ECLI:NL:RBGEL:2019:1795

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 maart 2019
Publicatiedatum
26 april 2019
Zaaknummer
349203
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van zorgkosten in kort geding tussen zorgaanbieder en zorgkantoor

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 maart 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Zeker Zorg en de stichting Zorgkantoor Menzis. Zeker Zorg, een zorgaanbieder, vorderde betaling van zorgkosten die zij had gedeclareerd voor 66 cliënten die onder de Wet Langdurige Zorg (WLZ) vallen. Zorgkantoor Menzis had een bedrag van € 3.532.033,38 aan zorgkosten gedeclareerd, waarvan € 2.321.881,00 was betaald. Het resterende bedrag van € 1.210.152,38 was niet betaald, omdat Zorgkantoor Menzis twijfels had over de geleverde zorg. Na een materiële controle concludeerde Zorgkantoor Menzis dat Zeker Zorg niet de juiste zorg had geleverd en stelde het zorgkantoor Zeker Zorg aansprakelijk voor een schade van € 993.820,34 wegens wanprestatie.

Zeker Zorg vorderde in kort geding een voorschot op de zorgkosten en verzocht om de betaling van de nog openstaande declaraties te hervatten. Zorgkantoor Menzis voerde verweer en stelde dat Zeker Zorg slechts één onderdeel van de zorg had geleverd, terwijl zij een volledig pakket had gedeclareerd. De voorzieningenrechter oordeelde dat Zorgkantoor Menzis voldoende aannemelijk had gemaakt dat de geleverde zorg niet voldeed aan de verwachtingen die onder de WLZ en de zorgovereenkomst waren gesteld. De rechter wees de vordering van Zeker Zorg tot betaling van een voorschot af, maar oordeelde dat Zorgkantoor Menzis de betalingen voor de zorg die vanaf 1 januari 2019 was geleverd, diende te hervatten.

De rechter bepaalde dat Zorgkantoor Menzis de door Zeker Zorg ingediende declaraties voor verleende zorg vanaf 1 januari 2019 moest vergoeden, mits deze onderbouwd waren met de juiste documentatie. Tevens werd Zorgkantoor Menzis verboden om eventuele vorderingen uit onverschuldigde betaling te verrekenen met de nieuwe declaraties totdat de hoogte van de vorderingen definitief was vastgesteld. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/349203 / KG ZA 19-45
Vonnis in kort geding van 19 maart 2019
in de zaak van
de stichting
STICHTING ZEKER ZORG,
gevestigd te Enschede,
eiseres,
advocaat mr. B. Holthuis te Deventer,
tegen
de stichting
STICHTING ZORGKANTOOR MENZIS,
gevestigd te Wageningen,
gedaagde,
advocaat mr. R.P. Scherer te Enschede.
Partijen zullen hierna Zeker Zorg en Zorgkantoor Menzis worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 13
  • de nagezonden producties 14 en 15 van Zeker Zorg
  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 11 van Zorgkantoor Menzis
  • de nagezonden productie 12 van Zorgkantoor Menzis
  • de mondelinge behandeling van 5 maart 2019
  • de pleitnota van Zeker Zorg
  • de pleitnota van Zorgkantoor Menzis.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Zeker Zorg is een zorgaanbieder in de zin van artikel 1 Wet Langdurige Zorg (WLZ). De onder de WLZ verzekerde zorg is bedoeld voor personen die permanent toezicht nodig hebben of zijn aangewezen op permanente zorg in de nabijheid vanwege problemen met de fysieke en/of mentale gezondheid. Zeker Zorg biedt onder andere zorg aan cliënten met een (lichte) verstandelijke beperking.
2.2.
Zorgkantoor Menzis is een WLZ-uitvoerder in de zin van artikel 1 in samenhang met artikel 4.2.4. WLZ.
2.3.
Tussen partijen is op 30 november 2017 een overeenkomst gesloten waarin zij zijn overeengekomen dat Zeker Zorg zorg zal leveren aan haar cliënten volgens de zorgprofielen VG03 en VG06. Dit betreft 66 cliënten. Een zorgprofiel beschrijft de individuele zorgbehoefte van een persoon en wordt toegekend in een indicatiebesluit door het Centraal Indicatie Orgaan Zorg (CIZ). In de tussen partijen gesloten overeenkomst staat onder meer vermeld:
‘(…)
Deel II: Regiogebonden deel
Artikel 9: Controle: aanvulling op artikel 12 van deel III
1. De zorgaanbieder dient aan te tonen dat de zorg deugdelijk is geleverd. Uit de administratie van de zorgaanbieder moet in ieder geval blijken:
 Dat zorg is geleverd op basis van de gestelde indicatie
 Dat een zorgplan op basis van de indicatie is opgesteld
 Dat de zorg conform zorgplan is uitgevoerd door bekwaam en deskundig personeel
 Dat de gedeclareerde zorg ook daadwerkelijk is geleverd
2. Betalingen voor zorg waarbij de zorgaanbieder niet aan het eerste lid voldoet moeten door de zorgaanbieder aan het zorgkantoor terug worden betaald. Het zorgkantoor heeft de mogelijkheid ten onrechte gedane betalingen gedurende de duur van de overeenkomst of gedaan in enig voorafgaand jaar te verrekenen bij de herschikking of bij nacalculatie.
3. (…)
Deel III: Algemeen deel
Artikel 12: Controle en verstrekking van gegevens
Ten onrechte gedane betalingen gedurende de duur van de overeenkomst of gedaan in enig voorafgaand jaar leiden tot ten minste terugvordering van hetgeen onterecht voldaan is vermeerderd met wettelijke rente en te maken kosten, al dan niet verrekend met nog openstaande dan wel toekomstige declaraties.
(…)’
2.4.
Cliënten van Zeker zorg kunnen hun CIZ-indicatie verzilveren door te kiezen voor een volledig pakket thuis (VPT) of een modulair pakket thuis (MPT). In het kader van een VPT krijgt een cliënt in feite intramurale zorg, maar dan in de eigen woning. Het gaat daarbij in ieder geval om de zorgcomponenten eten en drinken, schoonmaak van woonruimte en persoonlijke verzorging, begeleiding en verpleging. Bij een MPT krijgt een cliënt deze zorgcomponenten los, veelal van verschillende aanbieders, en moet de cliënt zijn of haar eigen eten en drinken bekostigen.
2.5.
Zeker Zorg heeft in de jaren 2017 en 2018 ten behoeve van 66 cliënten die voor een VPT hebben gekozen voor een bedrag van € 3.532.033,38 aan zorgkosten bij Zorgkantoor Menzis gedeclareerd. Van dit gedeclareerde bedrag heeft Zorgkantoor Menzis een bedrag van € 2.321.881,00 voldaan. Het resterende bedrag van € 1.210.152,38 is niet betaald.
2.6.
Zorgkantoor Menzis heeft naar aanleiding van externe signalen dat Zeker Zorg niet de juiste zorg aan haar cliënten zou leveren na betaling van een gedeelte van de declaraties getracht te controleren of Zeker Zorg de gedeclareerde zorg ook werkelijk heeft geleverd. Deze materiële controle heeft in april 2018 plaatsgevonden waarbij de periode januari 2017 tot en met maart 2018 is onderzocht. Hierbij heeft Zorgkantoor Menzis 30 van de 66 cliëntdossiers van Zeker Zorg beoordeeld. Bij brief van 28 juni 2018 heeft Zorgkantoor Menzis de voorlopige resultaten van deze controle aan Zeker Zorg kenbaar gemaakt. Deze brief vermeldt onder meer het volgende:
‘(…)
Op basis van de uitgevoerde materiële controle op 12 april 2018 heeft Menzis Zorgkantoor geconcludeerd dat de leveringsvorm VPT, welke worden gedeclareerd in 2017 en 2018 niet zijn geleverd, maar enkel Begeleiding individueel Dit is ook tijdens het nagesprek met Stichting Zeker Zorg aangegeven. Stichting Zeker Zorg geeft aan dat zij 24/7 Begeleiding individueel leveren aan cliënten. Tijdens de detailcontrole heeft Menzis Zorgkantoor dit niet kunnen vaststellen. Menzis Zorgkantoor heeft tijdens de detailcontrole vastgesteld dat door Stichting Zeker Zorg enkel begeleiding individueel wordt geleverd en geen andere vormen van zorg conform VPT, met uitzondering van de hotelmatige kosten van 45 euro, welke aan de cliënt of vertegenwoordiger wekelijks worden uitgekeerd.
In de periode van 1 januari 2017 t/m 30 april 2018 is door Stichting Zeker Zorg voor al hun cliënten een VPT gedeclareerd. Zoals eerder aangegeven is tijdens de materiele controle vastgesteld dat er geen VPT’s zijn geleverd, maar alleen Begeleiding individueel. De verdieping op het onderzoek heeft de conclusie van de materiele controle bevestigd. Als gevolg hiervan is over de eerder genoemde periode totaal € 993.820 aan onrechtmatige zorg gedeclareerd. (…)’
2.7.
Op 5 oktober 2018 heeft Zorgkantoor Menzis haar definitieve controlerapport vastgesteld. Dit rapport vermeldt voor zover thans van belang het volgende:
‘(…)
Bevindingen
 Uit de cliëntdossiers komt duidelijk naar voren dat er alleen begeleiding individueel wordt geleverd aan cliënten en geen andere vormen van zorg conform de VPT. In de zorgovereenkomst tekent de cliënt alleen voor 24 uur begeleiding, volledig pakket thuis. In de zorgovereenkomst wordt verder niets gemeld over welke zorg de cliënt gaat ontvangen naast de 24/7 begeleiding;
 Cliënten tekenen een aparte overeenkomst met betrekking tot hotelmatige kosten. De cliënt ontvangt een wekelijkse bijdrage voor het kopen van eten & drinken en aanverwante zaken zoals bijvoorbeeld “schoonmaken en schoonmaakmiddelen”. Hiernaast zijn er cliënten die ook een pakket van de voedselbank ontvangen. Stichting Zeker Zorg geeft aan dat zij aan hun cliënten een redelijk bedrag uitkeren voor voeding en andere noodzakelijke boodschappen en dat dit niet de reden kan zijn dat mensen gebruik moeten maken van de voedselbank. Aangezien het VPT voorzienend zou moeten zijn in het eten & drinken (24/7) van de cliënt zou dit niet nodig moeten zijn en is het de vraag of dit legitiem is. (…)
 (…)
 In het algemeen is er geen eenduidige wijze van rapporteren binnen Stichting Zeker Zorg. Op basis van de huidige cliëntdossiers is het voor een nieuwe medewerker onduidelijk, welke zorg aan de cliënt dient te worden geleverd.
 Stichting Zeker Zorg heeft aangegeven dat sinds ongeveer mei 2017 de zorgplannen halfjaarlijks worden geëvalueerd. Dit is bij meerdere cliënten niet terug te zien in het dossier ook al is meest het actuele zorgplan opgesteld in augustus 2017.
 (…)
 Meerdere zorgtoewijzingen hebben betrekking op een 6VG intensieve begeleiding & verzorging, maar er wordt alleen begeleiding geleverd niet zijnde 24/7 uur en geen verzorging bij deze cliënten.
 (…)
Bevindingen medisch adviseur
 Voor alle cliënten waarvan de dossiers in zijn gezien, zijn VPT indicaties aanwezig, echter tijdens de controle werd door de medisch adviseurs geconstateerd dat er alleen begeleiding geleverd wordt. Bij navraag werd door Stichting Zeker Zorg aangegeven dat ‘de begeleiding zo goed is dat persoonlijke verzorging niet meer nodig is’. Er wordt echter in geen enkel dossier gesproken over begeleiding bij of controle op persoonlijke verzorging, terwijl dit gezien de gestelde indicaties en de complexiteit van de zorgvraag van de cliënten wel in de lijn der verwachting ligt.
 In de dossiers is niet terug te vinden dat er huishoudelijke hulp geleverd wordt zoals bedoelt binnen een VPT. Wel wordt er regelmatig gerapporteerd over ‘rommel in huis’, echter wordt niet helder hoe dit dan wordt aangepast en welk deel van de huishouding wordt overgenomen. Dit is ook niet terug te vinden in de handelswijze en de begeleidingsdoelen.
 (…)
 Cliënten hebben volgens Stichting Zeker Zorg allemaal hun eigen buddy, deze staat 24/7 tot hun beschikking. Volgens Zeker Zorg wordt er zeer kritisch gekeken naar de inzet van deze buddy’s en kan dit niet zomaar worden overgenomen, na verder uitvragen blijken de buddy’s met elkaar in een pool te zitten waardoor ze elkaar kunnen vervangen indien nodig.
 In de dossiers is niet in te zien welke WLZ indicatie er per cliënt aanwezig is, deze gegevens zijn niet extra te openen. De medisch adviseurs kunnen niet vaststellen dat het voor de cliënten duidelijk is waarvoor ze zorg ontvangen.
(…)’
2.8.
Op basis van deze resultaten heeft Zorgkantoor Menzis Zeker Zorg bij brief van
5 oktober 2018 aansprakelijk gesteld voor een schade van € 993.820,34 over de periode van 1 januari 2017 tot 1 april 2018 wegens wanprestatie. Zeker Zorg is niet tot betaling van dit bedrag overgegaan.
2.9.
Zorgkantoor Menzis heeft met betrekking tot haar (hiervoor onder 2.8. weergegeven) vordering tot terugbetaling van € 993.820,34 over de periode van
1 januari 2017 tot 1 april 2018 en de te verwachten terugvordering over de rest van 2018 de betaling van de op dat moment nog niet uitbetaalde zorg over 2017 en 2018 ter hoogte van
€ 1.210.152,38 volledig opgeschort.
2.10.
Zeker Zorg heeft sinds 1 januari 2019 nog geen nieuwe zorgkosten bij Zorgkantoor Menzis gedeclareerd.

3.Het geschil

3.1.
Zeker Zorg vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I Zorgkantoor Menzis te veroordelen bij wijze van voorschot op de definitieve vergoeding over de jaren 2017 en 2018 tegen kwijting aan Zeker Zorg te betalen een bedrag van € 650.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding;
II Zorgkantoor Menzis te veroordelen bij wijze van voorschot op de definitieve vergoeding over 2019 te betalen een bedrag van € 150.000,00 per maand vanaf
1 januari 2019;
III Zorgkantoor Menzis te verbieden haar vordering wegens onverschuldigde betaling te verrekenen met de door Zeker Zorg vanaf 1 januari 2019 te declareren zorg totdat de hoogte van de vorderingen over en weer (al dan niet in rechte) definitief is vastgesteld;
IV Zorgkantoor Menzis te veroordelen tegen kwijting aan Zeker Zorg op de gebruikelijke wijze te voldoen de wegens vanaf 1 januari 2019 te leveren zorg ingediende en nog in te dienen declaraties;
V Zorgkantoor Menzis te veroordelen in de proces- en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Zorgkantoor Menzis voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van dit geschil van belang, worden ingegaan.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
De spoedeisendheid van de vorderingen vloeit voldoende uit de stellingen van Zeker Zorg voort.
4.2.
Zeker Zorg vordert kort gezegd veroordeling van Zorgkantoor Menzis tot betaling van (een voorschot op) gedeclareerde zorg over de jaren 2017 tot en met 2019. Zeker Zorg legt aan deze vordering ten grondslag dat zij aan 66 cliënten zorg verleent in de vorm van een VPT en dat zij deze zorg in 2017 en 2018 op basis van een overeenkomst met Zorgkantoor Menzis bij Zorgkantoor Menzis heeft gedeclareerd. Zeker Zorg stelt dat Zorgkantoor Menzis op basis van een materiële controle ten onrechte heeft geconcludeerd dat zij van de verschillende zorgcomponenten die de VPT kent slechts persoonlijke begeleiding heeft geleverd en dat Zeker Zorg dus ook slechts die zorg mag declareren. Volgens Zeker Zorg is Zorgkantoor Menzis vervolgens zonder deugdelijke grond tot opschorting van de betaling van een bedrag van circa € 1,2 miljoen aan gedeclareerde zorg overgegaan, waardoor Zeker Zorg in financiële moeilijkheden is komen te verkeren en
zonder hervatting van de betaling hoogstwaarschijnlijk binnenkort in staat van faillissement zal komen te verkeren. Zorgkantoor Menzis voert verweer en voert aan dat uit onderzoek is gebleken dat Zeker Zorg in de jaren 2017 en 2018 voor 66 cliënten VPT heeft gedeclareerd, terwijl zij in die periode slechts één onderdeel van dat zorgpakket heeft geleverd. Zorkantoor Menzis voert aan dat Zeker Zorg daarom in 2017 en 2018 een te hoog bedrag aan zorg vergoed heeft gekregen, zodat Zorgkantoor Menzis ter terugvordering van dat bedrag het nog niet uitgekeerde deel aan declaraties mag verrekenen, althans opschorten tot dat bedrag. Volgens Zorgkantoor Menzis moet de volledige (terug)vordering op Zeker Zorg eerst zijn voldaan, althans zijn gedekt, voor de betalingen weer zullen worden opgestart, zodat de vordering van Zeker Zorg in dit kort geding dient te worden afgewezen.
4.3.
De standpunten van partijen doen de vraag rijzen of Zeker Zorg vanaf 2017 tot heden zorg in de zin van een VPT heeft geleverd waarvoor ook volledig dient te worden betaald of slechts één onderdeel daarvan waarvoor een (beduidend) lager bedrag zou zijn verschuldigd. Vaststaat dat VPT neerkomt op intramurale zorg minus de component interne bewoning. Het betreft feitelijk een compleet pakket aan zorg in natura. Op grond van artikel 3.1.1. WLZ krijgt de verzekerde bij de keuze voor een VPT, afhankelijk van zijn of haar zorgprofiel, onder meer zelfstandige woonruimte (verblijf), inclusief bijbehorende voorzieningen, waaronder in elk geval eten en drinken, schoonmaak van de woonruimte en persoonlijke verzorging en begeleiding. Om te beoordelen of Zeker Zorg recht heeft op vergoeding van zorg onder de VPT, zullen deze zorgcomponenten hierna ieder afzonderlijk worden behandeld.
4.4.
Ten aanzien van de component eten en drinken is ter zitting gebleken dat Zeker Zorg aan haar 66 cliënten uit hoofde van de VPT kennelijk een bepaald weekbedrag ter beschikking heeft gesteld in plaats van deze cliënten feitelijk van eten en drinken te voorzien. Volgens Zeker Zorg is dit mogelijk in het kader van de WLZ en hoeft zij in die zin de zorgcomponent eten en drinken voor haar cliënten niet perse in natura te voldoen. Dat het verstrekken van een bepaald weekbedrag voor eten en drinken inderdaad een mogelijkheid is die onder de WLZ in het kader van een VPT toelaatbaar is, heeft ook Zorgkantoor Menzis ter zitting bevestigd. Het enkele feit dat Zeker Zorg deze zorgcomponent op zodanige wijze heeft ingericht, levert in beginsel dan ook geen strijd met de VPT en/of de WLZ op. De discussie tussen partijen of Zeker Zorg deze zorgcomponent aan haar cliënten heeft geleverd, kan dan ook hooguit betrekking hebben op de hoogte van het wekelijks uitgekeerde bedrag. In het kader van dit kort geding bestaat onvoldoende reden om aan te nemen dat het namens Zeker Zorg genoemde weekbedrag van € 45,00 per cliënt in het geheel niet zou zijn betaald. In haar correspondentie en ook ter zitting lijkt Zorgkantoor Menzis zelf ook van die betalingen uit te gaan. Dat werkelijk is betaald, is ter zitting namens een lid van de Raad van Toezicht van Zeker Zorg, tevens werkzaam als accountant, nogmaals bevestigd, waarbij hij een uit de administratie blijkend bedrag van
€ 168.000,00 in 2017 heeft genoemd. Weliswaar heeft Zorgkantoor Menzis dit niet kunnen controleren aan de hand van onderliggende bescheiden, maar Zorgkantoor Menzis heeft onvoldoende tegenover deze verklaring gesteld om de juistheid daarvan in twijfel te trekken. Aangenomen moet daarom worden dat Zeker Zorg een bedrag voor eten en drinken heeft uitgekeerd, waarbij voorshands zal worden uitgegaan van het door de accountant genoemde bedrag van circa € 168.000,00 in 2017. Niet kan worden vastgesteld dat dit bedrag te laag is en niet voldoet aan de afspraken die gelden in het kader van een VPT. Zorgkantoor Menzis heeft desgevraagd immers niets kunnen verklaren over de omvang van het dagtarief voor de component eten in drinken in verhouding tot de totale dagvergoeding van circa € 160,00 per cliënt. Op dit moment kan aan de hand van de NIBUD norm die uitgaat van een minimale behoefte van € 47,00 - € 52,00 per week per persoon daarom hooguit worden geconcludeerd dat een uitkering van € 45,00 per week aan de lage kant is, maar niet kan worden gezegd dat zonder meer sprake is van strijd met de zorg waarop een cliënt recht heeft onder de VPT.
4.5.
In het kader van de component schoonmaken is in artikel 3.1.1. WLZ bepaald dat een verzekerde onder de VPT in elk geval recht heeft op schoonmaak van woonruimte. In de memorie van toelichting is expliciet benoemd dat de zorgaanbieder verantwoordelijk is voor die schoonmaak, hetgeen Zorgkantoor Menzis ter zitting ook heeft bevestigd. In dat verband heeft het Zorginstituut nog opgemerkt dat de zorgaanbieder, net zoals dat bij intramurale zorg het geval is, niet verplicht mag stellen dat de verzekerde meehelpt bij het schoonmaken. Op basis daarvan heeft in het kader van de VPT als uitgangspunt te gelden dat de woonruimte voor de cliënt wordt schoongemaakt en dat het al dan niet schoonmaken niet afhankelijk mag worden gesteld van wat de cliënt daarin zelf kan bijdragen. Aannemelijk is dat op zichzelf naar de mate van zelfredzaamheid van de cliënt mag worden gekeken en dat de cliënt ook wel bij de schoonmaakwerkzaamheden mag worden betrokken, maar vaststaat dat onafhankelijk van die betrokkenheid de woonruimte hoe dan ook periodiek moet worden schoongemaakt. Zeker Zorg heeft hierover ter zitting verklaard dat zij werkt met zogenaamde buddy’s die in het kader van het bevorderen van de zelfredzaamheid van cliënten eerst proberen de cliënt zelf te laten schoonmaken en, indien dat niet het gewenste resultaat oplevert, eventueel zelf behulpzaam zijn. Dit voldoet niet aan wat men onder de VPT wat betreft de component schoonmaken van een zorgverlener mag verwachten. Zorgkantoor Menzis is ter zitting het antwoord op de vraag welk bedrag voor de component schoonmaken in de dagvergoeding onder de VPT is verwerkt schuldig moeten blijven.
4.6.
Verder bevat de VPT nog de component persoonlijke verzorging. De definitie hiervan luidt op de voet van artikel 1.1.1. WLZ het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging, gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid. Zeker Zorg heeft ter zitting verklaard dat haar cliënten geen lichamelijke beperking hebben waardoor zij op het gebied van persoonlijke verzorging niet meer zelfredzaam zijn, zodat het verlenen van persoonlijke verzorging door (buddy’s werkzaam bij) Zeker Zorg niet aan de orde is. De cliënten verzorgen zichzelf en krijgen vanuit Zeker Zorg enkel aansturing indien zij dat niet tijdig doen. Gelet op de hiervoor aangehaalde omschrijving bestaat de kans dat deze invulling van de zorg niet voldoet aan wat een verzekerde onder de VPT op dat gebied van een zorgverlener mag verwachten.
4.7.
Dit alles leidt ertoe dat aanleiding bestaat om aan te nemen dat de zorg die namens Zeker Zorg is geleverd en als VPT bij Zorgkantoor Menzis is gedeclareerd niet overeenkomt met hetgeen onder de VPT mag worden verwacht. De controles die Zorgkantoor Menzis in dat verband heeft uitgevoerd hebben dat voldoende uitgewezen. Nu het tarief dat voor een VPT wordt uitgekeerd op levering van die specifieke zorg(componenten) is afgestemd, moet worden aangenomen dat Zorgkantoor Menzis over de jaren 2017 en 2018 meer aan Zeker Zorg heeft betaald dan door Zeker Zorg feitelijk aan zorg is geleverd. Mede met het oog op de tussen partijen gesloten zorgovereenkomst, waarin in de artikelen 9 van deel II en 12 van deel III is bepaald dat het aan de zorgverlener is om aan te tonen dat de door haar gedeclareerde zorg werkelijk is geleverd, is aannemelijk dat Zorgkantoor Menzis een vordering op Zeker Zorg heeft tot terugbetaling van een onverschuldigd aan Zeker Zorg betaald bedrag.
4.8.
Zorgkantoor Menzis heeft in dat verband de volgende rekensom gemaakt. Vaststaat dat Zeker Zorg over de jaren 2017 en 2018 een bedrag van € 3.532.033,38 heeft gedeclareerd. Van dit bedrag heeft Zorgkantoor Menzis € 2.321.881,00 aan Zeker Zorg betaald. Het restantbedrag van € 1.210.152,38 is tot op heden onbetaald gebleven. Zorgkantoor Menzis voert aan dat is gebleken dat Zeker Zorg geen VPT heeft geleverd maar enkel de component persoonlijke begeleiding, hetgeen volgens Zorgkantoor Menzis gelijk staat aan de levering van MPT. Volgens Zorgkantoor Menzis heeft Zeker Zorg daarom aanspraak op betaling van een bedrag gelijk aan het bedrag waarop zij aanspraak zou hebben indien zij MPT aan haar cliënten zou hebben geleverd. Zorgkantoor Menzis heeft op die basis becijferd dat Zeker Zorg over de periode van 1 januari 2017 tot 1 april 2018 recht heeft op een (MPT-)vergoeding van € 1.073.729,48, zodat haar vordering op Zeker Zorg
€ 993.820,34 bedraagt. Die benadering is te simplistisch. Op basis van al het vorenstaande moet worden aangenomen dat Zeker Zorg in voornoemde periode in ieder geval geld voor de zorgcomponent eten en drinken aan haar cliënten heeft betaald, naar moet worden aangenomen een bedrag van circa € 168.000,00 over 2017. Dit leidt ertoe dat van de vordering van Zorgkantoor Menzis van € 993.820,34 over de periode 1 januari 2017 tot
1 april 2018 in ieder geval een bedrag van € 168.000,00 voor de door Zeker Zorg verleende zorgcomponent eten en drinken moet worden afgetrokken.
4.9.
Daarnaast is aannemelijk dat tot op zekere hoogte enige schoonmaakwerkzaamheden door buddy’s zijn verricht en wellicht ook (minimale) persoonlijke verzorging, maar deze zorg laat zich niet specifiek begroten. In het kader van dit kort geding zullen deze componenten daarom als voorlopig uitgangspunt worden gewaardeerd op 20% van de vergoeding van € 1.073.729,48 waarop Zeker Zorg volgens Zorgkantoor Menzis recht heeft. Dit komt neer op een bedrag van € 214.745,90. In totaal heeft Menzis voorshands geoordeeld aldus een vordering op Zeker Zorg over de periode
1 januari 2017 tot 1 april 2018 van (€ 993.820,34 - € 168.000,00 - € 214.745,90 =)
€ 611.074,44.
4.10.
Vaststaat dat Zorgkantoor Menzis over de jaren 2017 en 2018 een bedrag van
€ 1.210.152,38 onbetaald heeft gelaten en de betaling daarvan heeft opgeschort. Ervan uitgaande dat in het jaar 2018 bij Zeker Zorg eenzelfde werkwijze gold en ook over deze periode en bedrag voor de component eten en drinken en overige zorgcomponenten aan Zeker Zorg dient te worden toegekend, kan heel globaal worden geconcludeerd dat bij de opschorting van een bedrag van ruim € 1,2 miljoen met het oog op verrekening geen risico bestaat dat Zorgkantoor Menzis naast die inhouding nog een vordering op Zeker Zorg heeft over het jaar 2018.
4.11.
Bij deze stand van zaken ziet de voorzieningenrechter geen grond de vordering van Zeker Zorg strekkende tot betaling van een voorschot over 2017 en 2018 van € 650.000,00 toe te wijzen, zodat deze zal worden afgewezen. Wel bestaat aanleiding Zorgkantoor Menzis te veroordelen de betalingen aan Zeker Zorg vanaf 2019 weer te hervatten en in dat verband door Zeker Zorg gedeclareerde zorg vanaf 1 januari 2019 weer te gaan vergoeden. Nu vanaf 1 januari 2019 al zorg is verleend, betreft dit geen voorschotten maar declaraties voor werkelijk reeds geleverde zorg. Voor zover de afwikkeling van die (nog in te dienen) declaraties bevoorschotting met zich brengt, mag van Zorgkantoor Menzis worden verwacht dat zij voorschotten verstrekt. Dat Zeker Zorg op grond van gebruikelijke afhandeling aanspraak heeft op voorschotten van € 150.000,00 per maand kan niet worden vastgesteld. Voor toewijzing van dit deel van de vordering is geen grond. Zeker Zorg heeft ten aanzien van de declaraties ter zitting verklaard dat zij met behulp van Zorgkantoor Menzis haar werkwijze vanaf september 2018 heeft gewijzigd en heeft aangepast naar hetgeen Zorgkantoor Menzis nodig heeft om tot uitbetaling van declaraties te kunnen overgaan. Met inachtneming daarvan mag enerzijds van Zeker Zorg worden verwacht dat zij haar declaraties vanaf 1 januari 2019 bij Zorgkantoor Menzis indient onderbouwt met stukken aangaande de verleende zorg en een overzicht van welke cliënten in 2019 voor een VPT of een MPT hebben gekozen. Daarnaast dient zij Zorgkantoor Menzis gelijktijdig met het indienen van de declaraties van stukken te voorzien waaruit blijkt dat zij ook overigens de zorg heeft geleverd die past bij de zorgindicatie van de betreffende cliënt en de door die cliënt gekozen zorgvorm. Anderzijds mag dan van Zorgkantoor Menzis worden verwacht dat zij tot uitbetaling van die declaraties overgaat, mede vanwege het feit dat zij ter zitting heeft verklaard er niet op uit te zijn Zeker Zorg ten onder te laten gaan en de samenwerking juist graag wil voortzetten. De vordering van Zeker Zorg zal dienovereenkomstig worden toegewezen.
4.12.
Onder de hiervoor genoemde voorwaarden zal ook het gevorderde verbod vorderingen wegens onverschuldigde betaling te verrekenen met door Zeker Zorg in te dienen declaraties vanaf 1 januari 2019 worden toegewezen, totdat de hoogte van de (eventuele) vorderingen van partijen over en weer definitief zijn vastgesteld.
4.13.
Nu partijen zowel in het gelijk als in het ongelijk zullen worden gesteld, bestaat aanleiding de proceskosten tussen partijen te compenseren als na te melden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt Zorgkantoor Menzis de door Zeker Zorg in te dienen declaraties met betrekking tot verleende zorg vanaf 1 januari 2019 te vergoeden, onder de voorwaarden dat Zeker Zorg deze declaraties onderbouwt met stukken waaruit blijkt welke zorg op welk moment aan welke cliënt is geleverd, of de betreffende cliënt in het jaar 2019 voor een VPT of voor een MPT heeft gekozen en of de verleende zorg met de gekozen zorgvorm en de door het CIZ afgegeven zorgindicatie correspondeert,
5.2.
verbiedt Zorgkantoor Menzis eventuele vorderingen uit onverschuldigde betaling over de jaren 2017 en 2018 met de hiervoor onder 5.1. bedoelde declaraties te verrekenen, totdat de hoogte van de eventuele vorderingen van partijen over en weer (al dan niet in rechte) definitief zijn vastgesteld,
5.3.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.H.J. Krijnen op 19 maart 2019.