ECLI:NL:RBGEL:2019:1727

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 april 2019
Publicatiedatum
19 april 2019
Zaaknummer
350695
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verbod tot ontruiming van gekraakt pand op strafrechtelijke gronden

Op 19 april 2019 heeft de Rechtbank Gelderland in een kort geding uitspraak gedaan in de zaak tussen [naam eiser] en de Staat der Nederlanden. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.F. van Hulst, vorderde een verbod op de ontruiming van een pand dat hij had gekraakt, op basis van strafrechtelijke gronden. De Staat, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Beekes, voerde verweer en concludeerde tot afwijzing van de vordering.

De feiten van de zaak zijn als volgt: het pand, eigendom van Staatsbosbeheer, was sinds 1983 in bezit van de Staat en was in gebruik bij verschillende personen via een leegstandsbeheerder. Na de ontdekking van explosieven in de omgeving, werd het pand onbewoonbaar verklaard. Op 5 maart 2019 heeft de eiser het pand gekraakt. Staatsbosbeheer deed aangifte van huisvredebreuk en de officier van justitie kondigde aan dat de bewoners als verdachten werden aangemerkt.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van de eiser moest worden afgewezen. De rechter stelde vast dat de eiser zonder recht of titel in het pand verbleef en dat de Staat op goede gronden kon aannemen dat er sprake was van wederrechtelijkheid. De rechter concludeerde dat de belangen van de Staat bij ontruiming zwaarder wogen dan de belangen van de eiser bij voortzetting van zijn verblijf in het pand. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten van de Staat, die op € 1.819,00 werden begroot.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/350695 / KG ZA 19-95
Vonnis in kort geding van 19 april 2019
in de zaak van
[naam eiser],
wonende te [woonplaats eiser] ,
eiser,
advocaat mr. M.F. van Hulst te Utrecht,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE STAAT DER NEDERLANDEN (MINISTERIE VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE),
zetelend te ‘s-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. M. Beekes te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [naam eiser] en de Staat genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 7
  • de brief van de zijde van de Staat van 4 april 2019 met producties 8 tot en met 11
  • het bericht van de zijde van [naam eiser] van 4 april 2019 met producties 1 tot en met 4
  • de brief van de zijde van de Staat van 5 april 2019 met productie 12
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [naam eiser]
  • de pleitnota van de Staat.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Het [woonadres] is sinds 1983 in eigendom van Staatsbosbeheer.
2.2.
Sinds 2016 is [toevoeging woonadres] in het kader van leegstandsbeheer in gebruik geweest bij verschillende personen via leegstandsbeheerder Camelot. Dit heeft tot september 2018 voortgeduurd. Nadat in de zomer van 2018 bleek dat het waterpeil in de fortgracht dusdanig was gezakt, dat explosieven uit de Tweede Wereldoorlog aan de oppervlakte waren gekomen, is op last van de burgermeester van Nijmegen besloten dat [toevoeging woonadres] niet meer bewoond mocht worden. De bewoners zijn vervolgens vertrokken.
2.3.
Op 5 maart 2019 is het pand gekraakt door [naam eiser] en enkele andere personen. Sindsdien bewoont [naam eiser] [toevoeging woonadres] samen met een aantal medebewoners.
2.4.
Staatsbosbeheer heeft op 6 maart 2019 aangifte gedaan van huisvredebreuk en kraken bij de politie Eenheid Oost-Nederland.
2.5.
Bij brief van 6 maart 2019 van de officier van justitie, gericht aan allen die wonen of vertoeven in het pand aan de [woonadres] , is aangekondigd dat al degenen die thans wonen of vertoeven in het pand zijn aangemerkt als verdachten van overtreding van (een van de) artikelen 138, 138a en/of 139 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Voorts is medegedeeld dat het voornemen bestaat om het pand te ontruimen binnen acht weken na dagtekening van de brief, te weten uiterlijk op 1 mei 2019. Daarbij is ook de gelegenheid geboden om middels een aan te spannen kort geding op te komen tegen de ontruiming.
2.6.
Tussen Staatsbosbeheer en Ad Hoc Beheer B.V. (hierna: Ad Hoc Beheer) is een op 4 april 2019 getekende beheerovereenkomst ter zake [toevoeging woonadres] tot stand gekomen.
2.7.
Staatsbosbeheer is van plan om het terrein waarop [toevoeging woonadres] staat in samenwerking met de Gemeente Nijmegen te saneren, waarbij alle explosieven worden verwijderd. Voorts wordt nagedacht over een nieuwe bestemming voor [toevoeging woonadres] en de omgeving van [toevoeging woonadres] .

3.Het geschil

3.1.
[naam eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de Staat, en via haar de officier van justitie, te verbieden, althans tijdelijk te verbieden, op strafrechtelijke gronden tot feitelijke ontruiming van [toevoeging woonadres] over te gaan of te doen gaan, waaronder begrepen het verlenen van medewerking aan overhandiging van het pand aan derden dan wel het niet optreden tegen huisvredebreuk jegens [naam eiser] c.s. gedurende zijn afwezigheid, bijvoorbeeld gedurende de tijd dat [naam eiser] c.s. na aanhouding voor verhoor op een politiebureau verblijven, dit alles althans en subsidiair totdat eventueel in hoogste instantie door de strafrechter bewezen is verklaard dat het verblijf van [naam eiser] c.s. wederrechtelijk is, met veroordeling van de Staat in de kosten van deze procedure.
3.2.
De Staat voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van [naam eiser] , met veroordeling van [naam eiser] in de kosten van de procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Met de aard van het gevorderde en het daaraan ten grondslag gelegde acht de voorzieningenrechter het spoedeisend belang bij de vorderingen gegeven. Het spoedeisend belang is voorts niet door de Staat betwist.
4.2.
Ter beoordeling ligt voor de vraag of het de Staat moet worden verboden om op strafrechtelijke gronden tot ontruiming van [toevoeging woonadres] over te gaan.
4.3.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat alleen [naam eiser] eiser in deze procedure is; in de dagvaarding lijkt hij te veronderstellen dat hij ook namens zijn medebewoners procedeert, maar deze medebewoners hebben geen vordering tegen de Staat ingesteld.
4.4.
[naam eiser] stelt zich op het standpunt dat niet is gebleken van een verdenking in de zin van artikel 27 Sr, zodat er geen bevoegdheid is tot ontruiming op grond van artikel 551a Wetboek van Strafvordering (Sv). Daarnaast voert hij aan dat hij een zwaarder belang heeft bij voortzetting van de bewoning van [toevoeging woonadres] dan de Staat bij ontruiming daarvan. Volgens hem heeft Staatsbosbeheer onvoldoende inzicht gegeven in het belang dat zij heeft bij het weer kunnen beschikken over [toevoeging woonadres] . [naam eiser] beroept zich op het huisrecht; volgens hem wordt in het onderhavige geval niet voldaan aan het noodzakelijkheids-vereiste om een inbreuk op dat recht te rechtvaardigen.
4.5.
[naam eiser] is, samen met alle andere personen die wonen of vertoeven in [toevoeging woonadres] , bij brief van 6 maart 2019 door de officier van justitie aangemerkt als verdachten van het kraken in de zin van de artikelen 138, 138a en/of 139 Sr, hetgeen er in de kern op neer komt dat zij ervan verdacht worden wederrechtelijk in [toevoeging woonadres] te verblijven. Daarmee is voldaan aan de in artikel 27c Sv geïmplementeerde Richtlijn 2012/13/EU betreffende het recht op informatie in strafprocedures (
Stb.2014,433), waarin is vermeld dat aan de verdachte dient te worden medegedeeld ter zake van welk strafbaar feit hij als verdachte is aangemerkt. Niet vereist is dat in deze aankondigingsbrief inzicht wordt verschaft in de redenen waarom de officier van justitie meent dat de voorwaarden voor toepassing van zijn bevoegdheid zijn vervuld en in de belangen die bij de te maken belangenafweging zijn betrokken en op welke wijze die zijn meegewogen. Artikel 551a Sv bepaalt dat in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in de artikelen 138, 138a en 139 Sr, iedere opsporingsambtenaar de desbetreffende plaats kan betreden en dat hij bevoegd is alle personen die daar wederrechtelijk vertoeven, alsmede alle voorwerpen die daar ter plaatse worden aangetroffen, te verwijderen of te doen verwijderen.
4.6.
De voorzieningenrechter acht voldoende aannemelijk gemaakt dat [naam eiser] zonder recht of titel in [toevoeging woonadres] verblijft. Tussen partijen is niet in geschil dat [naam eiser] [toevoeging woonadres] bewoont zonder toestemming van Staatsbosbeheer. Staatsbosbeheer heeft immers bezwaar gemaakt tegen het gebruik van [toevoeging woonadres] door onder andere [naam eiser] ; dit blijkt reeds uit het feit dat zij aangifte heeft gedaan van huisvredebreuk en kraken. De Staat stelt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook terecht dat het Openbaar Ministerie op goede gronden kon aannemen dat in deze zaak is voldaan aan de eis van wederrechtelijkheid zoals bedoeld in artikel 551a Sv en dat tot ontruiming kan worden overgegaan.
4.7.
De voorzieningenrechter dient voorts, in het kader van artikel 8 van het (Europees) Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), te onderzoeken of de in abstracto door de wetgever gegeven voorrang aan het belang van de openbare orde/bescherming van de rechten van derden boven het huisrecht van de kraker, in de concrete omstandigheden van het geval de proportionaliteitstoets kan doorstaan (Hoge Raad 28 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ9880).
4.8.
In het kader van de proportionaliteitstoets dient te worden bezien of in het concrete geval tot een andere dan de door de wetgever gemaakte afweging moet worden gekomen. De wetgever heeft het als regulier belang van de Staat beschouwd om aan een strafbare toestand, mede in het belang van de eigenaar van een gekraakt pand, een einde te maken. In het algemeen bestaat het belang van een eigenaar of huurder erin dat hij naar eigen goeddunken over het pand kan beschikken. Dat beschikken kan erin bestaan dat hij het pand wil verbouwen, voor eigen gebruik nodig heeft, wil verkopen en/of dat hij zelf (onder)huurders/gebruikers voor zijn pand wil kiezen. Daarbij is het mogelijk dat het enige tijd duurt voordat een en ander is geformaliseerd. Die omstandigheid maakt echter niet dat de Staat daarmee zijn reguliere belang om aan een strafbare toestand, in het belang van de eigenaar, een einde te maken, verliest.
4.9.
Indien een kraker in een kort geding over een strafrechtelijke ontruiming van mening is dat de eigenaar van het door hem gekraakte pand geen enkel belang heeft bij de ontruiming is het bovendien, anders dan bij een civielrechtelijke ontruimingsprocedure, aan hem om dat voldoende aannemelijk te maken. Anders gezegd is het aan de kraker om feiten en omstandigheden aan te voeren die in het concrete geval tot een andere dan de reguliere afweging leiden. Bij de afweging zal steeds als uitgangspunt gelden dat een eigenaar het recht heeft om over zijn pand te beschikken zoals hij wil. In het geval een eigenaar echter geen enkel belang heeft bij de ontruiming en deze alleen maar zal leiden tot langdurige leegstand, zonder enig vooruitzicht op verandering in die situatie en aannemelijk is dat ook de Staat zelf geen enkel belang bij de aangezegde ontruiming heeft, kan de belangenafweging mogelijk in het voordeel van de kraker uitvallen (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 11 juli 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:5945).
4.10.
[naam eiser] heeft, voor zover in dit verband van belang, gesteld dat hij een persoonlijk belang heeft bij voorzetting van de bewoning van [toevoeging woonadres] , dat erin gelegen is dat hij niet over alternatieve woonruimte kan beschikken wanneer hij [toevoeging woonadres] uit zou moeten en dat niemand last heeft van zijn bewoning. Voorts zijn de wachttijden voor woningen in de lage inkomenssector lang en er is sprake van woningnood. Daarnaast heeft [naam eiser] betoogd dat hij ook het algemeen belang dient door [toevoeging woonadres] , samen met zijn medebewoners, te bewonen. Hij stelt hiertoe dat dit belang door de Staat c.q. Staatsbosbeheer onvoldoende behartigd wordt, aangezien gedurende bepaalde periodes, toen [toevoeging woonadres] niet werd beheerd door een leegstandsbeheerder, vandalisme heeft plaatsgevonden, gevaarlijke situaties zijn ontstaan en [toevoeging woonadres] is verloederd. De situatie waarin [toevoeging woonadres] bewoond wordt is daarom beter voor [toevoeging woonadres] dan de situatie waarin het leeg staat en wordt afgeschermd door bijvoorbeeld hekken. Voorts liggen de plannen voor herontwikkeling van [toevoeging woonadres] stil en zal het naar verwachting nog enige tijd duren, circa vijf jaar, voordat met uitvoerende fase van de herontwikkeling zal worden begonnen. Daarnaast bestaat alle bereidheid tot het maken van afspraken over (kleinschalige) werkzaamheden en opmetingen betreffende de sanering en in dit verband ook beëindiging van het gebruik door [naam eiser] en zijn medebewoners bij herbestemming van [toevoeging woonadres] . Staatsbosbeheer kan met [naam eiser] (en zijn medebewoners) een overeenkomst sluiten voor tijdelijk gebruik van het pand, vergelijkbaar met de overeenkomst die Staatsbosbeheer met Ad Hoc Beheer heeft gesloten, zo stelt [naam eiser] .
4.11.
Door de Staat wordt primair betwist dat [naam eiser] huisrecht heeft aan de [woonadres] . Zij concludeert dat de vordering reeds om die reden moet worden afgewezen. Subsidiair betoogt de Staat dat ook indien [naam eiser] wel zijn huisrecht heeft in [toevoeging woonadres] , hij geen bijzondere feiten en omstandigheden aannemelijk heeft gemaakt die ertoe kunnen leiden dat het belang van de Staat bij ontruiming in dit concrete geval zou moeten wijken.
4.12.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. In het midden kan worden gelaten of [naam eiser] , zoals hij stelt en de Staat betwist, zijn huisrecht heeft in [toevoeging woonadres] . Ook indien ervan wordt uitgegaan dat [naam eiser] zijn huisrecht in [toevoeging woonadres] heeft, geldt het volgende. Hetgeen [naam eiser] heeft aangevoerd betreffende zijn persoonlijk belang bij voortzetting van het gebruik van [toevoeging woonadres] kan niet leiden tot een andere dan de reguliere belangenafweging, zoals onder rechtsoverwegingen 4.8. en 4.9. is verwoord. De omstandigheid dat [naam eiser] na ontruiming niet kan beschikken over andere woonruimte, betreft een omstandigheid betreft die door de wetgever bij de totstandkoming van de artikelen 138a Sr en 551a Sv reeds is meegewogen. Door [naam eiser] kan daaraan overigens evenmin een algemeen recht op herhuisvesting door de Staat worden ontleend. Ook hetgeen [naam eiser] aanvoert betreffende het algemeen belang dat hij dient, door [toevoeging woonadres] (mede) te bewonen en daarmee te beschermen tegen verloedering en vandalisme, kan niet tot toewijzing van zijn vordering leiden, hoe goedbedoeld ook. Staatsbosbeheer heeft blijkens de in het geding gebrachte stukken inmiddels weer in bewoning van [toevoeging woonadres] voorzien door een beheersovereenkomst te sluiten met Ad Hoc Beheer, zodat [toevoeging woonadres] wordt beheerd totdat met de sanering van explosieven wordt begonnen. Daarmee wordt het algemeen belang dat [naam eiser] stelt te dienen door het gebruik van [toevoeging woonadres] in ieder geval thans weer door Staatsbosbeheer behartigd.
4.13.
Dat [naam eiser] en zijn huisgenoten bereid zijn afspraken te maken met Staatsbosbeheer over de bewoning totdat met de saneringswerkzaamheden wordt aangevangen c.q. totdat [toevoeging woonadres] een andere bestemming krijgt, brengt voorts niet met zich dat geen belang (meer) bestaat bij ontruiming, aangezien het Staatsbosbeheer als eigenaar van [toevoeging woonadres] vrij staat om over [toevoeging woonadres] te kunnen beschikken. Het is aan Staatsbosbeheer als eigenaar van [toevoeging woonadres] om te bepalen met wie zij in dit verband zaken wil doen en de specifiek voor dit geval benodigde afspraken te maken omtrent de bewoning van [toevoeging woonadres] en beëindiging van die bewoning. [naam eiser] heeft nog gesteld dat geen materieel verschil bestaat tussen bewoning door hem en zijn huisgenoten en bewoning door onbekende derden, die via Ad Hoc Beheer zouden worden ingeschakeld. Het staat Staatsbosbeheer gelet op de genoemde contractsvrijheid echter vrij om, ondanks zijn goede bedoelingen, niet met [naam eiser] (en zijn medebewoners) afspraken te maken over het gebruik van [toevoeging woonadres] . Het maakt in die zin niet uit of [naam eiser] goed voor [toevoeging woonadres] zou kunnen zorgen of dat niemand last heeft van de bewoning door hem en zijn huisgenoten.
4.14.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat in dit geval een strafrechtelijke ontruiming de proportionaliteitstoets kan doorstaan. De vorderingen van [naam eiser] worden daarom afgewezen.
4.15.
[naam eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal als niet weersproken worden toegewezen. De kosten aan de zijde van de Staat worden begroot op:
- griffierecht € 639,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.819,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [naam eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de Staat tot op heden begroot op € 1.819,00, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dat na de datum van dit vonnis tot aan de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2019.