In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 15 mei 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de ontvanger van de Belastingdienst, Landelijk Incasso Centrum. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de mededelingen van de ontvanger met betrekking tot de verrekening van de voorlopige teruggaaf 2017. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk was verklaard, omdat er geen bezwaar en beroep openstaat tegen de beslissingen van de ontvanger tot verrekening. De belastingrechter is niet bevoegd om hierover te oordelen; deze bevoegdheid ligt bij de civiele rechter. Eiser had ook een verzoek ingediend voor een dwangsom, maar de rechtbank oordeelde dat zij ook niet bevoegd was om hierover te beslissen, aangezien dit samenhangt met de niet-ontvankelijk verklaarde verrekeningen.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de ontvanger van de Belastingdienst de voorlopige teruggaaf op basis van de Invorderingswet 1990 heeft verrekend. Eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen deze verrekeningen, maar de rechtbank concludeerde dat de ontvanger terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank heeft eiser ook gewaarschuwd voor het onterecht procederen tegen besluiten waartegen geen rechtsgang openstaat, en heeft het verzoek van verweerder om eiser in de proceskosten te veroordelen afgewezen, omdat dit onvoldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft de zaak ongegrond verklaard en zich voor het overige onbevoegd verklaard.