Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 7
- de brief van de zijde van de Staat van 4 april 2019 met producties 8 tot en met 11
- het bericht van de zijde van [naam eiser] van 4 april 2019 met producties 1 tot en met 4
- de brief van de zijde van de Staat van 5 april 2019 met productie 12
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [naam eiser]
- de pleitnota van de Staat.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
Stb.2014,433), waarin is vermeld dat aan de verdachte dient te worden medegedeeld ter zake van welk strafbaar feit hij als verdachte is aangemerkt. Niet vereist is dat in deze aankondigingsbrief inzicht wordt verschaft in de redenen waarom de officier van justitie meent dat de voorwaarden voor toepassing van zijn bevoegdheid zijn vervuld en in de belangen die bij de te maken belangenafweging zijn betrokken en op welke wijze die zijn meegewogen. Artikel 551a Sv bepaalt dat in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in de artikelen 138, 138a en 139 Sr, iedere opsporingsambtenaar de desbetreffende plaats kan betreden en dat hij bevoegd is alle personen die daar wederrechtelijk vertoeven, alsmede alle voorwerpen die daar ter plaatse worden aangetroffen, te verwijderen of te doen verwijderen.
980,00