ECLI:NL:RBGEL:2019:1910

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 mei 2019
Publicatiedatum
2 mei 2019
Zaaknummer
7516444
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie van proceskosten in zorgverzekering geschil met betalingsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, op 10 mei 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen Menzis Zorgverzekeraar N.V. en een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De procedure volgde op een zorgverzekeringsovereenkomst tussen partijen, waarbij de gedaagde een eigen risico van € 415,45 verschuldigd was over de periode van 20 januari 2018 tot en met 27 juni 2018. Menzis had meerdere aanmaningen gestuurd, maar de gedaagde had niet tijdig voldaan aan zijn betalingsverplichtingen. Na de dagvaarding had de gedaagde wel een bedrag van € 494,08 betaald, maar Menzis vorderde desondanks de proceskosten van de gedaagde, omdat deze in rechte was betrokken.

De kantonrechter heeft de feiten en het verweer van de gedaagde in overweging genomen. De gedaagde stelde dat hij een betalingsregeling had getroffen, maar Menzis betwistte dat deze regeling nog geldig was. De rechter oordeelde dat, hoewel de gedaagde mogelijk niet aan de betalingsverplichtingen had voldaan binnen de gestelde termijn, hij wel bereidheid had getoond om zijn schulden te voldoen. De kantonrechter concludeerde dat Menzis onvoldoende had beargumenteerd dat zij een rechtens relevant belang had bij de procedure, gezien de financiële situatie van de gedaagde en het feit dat er al loonbeslag was gelegd.

Daarom besloot de kantonrechter de proceskosten te compenseren, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de kantonrechter P.J. Wiegman.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 7516444 \ CV EXPL 19-551 \ 701 \ 40140
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
de naamloze vennootschap Menzis Zorgverzekeraar N.V.
gevestigd te Wageningen
eisende partij
gemachtigde GGN Mastering Credit N.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te Wijchen
gedaagde partij
procederend in persoon
Partijen worden hierna Menzis en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 januari 2019 met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen Menzis en [gedaagde] is een zorgverzekeringsovereenkomst tot stand gekomen bekend onder het kenmerk 5708538200.
2.2.
[gedaagde] is over de periode 20 januari 2018 tot en met 27 juni 2018 een eigen risico van € 415,45 aan Menzis verschuldigd.
2.3.
Menzis heeft op 6 februari 2019 een betaling van € 250,00 van [gedaagde] ontvangen en op 13 februari 2019 een betaling van € 244,08.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Menzis vordert - na vermindering van eis - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Menzis baseert haar vordering op het volgende. [gedaagde] liet, ondanks aanmaning door Menzis, na het verschuldigde eigen risico te voldoen. Menzis zag zich daardoor genoodzaakt haar vordering uit handen te geven en uiteindelijk [gedaagde] in rechte te betrekken. Pas na datum dagvaarding heeft [gedaagde] € 494,08 betaald. Hij is daarom de proceskosten verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Daarop wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen verschillen met name van mening over de vraag of [gedaagde] al dan niet terecht in rechte is betrokken en gehouden is de proceskosten te dragen. Tussen partijen staat vast dat zij in december 2018 een betalingsregeling van € 85,00 zijn overeengekomen. Menzis stelt dat die betalingsregeling is komen te vervallen aangezien [gedaagde] niet vóór 20 december 2018 € 85,00 heeft betaald. [gedaagde] stelt dat hij op 24 december 2018 een betaling van
€ 469,59 heeft verricht die eveneens in mindering diende te strekken op de onderhavige vordering. Uit het betalingsbewijs van 24 december 2018 (bijlage 2 bij antwoord) blijkt dat [gedaagde] bij de betreffende betaling het kenmerk 25253976 heeft vermeld. Menzis kon de betaling daardoor terecht in zijn geheel aan dat dossier toekennen.
4.2.
Hoewel [gedaagde] de betaling mogelijk niet binnen de door Menzis gestelde termijn heeft voldaan en niet heeft aangegeven dat een deel van die betaling ook toezag op de onderhavige vordering, kon Menzis evenwel opmaken dat [gedaagde] bereid was de opgelopen achterstand(en) te voldoen. Van Menzis (en haar gemachtigde) mag dan verwacht worden dat zij inspeelt op de situatie en waar mogelijk extra hoge kosten tracht te voorkomen wanneer duidelijk blijkt dat er bereidheid is de vordering te voldoen. Gezien het aantal vorderingen die GGN namens Menzis in behandeling heeft mag Menzis bekend worden geacht met de financiële situatie van [gedaagde], waaronder het gelegde loonbeslag. Menzis heeft er evenwel alsnog voor gekozen een gerechtelijke procedure te starten met alle kosten van dien. In dat kader heeft Menzis onvoldoende beargumenteerd dat zij desalniettemin een rechtens relevant belang heeft bij de procedure. De kantonrechter ziet daarom aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.2.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. P.J. Wiegman en in het openbaar uitgesproken op