Uitspraak
in de zaak tussen
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 26 april 2019 uitspraak gedaan in een belastinggeschil tussen eiser, [X], en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Doetinchem, over de voldoening van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM). Eiser had op 8 augustus 2017 aangifte BPM gedaan voor een Volkswagen Golf, waarbij hij de afschrijving had bepaald aan de hand van een taxatierapport. De handelsinkoopwaarde van de auto was vastgesteld op € 7.280, na aftrek van schade. De inspecteur had het bezwaar van eiser tegen de BPM-aanslag ongegrond verklaard, waarna eiser in beroep ging.
Tijdens de zitting op 12 april 2019 was eiser niet aanwezig, maar zijn gemachtigde had een pleitnota ingediend die door de rechtbank werd geweigerd. De rechtbank oordeelde dat de hoorplicht niet was geschonden, omdat de inspecteur voldoende gelegenheid had geboden voor een hoorgesprek, maar eiser daarvan geen gebruik had gemaakt. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur niet in gebreke was gebleven en dat de hoogte van de BPM correct was vastgesteld.
Eiser had ook verzocht om teruggaaf van onverschuldigd betaalde belasting, rente, proceskostenvergoeding en teruggaaf van het griffierecht. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was voor een vermindering van de BPM, omdat eiser niet had aangetoond dat hij teveel BPM had voldaan. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken van eiser af. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.