in de bruikbaarheid van de doorgaande vaarweg leiden. Het voorgaande blijkt ook uit de luchtfoto’s waarop de vaargeul is weergegeven. Een nader deskundigenonderzoek naar de ernst en omvang van de problematiek en de gekozen oplossing is daarom naar het oordeel van de rechtbank niet noodzakelijk. Het waterschap is daarbij bij uitstek een instantie die beschikt over deskundigheid met betrekking tot het beheer van (vaar)water.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, gelet op het doel van het verkeersbesluit om de veiligheid van de scheepvaart en de instandhouding en bruikbaarheid van de vaarweg te beschermen, het algemene belang van de doorvaart en de veiligheid van het scheepvaartverkeer zwaarder kunnen laten wegen dan de belangen van eisers om met een vaartuig een ligplaats bij hun percelen in te nemen. Bij de afweging van belangen heeft verweerder betekenis mogen toekennen aan het feit dat de mogelijkheid bestaat om voor eventuele schade nadeelcompensatie te ontvangen. Van een evenwichtige belangafweging is al met al sprake.
De beroepsgrond slaagt niet.
Alternatieven en verbod van willekeur
7.1.
Eisers betogen dat niet is onderbouwd in hoeverre handhavend optreden tegen illegale ligplaatsen voor vaartuigen en objecten, dan wel een verdere beperking van de vaartuigbreedte als alternatief voor een ligplaatsverbod tot de mogelijkheden behoort. Volgens eisers heeft het er alle schijn van dat verweerder deze vaargeulbreedte heeft gekozen om zoveel mogelijk afgemeerde vaartuigen te kunnen aanpakken. Omdat een verkeersbesluit daarvoor niet is bedoeld, is het verkeersbesluit volgens eisers in strijd met het verbod van willekeur (artikel 3:3 van de Algemene wet bestuursrecht).
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat het verwijderen van illegaal aangemeerde schepen en objecten – voor zover daarvan in de huidige situatie sprake is - zodanig veel effect zal hebben dat daarmee het verkeersbesluit niet meer nodig is.
Verder heeft verweerder de vaartuigbreedte al beperkt tot 4 m (zie rechtsoverweging 6.3). Voor een verdere beperking van die breedte, als alternatief voor het ligplaatsverbod, heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien.
De rechtbank ziet in wat eisers hebben aangevoerd verder geen aanleiding voor het oordeel dat het verkeersbesluit in strijd is met het verbod van willekeur.
De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
8. Het beroep van eisers is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. van Breda, voorzitter, mr. drs. M.S.T. Belt en mr. H.J.M. Besselink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Mengerink, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Bijlage
Scheepvaartverkeerswet
Artikel 3
“1 Toepassing van de artikelen 4, 11 en 12 kan, behoudens het bepaalde in het tweede lid, slechts geschieden in het belang van:
a. het verzekeren van de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer;
b. het instandhouden van scheepvaartwegen en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
c. het voorkomen of beperken van schade door het scheepvaartverkeer aan de waterhuishouding, oevers en waterkeringen, of werken gelegen in of over scheepvaartwegen;
(…).”
Artikel 4
“1 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot:
a. het deelnemen aan het scheepvaartverkeer op scheepvaartwegen;
b. verkeerstekens;
c. bekendmakingen met dezelfde strekking als een verkeersteken;
d. verkeersaanwijzingen;
e. (…).
2 De in het eerste lid, onder a, bedoelde regels kunnen slechts inhouden:
a. verplichtingen met betrekking tot:
1°. het varen en het ligplaats nemen met schepen en andere vaartuigen;
(…).”
Artikel 5
“1 Beslissingen met betrekking tot het aanbrengen of verwijderen van een verkeersteken worden genomen door het bevoegd gezag. Dit gezag draagt zorg voor het aanbrengen of verwijderen van verkeerstekens.
(…).”
Artikel 6
“1 Een verkeersteken dat een gebod of verbod dan wel de opheffing van een gebod of verbod aangeeft, wordt, behoudens in bij algemene maatregel van bestuur aan te geven bijzondere omstandigheden, niet aangebracht of verwijderd dan nadat het desbetreffende besluit door de zorg van het bevoegd gezag is bekendgemaakt.
2 Een belanghebbende kan tegen een besluit als bedoeld in het eerste lid beroep instellen bij de rechtbank.
(…).”
Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer
Artikel 1
“1 In dit besluit wordt verstaan onder:
a. wet: de Scheepvaartverkeerswet;
b. verkeersbesluit:
1°. een besluit tot het aanbrengen of verwijderen van een verkeersteken dat een gebod of verbod dan wel de opheffing van een gebod of verbod aangeeft;
2°. een bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken als bedoeld onder 1°.
2 In dit besluit wordt onder bevoegd gezag mede verstaan degene die de desbetreffende bevoegdheid uitoefent vanwege dat gezag.”
Artikel 5
“De motivering van een verkeersbesluit vermeldt in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het besluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 3 van de wet genoemde belangen aan het besluit ten grondslag liggen.”
Artikel 6
“Bij de voorbereiding van een verkeersbesluit voert het bevoegd gezag overleg met de bij dat besluit belanghebbende openbare lichamen en instellingen.”
Artikel 13
“1 Voor scheepvaartwegen waar verkeerstekens die een gebod of een verbod dan wel een aanbeveling of een inlichting bevatten niet doelmatig zijn, kunnen verkeerstekens worden vervangen door bekendmakingen met dezelfde strekking als een verkeersteken.
(…).”
Verkeersbesluit
Artikel 1
1. Het is verboden ligplaats te nemen (ankeren en afmeren) in de vaargeul, zijnde delen van de Buiten-Giessen en de Binnen-Giessen zoals aangegeven op de bij dit besluit behorende kaarten.
2. In dit besluit wordt verstaan onder het begrip vaargeul: een vrij te houden vaarstrook voor een vrije doorvaart van schepen, waarin het verbod tot het ligplaats nemen geldt zoals bedoeld in artikel 1, lid 1 van dit besluit.
3. Het plaatsen van verkeerstekens ter aanduiding van het in het eerste lid bedoelde verbod is niet doelmatig. Dit besluit wordt tevens aangemerkt als een bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken zoals bepaald in het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer artikel 1 lid 1 en artikel 13 lid 1.
4. Het in het eerste lid bedoelde verbod is niet van toepassing bij daartoe door het waterschap ingerichte wachtplaatsen bij bruggen of sluizen.
Artikel 2 Inwerkingtreding
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Waterschapsblad en treedt in werking op 1 november 2018.
Artikel 3 Overgangsrecht
Vaartuigen die binnen de vrij te houden vaargeul liggen zijn tot 1 november 2020 uitgezonderd van het verbod als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
1. De ligplaats is aantoonbaar voor langere tijd in gebruik genomen vóór 14 september 2017;
2. de ligplaats is met toestemming van het bestuur van het waterschap ingenomen of de ligplaats is ingenomen in overeenstemming met de Keur Waterschap Rivierenland of bepalingen op grond van de Scheepvaartverkeerswet;
3. het recht op uitzondering volgens dit artikel gaat verloren als het perceel waarlangs het vaartuig is afgemeerd van eigenaar verandert.
Artikel 4 Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Verkeersbesluit afmeerverbod Buiten-Giessen en gedeelte Binnen-Giessen.