ECLI:NL:RBGEL:2019:1613

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 april 2019
Publicatiedatum
16 april 2019
Zaaknummer
05/740403-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens seksueel binnendringen van een minderjarige en bezit van kinderporno

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Gelderland op 12 april 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het seksueel binnendringen van een minderjarige en het bezit van kinderporno. De verdachte, geboren op [geboortedatum 1], werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, [slachtoffer], die op het moment van de feiten de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 augustus 2018 in Epe ontuchtige handelingen heeft gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. Daarnaast heeft de verdachte in de periode van 1 januari 2018 tot 7 augustus 2018 een groot aantal afbeeldingen en filmpjes met kinderpornografisch materiaal in zijn bezit gehad. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan beide feiten en heeft een gevangenisstraf van 40 maanden opgelegd, waarvan 14 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren. Tevens is de verdachte verplicht gesteld om schadevergoeding te betalen aan het slachtoffer, die bestaat uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740403-18
Datum uitspraak : 12 april 2019
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] te Zoetermeer, wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd te Vught PPC te Vught
raadsvrouw: mr. L.C. Faber, advocaat te Heerde.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 16 november 2018, 8 februari 2019 en 29 maart 2019.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 04 augustus 2018 te Epe, in ieder geval in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, één of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, mede bestaande
uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het brengen van één of meer van zijn vingers in haar vagina;
- het brengen van een vibrator in haar vagina;
- het brengen van zijn penis in haar mond en/of het zich door die [slachtoffer] laten likken aan zijn penis;
- het zich door haar laten aftrekken, althans laten betasten aan zijn penis en/of
- het (al dan niet middels die vibrator) betasten van haar borsten;
2.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2018 tot en met 7 augustus 2018 te Groesbeek, althans in Nederland,
een (groot) aantal, afbeeldingen/multimediafiles (te weten foto's en/of filmfragmenten), dan wel één of meerdere gegevensdragers ( [telefoonmerk] en/of [PC-merk] en/of [laptopmerk] ) bevattende die afbeeldingen/multimediafiles,
van (telkens) (een) seksuele gedraging(en) waarbij (een) persoon/personen is/zijn betrokken of schijnbaar is/zijn betrokken, die (kennelijk) de leeftijd van 18 jaar nog niet had(den) bereikt,
in zijn bezit heeft gehad
en/of één of meerdere van die afbeelding(en)/multimediafile(s) heeft vervaardigd en/of verspreid en/of verworven, en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
waarbij de voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
- een minderjarige die door een andere minderjarige of door zichzelf vaginaal, oraal of anaal wordt gepenetreerd (bijv. bestandsnaam [bestandsnaam 4] );
- een minderjarige die ontuchtige handelingen pleegt bij een andere minderjarige of bij zichzelf (bijv. bestandsnaam [bestandsnaam 1] );
- een poserende minderjarige (bijv. bestandsnaam [bestandsnaam 2] );
- een minderjarige op wiens/wier lichaam sperma zichtbaar is, (bijv. bestandsnaam [bestandsnaam 3] )
waarbij de afbeeldingen (aldus) telkens een onmiskenbaar seksuele strekking hebben en/of strekken tot seksuele prikkeling,
terwijl verdachte van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat verdachte zich ervan bewust was dat hetgeen op 4 augustus 2018 heeft plaatsgevonden, strafbaar is gesteld. Verdachte heeft bij de feitelijke handelingen geen dwang uitgeoefend. Uit de aangifte blijkt ook dat [slachtoffer] aan haar moeder heeft verteld dat zij bewust met verdachte heeft afgesproken, dat hij aan haar heeft gezeten, maar dat zij daar toestemming voor heeft gegeven.
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging gesteld dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken. Er kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het vervaardigen en verspreiden van kinderporno afbeeldingen/ multimediafiles. Verdachte kreeg de kinderporno (ongevraagd) toegestuurd via contacten op chatsites en verwijderde deze vervolgens. Verdachte ging niet zelf op zoek naar kinderporno.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1:
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat [slachtoffer] hem heeft afgetrokken. De overige ten laste gelegde ontuchtige handelingen heeft hij wel bekend.
De rechtbank overweegt als volgt ten aanzien van het onderdeel in de tenlastelegging “het zich door haar laten aftrekken, althans laten betasten aan zijn penis”.
[slachtoffer] heeft hierover als volgt verklaard:

Hij was eerst niet hard, niet stijf. Ik moest hem toen aftrekken. (….) Ik wist niet hoe dat moest. Ik ging met mijn hand naar zijn piemel. Ik trok wat heen en weer en ik moest hem stevig vastpakken van hem. Ik moest de huid over de eikel doen en dan weer terug doen. Dat deed ik om en om met beide handen. Toen kwam er ook wat witte spul op mijn linker hand.” [2]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat [slachtoffer] niet ervaren was in het aftrekken omdat hij haar moest leren hoe zij dat het beste kon doen. Verder verklaarde hij dat het klopt dat zij niet wist hoe het moest en dat zij met haar hand naar zijn piemel ging en wat heen en weer trok en hem stevig vast moest houden. [3]
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat (ook) dit onderdeel van de tenlastelegging wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ten aanzien van het overige deel van de tenlastelegging is er sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , p. 43-44;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer] , p. 50-61;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 118-121, 122-132, 140-143;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 maart 2019.
Ofschoon gelet op de verklaringen van [slachtoffer] en gegeven het grote leeftijdsverschil tussen haar en verdachte geenszins vast staat dat sprake was van vrijwilligheid, zoals verdachte betoogt, maakt het voor de bewezenverklaring van een feit als het onderhavige overigens niet uit dat verdachte geen dwang heeft toegepast.
Feit 2:
Op verschillende gegevensdragers van verdachte, te weten, een computer en een mobiele telefoon, zijn afbeeldingen en filmpjes aangetroffen. De zedenrechercheur heeft een grote hoeveelheid van deze afbeeldingen en filmpjes, namelijk 1940 foto’s en 79 filmpjes, als kinderpornografisch aangemerkt. [4]
Verdachte heeft hierover verklaard dat hij de afbeeldingen en filmpjes kreeg toegestuurd via contacten op chatsites en dat hij deze vervolgens verwijderde. [5] Hij heeft verder verklaard dat de afbeeldingen en filmpjes vanaf december 2017 op zijn telefoon staan.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 januari 2018 tot 7 augustus 2018, een grote hoeveelheid afbeeldingen en filmpjes met een kinderpornografisch karakter in zijn bezit heeft gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft.
Gewoonte maken
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de periode en de schaal waarop dit verzamelen van het kinderpornografische materiaal heeft plaatsgevonden, is de rechtbank tevens van oordeel dat verdachte van dit strafbare handelen een gewoonte heeft gemaakt.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks04 augustus 2018 te Epe,
in ieder geval in Nederland,met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
één ofmeer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, mede bestaande
uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het brengen van
één of meertwee van zijn vingers in haar vagina;
- het brengen van een vibrator in haar vagina;
- het brengen van zijn penis in haar mond en
/ofhet zich door die [slachtoffer] laten likken aan zijn penis;
- het zich door haar laten aftrekken,
althans laten betasten aan zijn penisen
/of
- het
(al dan niet middels die vibrator
)betasten van haar borsten;
2.
hij op
één ofmeerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 januari 2018 tot en met 7 augustus 2018 te Groesbeek, althans in Nederland,
een
(groot
)aantal, afbeeldingen/multimediafiles (te weten foto's en/of filmfragmenten),
dan wel één of meerdere gegevensdragers ( [telefoonmerk] en/of [PC-merk] en/of [laptopmerk] ) bevattende die afbeeldingen/multimediafiles,
van
(telkens
) (een)seksuele gedraging
(en
)waarbij
(een) persoon/personen
is/zijn betrokken of schijnbaar
is/zijn betrokken, die
(kennelijk
)de leeftijd van 18 jaar nog niet had
(den
)bereikt,
in zijn bezit heeft gehad
en/of
één of meerdere van die afbeelding(en)/multimediafile(s) heeft vervaardigd en/of verspreid en/of verworven,
en
/ofzich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
waarbij de voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
- een minderjarige die door een andere minderjarige of door zichzelf vaginaal, oraal of anaal wordt gepenetreerd (bijv. bestandsnaam [bestandsnaam 4] );
- een minderjarige die ontuchtige handelingen pleegt
bij een andere minderjarige of bij zichzelf(bijv. bestandsnaam [bestandsnaam 1] );
- een poserende minderjarige (bijv. bestandsnaam [bestandsnaam 2] );
- een minderjarige op wiens/wier lichaam sperma zichtbaar is, (bijv. bestandsnaam [bestandsnaam 3] )
waarbij de afbeeldingen (aldus) telkens een onmiskenbaar seksuele strekking hebben en/of strekken tot seksuele prikkeling,
terwijl verdachte van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren
heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede
bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
Ten aanzien van feit 2:
een afbeelding/gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele
gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft
bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben en zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, terwijl van het plegen van dit misdrijf een beroep of gewoonte wordt gemaakt.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering inclusief de voorwaarde van begeleid/beschermd wonen, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen Samsung telefoon wordt onttrokken aan het verkeer.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte in – sterk – verminderde mate toerekeningsvatbaar is te achten. Zij heeft voorts verzocht een lagere gevangenisstraf op te leggen dan dat is geëist met een groot deel daarvan voorwaardelijk. Verdachte heeft aangegeven dat hij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden zal naleven.
Wat betreft het beslag heeft de verdediging verzocht de Samsung telefoon aan verdachte terug te geven.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 11 februari 2019;
- een voorlichtingsrapportage van reclassering Novadic Kentron, gedateerd 26 oktober 2018;
- een psychologisch rapport van drs. [naam 2] , forensisch GZ-psycholoog, gedateerd 3 oktober 2018.
Verdachte heeft via een chatsite contact gehad met een 14-jarig meisje en haar vervolgens bewogen tot het maken van een afspraak. Tijdens deze ontmoeting in een bos bij een camping heeft hij haar borsten met een vibrator betast, heeft hij de vibrator in haar vagina gebracht en heeft hij haar gevingerd. Zij heeft vervolgens zijn penis afgetrokken, aan zijn penis gelikt en hem gepijpt.
De handelingen kunnen worden aangemerkt als volwassen seksuele contacten, waar het slachtoffer nog niet aan toe was.
Het aanzienlijke leeftijdsverschil (verdachte was ten tijde van het delict 53 jaar) heeft hem er niet van weerhouden misbruik te maken van de kwetsbare positie waarin het slachtoffer zich op dat moment bevond. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan. Door de wetgever is de geestelijke en lichamelijke integriteit van minderjarigen uitdrukkelijk beschermd, onder meer omdat zij op seksueel gebied nog niet volgroeid zijn en zij niet geacht kunnen worden om zelfstandig de emotionele gevolgen van seksueel contact als het onderhavige voldoende te kunnen inschatten.
Met zijn handelen heeft de verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van een minderjarig meisje. Dat zij nog altijd de gevolgen van de traumatische gebeurtenis ondervindt, blijkt uit de ter terechtzitting door haar moeder voorgelezen slachtofferverklaring en het feit dat het slachtoffer nog steeds EMDR-therapie ondergaat, waarin zij maar langzaam vorderingen maakt. Het behoeft geen betoog dat een dergelijk feit ook in de samenleving gevoelens van afschuw en verontwaardiging oproept.
Daarnaast heeft de verdachte een grote hoeveelheid kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit gehad. Het betreft onder meer afbeeldingen van nog heel jonge slachtoffers, die soms ingrijpende seksuele handelingen verrichten of moeten ondergaan. Het is een feit van algemene bekendheid dat kinderen die worden geslachtofferd ten behoeve van de productie van kinderpornografie nog jarenlang, zo niet hun verdere leven, psychische en lichamelijke gevolgen ondervinden van het seksueel misbruik en de daarmee gepaard gaande vernederingen. De strekking van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht is het tegengaan van seksueel misbruik en exploitatie van kinderen. Centraal hierin staat de bescherming van de (afgebeelde) jeugdigen. Gelet op de misbruik van kinderen moeten niet alleen de productie en handel ervan, maar ook het bezit van kinderporno krachtig worden bestreden. De vraag naar en het bezit van kinderpornografie draagt immers bij aan de productie ervan en daarmee dus ook aan het misbruik van die kinderen. Ook blijven beelden vaak jarenlang circuleren op het internet, waardoor de slachtoffers lange tijd nadien nog met het misbruik kunnen worden geconfronteerd.
Blijkens het uittreksel uit het justitiële documentatieregister van verdachte is verdachte eerder veroordeeld voor het plegen van dit soort of andersoortige feiten, maar niet in de vijf jaren voorafgaande aan de bewezenverklaarde feiten.
Uit het psychologisch rapport komt naar voren dat bij betrokkene sprake is van een autisme spectrum stoornis (ernstniveau 2, hetgeen substantiële zorg vereist) en een ongespecificeerde aandachtstekortstoornis. De gestelde diagnoses zijn structureel aanwezig, dus ook ten tijde van het hem tenlastegelegde, en hebben zijn gedrag ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloed. Het recidiverisico wordt op de korte termijn als matig ingeschat en op de lange termijn matig tot hoog. Gelet op de ernst van de autisme spectrum problematiek, wordt geadviseerd het tenlastegelegde (sterk) verminderd aan verdachte toe te rekenen. Ter voorkoming van recidive wordt geadviseerd een deels voorwaardelijke straf op te leggen met een lange proeftijd en als bijzondere voorwaarden een ambulante behandelverplichting, toezicht op gegevensdragers en openheid over (nieuwe) contacten en behoefte aan relaties en seksuele contacten.
Uit het reclasseringsrapport volgt eveneens dat betrokkene een fors autismespectrumstoornis heeft en dat al zijn gedrag moet worden gezien in het licht van deze stoornis. Het recidiverisico wordt ingeschat op gemiddeld. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met oplegging van bijzondere voorwaarden, bestaande uit een meldplicht, een ambulante behandeling met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, een locatiegebod met elektronisch toezicht, het vermijden van contact met minderjarigen, het vermijden van kinderporno en begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
De rechtbank neemt de adviezen over en maakt deze tot de hare.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat enkel een langdurige gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden opleggen. Ter voorkoming van recidive zal de rechtbank bepalen dat hiervan een deel, te weten 14 maanden, voorwaardelijk is. De rechtbank houdt daarmee, meer dan officier van justitie, rekening met de omstandigheid dat verdachte (sterk) verminderd toerekeningsvatbaar is. Aan het voorwaardelijk deel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals is geadviseerd door de reclassering. De proeftijd zal op 5 jaren worden gesteld. Verdachte heeft hiermee een flinke stok achter de deur om niet meer in de fout te gaan.
De tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht komt in mindering op de gevangenisstraf.
Ten aanzien van het beslag:
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven Samsung mobiele telefoon, met behulp waarvan het onder feit 2 bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich, vertegenwoordigd door haar moeder [naam 3] als wettelijk vertegenwoordiger, in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 4.690,18, bestaande uit € 2.622,06 aan materiële schade, € 2.000,- aan immateriële schade en € 68,12 aan proceskosten.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot betaling van het bedrag van € 4.690,18 toe te wijzen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de gevorderde materiële schade het volgende aangevoerd. De reiskosten van Epe naar huis zijn onvoldoende onderbouwd en moeten worden afgewezen. Het causaal verband tussen het feit en de therapie staat niet vast, waardoor de therapiekosten en de reiskosten naar de behandelaar in Duiven en naar de osteopathie in Elst moeten worden afgewezen. Ook het causaal verband tussen het feit en de gemaakt reiskosten (en bijbehorende parkeerkosten) naar het Gelre ziekenhuis staat niet vast en moeten worden afgewezen. De toekomstige therapiekosten en reiskosten moeten niet-ontvankelijk worden verklaard omdat zij op de toekomst zien. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is verzocht de vordering te matigen.
Beoordeling door de rechtbank
Materiële schade
- Kleding
Ter terechtzitting is aangevoerd dat de kleding die [slachtoffer] aan had op de dag van het bewezenverklaarde feit in beslag is genomen voor forensisch onderzoek. De rechtbank vindt deze kosten voldoende onderbouwd en zal het gevorderde bedrag van € 60,- toewijzen.
- Therapiekosten [naam 6]
Uit de brief van 29 januari 2019 van [naam 4] , integratief jongerentherapeut van [naam 6] volgt dat er op 21 augustus 2018 een nieuwe hulpvraag naar voren is gekomen aan de hand waarvan een behandeltraject is gestart (een eerder traject was reeds afgerond). Op de datum van het schrijven hebben er twaalf sessies plaatsgevonden voor de verwerking van het seksueel misbruik. Verder blijkt uit de brief dat op basis van het verloop aannemelijk is te verwachten dat er minimaal vijftien vervolgsessies nodig zijn voor verwerking, doorwerking en om terugval op latere leeftijd te voorkomen. Ter terechtzitting is aangevoerd dat [slachtoffer] al bekend was bij de therapeut van [naam 6] . Vanwege de ontstane vertrouwensband is de therapie bij deze therapeut opgepakt. Voorts is aangevoerd dat [slachtoffer] tijdens de therapie vooral aan de slag is gegaan met EMDR en dat er verder wordt gesproken over het voelen en denken door [slachtoffer] . Met de EMDR is [slachtoffer] nog steeds bezig met het wandelen in het bos. Er is nog niet toegekomen aan de ontuchtige handelingen zelf en de plek waar die hebben plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is onderbouwd dat de therapie noodzakelijk is voor de verwerking van het feit. Gelet hierop acht de rechtbank het causale verband tussen het bewezenverklaarde feit en therapiekosten van [naam 6] aanwezig. De rechtbank zal de gemaakte therapiekosten ad € 994,- toewijzen. De rechtbank vindt voorts voldoende aannemelijk en onderbouwd dat [slachtoffer] in de toekomst nog 14 therapiesessies zal moeten volgen voor de verwerking van het feit. Toekomstige schade is toewijsbaar op grond van artikel 6:105 Burgerlijk Wetboek. Na afweging van goede en kwade kansen zal de rechtbank het gevorderde bedrag aan toekomstige therapiekosten ad € 686,- toewijzen.
- Therapiekosten osteopaat
Ter terechtzitting is door de benadeelde partij aangevoerd dat [slachtoffer] een verwijzing heeft gehad naar de osteopaat in verband met motoriekklachten, welke zijn ontstaan door het bewezenverklaarde feit. Mede gelet op de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring, is de rechtbank van oordeel dat de motoriekklachten zijn ontstaan als gevolg van het bewezenverklaarde. De rechtbank acht het causale verband tussen het bewezenverklaarde feit en de therapiekosten voor de osteopaat dan ook aanwezig. De kosten voor de osteopaat ad € 84,- zullen dan ook worden toegewezen.
- Reiskosten naar de therapeuten
Nu het causale verband tussen het bewezenverklaarde feit en de (toekomstige) therapiekosten aanwezig is geacht, zullen de reiskosten naar de therapeuten eveneens worden toegewezen. Na afweging van goede en kwade kansen zal de rechtbank ook het gevorderde bedrag aan toekomstige reiskosten naar de therapeut van [naam 6] toewijzen.
- Reiskosten van de camping in Epe naar huis
Ter terechtzitting heeft de benadeelde partij aangevoerd dat [slachtoffer] na het bewezenverklaarde feit niet meer durfde te douchen op de camping waar zij verbleven. Zij moesten naar huis rijden zodat [slachtoffer] zich kon douchen. De rechtbank vindt deze kosten voldoende onderbouwd en zal deze toewijzen.
- Reiskosten en parkeerkosten Gelre ziekenhuis
Ter terechtzitting heeft de benadeelde partij aangevoerd dat de reiskosten naar en de parkeerkosten bij het Gelre ziekenhuis te maken hebben met het onderzoek naar hepatitis B en het prikken van bloed. De rechtbank vindt deze kosten voldoende onderbouwd en zal deze toewijzen.
- Totale reiskosten en parkeerkosten
De reeds gemaakte toegewezen reiskosten komen neer op een totaalbedrag van € 471,12. De toekomstige toegewezen reiskosten voor de therapie komen neer op een totaalbedrag van € 294,84. De toegewezen parkeerkosten komt neer op een totaalbedrag van € 6,50.
- Conclusie
De gevorderde materiële kosten komen dan ook voor vergoeding in aanmerking en zullen worden toegewezen. Het totale toe te wijzen bedrag aan materiële schade komt neer op € 2.596,16. Dit bestaat uit een bedrag van € 1.615,32 aan reeds gemaakte kosten en een bedrag van € 980,84 aan toekomstige schade.
- Wettelijke rente
Verdachte is verplicht over de materiële schade de wettelijke rente te betalen. In verband met de hoeveelheid kleine schadeposten waaruit dit bedrag is opgebouwd, zal de rechtbank de ingangsdatum van de wettelijke rente (schattenderwijs) bepalen op een datum gelegen in (ongeveer) het midden van de periode waarin die schade is geleden:
Ten aanzien van de reeds gemaakte materiële kosten ad € 1.615,32 zal de datum worden bepaald op 17 november 2018 (de periode van 4 augustus 2018 tot 1 maart 2019).
Ten aanzien van de toekomstige materiële kosten ad € 980,84 zal de datum worden bepaald op 1 november 2019 (de periode van 1 maart 2019 tot 1 juli 2020).
Immateriële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 1 bewezenverklaarde rechtstreekse immateriële schade heeft geleden. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, zal de rechtbank de vordering ad € 2.000,- toewijzen. De rechtbank ziet – gelet op de diepgaande gevolgen die het bewezenverklaarde feit voor [slachtoffer] heeft gehad – geen aanleiding om dit bedrag te verlagen, zoals is verzocht door de verdediging.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 4 augustus 2018.
Proceskostenvergoeding
De benadeelde partij vordert tevens vergoeding van de kosten die zij heeft gemaakt ter verkrijging van schadevergoeding. Het gaat om reiskosten naar de advocaat, naar het openbaar ministerie en naar de rechtbank ter hoogte van € 68,12.
Onder de materiële schadevergoeding zijn tevens parkeerkosten opgenomen voor het bezoek aan de advocaat, het openbaar ministerie en de rechtbank. De rechtbank overweegt dat deze kostenposten geen rechtstreekse schade zijn en zal dit daarom behandelen bij de vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank stelt voorop dat volgens de Hoge Raad een redelijk wetsuitleg van artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering meebrengt dat bij de begroting van de daar bedoelde (proces-)kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures (o.a. ECLI:NL: HR:2017:653, ECLI:NL:HR:2019:87). In civiele procedures wordt die maatstaf ontleend aan de artikelen 237 en volgende van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Op grond van artikel 238, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komen reis-, verlet- en verblijfkosten van de partij die aanspraak heeft op proceskostenvergoeding alleen voor vergoeding in aanmerking indien in persoon mag worden en ook daadwerkelijk in persoon wordt, geprocedeerd. In de onderhavige voegingsprocedure heeft de benadeelde partij met behulp van een gemachtigde advocaat, die ook ter terechtzitting, de vordering toegelicht. Daarom komen de gevorderde kosten die verband houden met het bijwonen van de zitting op 29 maart 2019 niet voor vergoeding in aanmerking. De gevorderde kosten die verband houden met het bijwonen van de (pro forma) zitting op 16 november 2018 komen wel voor vergoeding in aanmerking omdat de benadeelde partij tijdens deze zitting niet met een gemachtigde aanwezig is geweest. De kosten in verband met het voeren van een gesprek met het openbaar ministerie komen, in het licht van de proceskostenregeling in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, evenmin als proceskosten voor vergoeding in aanmerking.
De reis- en parkeerkosten naar en bij het openbaar ministerie op 7 februari 2019 en de rechtbank op 29 maart 2019 zullen dan ook worden afgewezen.
De rechtbank zal de vordering voor de vergoeding van de proceskosten voor het overige toewijzen. Dit levert de volgende berekening op:
  • Reiskosten advocaat (2 bezoeken x 31 km x 0,26 p/km): € 16,12
  • Reiskosten rechtbank (67 km x € 0,26 p/km): € 17,42
  • Parkeerkosten advocaat: € 5,20
  • Parkeerkosten rechtbank: € 5,80
De totale toegewezen proceskostenvergoeding komt daarmee uit op € 44,54.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij(en).
De gevorderde en toegewezen vergoeding voor proceskosten is daar niet bij inbegrepen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c , 36f, 57, 245 en 240b van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
40 (veertig) maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
14 (veertien)maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden) voor het einde van de
proeftijddie op
vijf jarenwordt bepaald;
 de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich uiterlijk binnen 5 dagen nadat de veroordeelde in vrijheid is gesteld zal melden bij de Reclassering Nederland, op het adres [adres] te Nijmegen, en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, onder behandeling zal stellen van een specialistisch GGZ FACT of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk nadat de veroordeelde in vrijheid is gesteld. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, waarbij het innemen van medicijnen een onderdeel van de behandeling kan zijn;
- gedurende de proeftijd, indien de reclassering dat nodig acht, zal meewerken aan een kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, ter stabilisatie. De opname zal plaatsvinden in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- gedurende de eerste 12 maanden van de proeftijd op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zal zijn op het (nader te bepalen) verblijfadres van de veroordeelde, of zoveel korter als het openbaar ministerie dit noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich onder elektronisch toezicht zal stellen ter nakoming van deze bijzondere voorwaarden. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast in overleg met betrokkene en afhankelijk van de dagbesteding;
- gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig acht, zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door IFZ, en zich zal houden aan de huisregels en het dagprogramma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze contact met minderjaren zal zoeken en deze contacten zoveel mogelijk zal vermijden;
- gedurende de proeftijd zich op welke wijze dan ook zal onthouden van:
o het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
o gedrag dat is gericht op een digitale omgeving;
o gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin over seksuele
handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd;
waarbij het toezicht zal bestaan uit controle van gegevensdragers en andere apparatuur. De veroordeelde zal meewerken aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek;
- Geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
- stelt als voorwaarde dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- stelt als voorwaarde dat veroordeelde medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
.
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Ten aanzien van het beslag:
 beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: de Samsung mobiele telefoon;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van
  • de materiële reeds gemaakte schade ad € 1.615,32, vermeerderd met de wettelijke rente vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • de materiële toekomstige schade ad € 980,84, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • de immateriële schade ad € 2.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 44,54;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag
te betalen van € 4.596,16(vierduizend vijfhonderd zesennegentig euro en zestien eurocent,
de materiële reeds gemaakte schade ad € 1.615,32, vermeerderd met de wettelijke rente vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 november 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
de materiële toekomstige schade ad € 980,84, vermeerderd met de wettelijke rente vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
de immateriële schade ad € 2.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 55 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

wijst de vordering tot schadevergoedingvoor het overige
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.H.M. Marijs (voorzitter), mr. W. Bruins en mr. J.M. Hamaker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 april 2019.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam 5] van de politie Eenheid Oost-Nederland, dienst regionale recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018350874, gesloten op 12 oktober 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] , p. 57.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 129-130.
4.Proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal, p. 155-164; proces-verbaal van bevindingen p. 169-171.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 147.