ECLI:NL:RBGEL:2019:2123

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 mei 2019
Publicatiedatum
15 mei 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 3751
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke uitspraak over verkeersbesluit ligplaatsverbod in vaargeul van Binnen- en Buiten-Giessen

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 15 mei 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland. De zaak betreft een verkeersbesluit dat op 15 mei 2018 door verweerder is genomen, waarbij een ligplaatsverbod is ingesteld in de vaargeul van de Binnen- en Buiten-Giessen. Eiser, die woont aan de Binnen-Giessen, heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat hij meent dat de vaargeul te smal is en hij onvoldoende ruimte heeft om zijn vaartuig af te meren. Tijdens de zitting op 27 maart 2019 zijn ook samenhangende zaken behandeld.

De rechtbank heeft overwogen dat het aan verweerder is om de belangen van de scheepvaart en de belangen van de eiser tegen elkaar af te wegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vaargeulbreedte van 7 meter, zoals vastgesteld in het verkeersbesluit, in redelijkheid is bepaald door verweerder, rekening houdend met de maximale vaartuigbreedte en de manoeuvreerruimte. Eiser heeft betoogd dat de vaargeul ter hoogte van zijn perceel een 'knik' maakt, waardoor er minder ligplaatsruimte is, en dat een vaargeul van 6 meter ook voldoende zou zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de uitgangspunten die verweerder heeft gehanteerd voor het intekenen van de vaargeul niet onredelijk zijn en dat het beroep van eiser ongegrond is verklaard.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar gedaan. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/3751

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser,

en

het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 mei 2018 heeft verweerder met een verkeersbesluit een ligplaatsverbod in de vaargeul van een deel van de Buiten-Giessen en Binnen-Giessen ingesteld.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2019. Tegelijk met deze zaak zijn de samenhangende zaken met nummers 18/3583, 18/3584, 18/3585 en 18/3756 behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden, M.Y.M. Roetman, F. Muller, F.A. Remmerswaal, J.W. Sterk en S. Verhulst.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser woont op het perceel [adres] te [woonplaats]. Zijn perceel ligt aan de rivier de Binnen-Giessen. De rivier is ter hoogte van zijn perceel ongeveer 10 meter breed. Tegenover zijn perceel wordt aan de zuidzijde van de rivier het nieuwbouwproject “Forte” gerealiseerd.
2. In het verkeersbesluit heeft verweerder voor de vaargeul een ligplaatsverbod ingesteld. Deze vaargeul is weergegeven op de kaart bij het verkeersbesluit. Ter hoogte van het perceel van eiser is een vaargeulbreedte van 7 meter gehanteerd. Verweerder heeft aangegeven dat de afstand van de vaargeul tot de insteek van de oever (dus exclusief aanlegsteiger) ter hoogte van het perceel van eiser ongeveer 2,40 meter bedraagt.
3. Eiser geeft aan dat de vaargeul ter hoogte van zijn perceel een “knik” maakt, waardoor bij zijn perceel minder ligplaatsruimte resteert. Hij wil graag een ligplaats met een breedte van 3 meter zodat hij een vaartuig kan afmeren. Volgens eiser hebben de eigenaren van het nieuwbouwproject “Forte” bij de aankoop van hun percelen ingestemd met een afmeerverbod, zodat ruimte aanwezig is om de vaargeul verder naar het zuiden te verschuiven. Volgens eiser is een vaargeul van 6 meter ook breed genoeg. Het is eiser onduidelijk waar de vaargeulbreedte van 7 meter op is gebaseerd.
4. De rechtbank overweegt dat het aan verweerder is om de betrokken belangen tegen elkaar af te wegen en om te beoordelen wanneer de in de Scheepvaartverkeerswet vermelde belangen het nemen van een verkeersmaatregel vergen als dit ligplaatsverbod. De rechtbank dient de uitkomst van die afweging door het bestuursorgaan te respecteren, tenzij geoordeeld moet worden dat verweerder daartoe niet in redelijkheid heeft kunnen komen. Vergelijk rechtsoverweging 7.1 van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 december 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3925.
Breedte vaargeul
5. De Binnen- en Buiten-Giessen zijn doorgaande vaarroutes. Op het smalste deel (de Binnen-Giessen) zijn op grond van de “Algemene regels behorende bij de Keur Waterschap Rivierenland 2014” vaartuigen met een breedte van 4 meter toegestaan.
In de toelichting bij het verkeersbesluit heeft verweerder aangegeven dat, uitgaande van de ter plaatse maximaal toegestane vaartuigbreedte van 4 meter en 1,5 meter manoeuvreerruimte aan beide zijden, een vaargeulbreedte van 7 meter voldoende breed is voor de doorgaande scheepvaart. Gelet op het algemene belang van de doorvaart en de veiligheid van het scheepvaartverkeer heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid uit mogen gaan van deze vaargeulbreedte van 7 meter.
De beroepsgrond slaagt niet.
Ligging vaargeul
6. In bijlage 2 bij het verkeersbesluit zijn de uitgangspunten opgenomen voor het intekenen van de vaargeul. Onder 1.3 en 1.5 is aangegeven dat de vaargeul is ingetekend door het midden te bepalen van de watergang zoals deze is weergegeven in de Legger wateren in 2017. Aan beide zijden van de middenlijn is een zone van 3,5 meter gehanteerd. Bij het intekenen is rekening gehouden met het verbreden van de watergang door het nieuwbouwproject “Forte” aan de Uranusstraat.
In het verkeersbesluit is de vaargeul ten opzichte van het ontwerpbesluit naar het zuiden verplaatst.
7. De rechtbank begrijpt dat eiser gebaat is bij het verder verleggen van de vaargeul naar de zuidzijde, gelet op de “knik” ter hoogte van zijn perceel. Verweerder heeft echter uniforme uitgangspunten gehanteerd bij het intekenen van de vaargeul. Deze uitgangspunten acht de rechtbank niet onredelijk. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder gelet op deze uitgangspunten de vaargeul dan ook in redelijkheid op de huidige plek op de kaart kunnen intekenen.
De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
8. Het beroep van eiser is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. van Breda, voorzitter, mr. drs. M.S.T. Belt en mr. H.J.M. Besselink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Mengerink, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.