ECLI:NL:RBGEL:2019:1590

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 april 2019
Publicatiedatum
12 april 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 1429
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke uitspraak inzake maatwerkvoorzieningen op grond van de Wmo 2015 door de gemeente Doetinchem

Op 12 april 2019 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een zaak waarin eiser, vertegenwoordigd door mr. J.H.B. Averdijk, beroep had ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem. Dit besluit betrof de toekenning van maatwerkvoorzieningen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015. Eiser, die lijdt aan een Autisme Spectrum Stoornis (ASS) en een IQ van 82 heeft, ontving eerder maatwerkvoorzieningen voor begeleiding en wonen. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit niet zorgvuldig was voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Verweerder had eiser niet opnieuw in de gelegenheid gesteld om door de bezwaarschriftadviescommissie gehoord te worden, ondanks de wijziging in de beleidsregels. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op een nieuw besluit te nemen, waarbij de ondersteuningsbehoefte van eiser per afzonderlijke hulpvraag in kaart moet worden gebracht. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser en het griffierecht terug te betalen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: 18/1429

uitspraak van de meervoudige kamer van 12 april 2019

in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.H.B. Averdijk),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchemte Doetinchem, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 juni 2017 (het primaire besluit I) heeft verweerder aan eiser op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) een maatwerkvoorziening verleend voor Wonen Beschut Ambulant en voor Begeleiding individueel - ontwikkelen en coachen bij voor 4 uur per week over de periode van 1 juli 2017 tot en met 30 juni 2018 in de vorm van ondersteuning in natura.
Bij besluit van 29 augustus 2017 (het primaire besluit II) is het primaire besluit I herzien en heeft verweerder aan eiser op grond van de Wmo 2015 een maatwerkvoorziening verleend voor Wonen Beschut Ambulant en voor Begeleiding individueel - ontwikkelen en coachen bij voor 2 uur per week en voor Begeleiding individueel - ontwikkelen plus voor 2 uur per week over de periode van 1 juli 2017 tot en met 30 juni 2018 in de vorm van ondersteuning in natura.
Bij besluit van 7 februari 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2019. De gemachtigde van eiser is verschenen. Tevens zijn aanwezig [directeur] van Autimaat B.V. (Autimaat), [coördinator functioneel beheer] bij Autimaat en G.J. van Gelderen, psychiater bij Autimaat. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door T.I. Gerritsen en B.J. van Hees-Van der Klok en door [consulenten] .

Overwegingen

1. Eiser heeft een Autisme Spectrum Stoornis (ASS) en in 2003 is bij hem een IQ van 82 vastgesteld. Hij heeft problemen op meerdere levensgebieden. Om eiser te leren zelfstandig te kunnen wonen is aan hem door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) over de periode van 16 december 2014 tot 15 juni 2015 een indicatie afgegeven ingevolge de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) voor begeleiding individueel, klasse 5 (10-12,9 uur per week) in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). Met dit pgb betaalt eiser de begeleiding die hij ontvangt van Autimaat. Eiser heeft 24 uur toezicht of bereikbaarheid van een professionele organisatie nodig. Hij woont in een accommodatie van Autimaat. Voor het laatst is aan eiser bij besluit van 8 november 2016 op grond van de Wmo 2015 een indicatie toegekend voor GGZ 3C Beschermd wonen, exclusief dagbesteding (9,5 tot 12 uur per week), over de periode van 1 november 2016 t/m 30 april 2017, in de vorm van een pgb. Deze indicatie is verlengd tot en met 30 juni 2017. In het kader van een herindicatie heeft eiser behandel-/begeleidingsplannen aan verweerder doen toekomen en heeft op 11 mei 2017 een gesprek plaatsgevonden tussen eiser, zijn begeleider van Autimaat en de consulent van verweerder. Op grond daarvan heeft verweerder het primaire besluit I genomen. Op het gespreksverslag is namens eiser door Autimaat een reactie gegeven waarbij onder meer is aangegeven dat er actief een gedragswetenschapper bij eiser is betrokken en er structurele overleggen zijn met een seksuoloog waar eiser een behandeling zal gaan volgen. Naar aanleiding van deze informatie en interne afstemming hierover bij verweerder, is het primaire besluit II genomen.
2. Verweerder heeft bij het bestreden besluit de toegekende maatwerkvoorziening gehandhaafd. Daarbij is verweerder uitgegaan van de regelgeving uit 2018 en de Beleidsregels Beschermd Wonen gemeente Doetinchem 2018 (Beleidsregels). Verweerder heeft de toegekende maatwerkvoorziening passend geacht voor eiser. Volgens verweerder valt een deel van de begeleiding die eiser krijgt van Autimaat onder de indicatie Wonen Beschut Ambulant. Voor de gemiddelde tijd die verder wekelijks wordt besteed aan contactmomenten is volgens verweerder de ondersteuningsvorm Begeleiding individueel – ontwikkelen en coachen bij voor 2 uur per week passend. Vanwege de actieve betrokkenheid van de gedragsdeskundige en het opgestarte traject bij een externe seksuoloog, waarbij de begeleiding van Autimaat intensief wordt betrokken, acht verweerder de ondersteuningsvorm Begeleiding individueel – ontwikkelen plus voor 2 uur per week passend.
Ontvankelijkheid
3.1.
Vanwege het aflopen van de bij de primaire besluiten toegekende maatwerkvoorziening heeft verweerder bij besluit van 2 augustus 2018 een maatwerkvoorziening verleend voor Wonen Beschut Ambulant en voor Begeleiding individueel – ontwikkelen en coachen bij, voor 3,5 uur per week en voor Begeleiding individueel – ontwikkelen plus voor 1 uur per week over de periode van 1 juli 2018 tot en met 30 juni 2019, in de vorm van ondersteuning in natura.
3.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat, omdat eiser tegen dit besluit geen bezwaar heeft gemaakt, hij niet langer een procesbelang heeft bij de beoordeling van het onderhavige bestreden besluit. Er is nu immers niet langer sprake van een situatie dat een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Volgens verweerder moet eiser dan ook primair niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beroep.
3.3.
Ter zitting heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat het nieuwe besluit ten onrechte niet aan zijn gemachtigde is toegestuurd. Dit had wel gemoeten omdat er sprake is van een nauwe verwevenheid tussen het nieuwe besluit en het onderhavige besluit en verweerder al sinds maart 2018 wist dat mr. Averdijk zijn gemachtigde was. Het nieuwe besluit is daarom niet op de voorgeschreven wijze bekend gemaakt waardoor ook de bezwaartermijn niet meteen is gaan lopen. De gemachtigde van eiser heeft ter zitting aangegeven dat hij er pas op 2 januari 2019 kennis van heeft genomen dat er sprake was van een nieuw besluit, waarmee de bezwaartermijn pas vanaf dat moment is gaan lopen. De gemachtigde heeft verder aangegeven tegen het nieuwe besluit bezwaar te zullen maken namens eiser.
3.4.
In reactie op dit standpunt heeft verweerder aangegeven dat het nieuwe besluit niet aan de gemachtigde van eiser is toegestuurd omdat het gaat om een nieuwe periode en eiser niet heeft aangegeven dat er een advocaat bij zijn zaak is betrokken. Bovendien is het besluit wel digitaal ontvangen door Autimaat.
3.5.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiser ontvankelijk is. Verweerder had het nieuwe besluit ook aan de gemachtigde van eiser moeten toezenden. Het is vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) dat bij een nauwe verwevenheid tussen besluiten een opvolgend besluit (ook) aan de al bij het bestuursorgaan bekende gemachtigde moet worden gezonden. [1] Bij het beroepschrift in de onderhavige zaak van 16 maart 2018 heeft mr. Averdijk zich gesteld als gemachtigde van eiser. Dat betekent dat verweerder op moment van het nemen van het nieuwe besluit daarmee bekend was. Het nieuwe besluit ziet op dezelfde maatwerkvoorzieningen. Daarmee is sprake van een nauwe verwevenheid tussen het nieuwe besluit en het onderhavige bestreden besluit. Dat het gaat om verschillende periodes doet daar niet aan af. Verweerder wist bovendien dat de gemachtigde zich namens eiser op het standpunt stelde het niet eens te zijn met de toegekende maatwerkvoorzieningen omdat alle toegekende uren Begeleiding individueel, ontwikkeling plus-uren zouden moeten zijn en geen ontwikkeling en coachen bij-uren. Verweerder had dan ook dit nieuwe besluit aan de gemachtigde van eiser moeten toezenden. Nu de gemachtigde nog binnen de bezwaartermijn bezwaar zal maken tegen het nieuwe besluit, kan een inhoudelijk oordeel over het onderhavige bestreden besluit van belang zijn voor een toekomstige periode. Eiser heeft dan ook een procesbelang bij een beoordeling van het onderhavige bestreden besluit.
(On)zorgvuldige voorbereiding/(on)deugdelijke motivering
4.1.
Eiser heeft ter zitting de beroepsgronden over het in strijd zijn van de Beleidsregels met de Wmo 2015 en over de ongelijke behandeling, niet langer gehandhaafd. Eiser stelt ten eerste dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. Volgens eiser heeft verweerder geen gedegen onderzoek verricht naar de situatie van eiser. Alleen een keukentafelgesprek is hiervoor onvoldoende. Dat geldt temeer omdat er bij dat gesprek niet is doorgevraagd op de door eiser gegeven antwoorden en de aanwezige begeleider nauwelijks iets mocht zeggen. Verder had verweerder bij de indicatiestelling een psycholoog of andere gedragswetenschapper moeten betrekken. De consulent van verweerder is niet deskundig genoeg om, zonder een onafhankelijk onderzoek, de problematiek van de cliënten van Autimaat, waaronder eiser, te vertalen naar de juiste vorm van ondersteuning. Eiser heeft hierbij gewezen op de brieven van kinder- en jeugdpsychiater dr. S. Leutscher en van Gz-psycholoog in opleiding M. Barendregt en psychiater G.J. van Gelderen, die dit onderschrijven. Tenslotte had verweerder, alvorens het bestreden besluit te nemen op basis van de gewijzigde nieuwe beleidsregels, de bezwaarschriftadviescommissie eiser opnieuw moeten laten horen en onderzoeken of eiser ook op grond van de nieuwe beleidsregels voor Begeleiding individueel – ontwikkelen plus in aanmerking kwam. Door de beleidswijziging is de bezwaarschriftadviescommissie bewust buitenspel gezet.
4.2.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat het besluit alleen gebaseerd is op een keukentafelgesprek en reeds daarom onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Verweerder heeft het besluit niet alleen gebaseerd op het met eiser en zijn begeleider gevoerde gesprek maar ook op de toegezonden behandel-/begeleidingsplannen waarin is beschreven aan welke doelen nog gewerkt moet worden. Dat er in het gesprek niet is doorgevraagd en de begeleider nauwelijks iets heeft mogen zeggen is door eiser niet aannemelijk gemaakt. Verweerder heeft dit ter zitting betwist en eiser heeft zijn stelling niet onderbouwd. De rechtbank volgt eiser evenmin in de – algemene – stelling dat de consulent van verweerder niet deskundig genoeg is om te indiceren welke maatwerkvoorziening, naar aard en omvang, passend is voor de cliënten van Autimaat en dat bij de indicatiestelling een psycholoog of andere gedragswetenschapper betrokken moet worden. Uit de wet, noch uit andere regelgeving of jurisprudentie volgt een dergelijke algemene verplichting. Het is vaste rechtspraak van de CRvB dat voor zover het onderzoek naar de nodige ondersteuning specifieke deskundigheid vereist, een specifiek deskundig oordeel en advies niet kunnen ontbreken. [2] Gelet op de informatie waarover verweerder al beschikte en de informatie die verweerder had ontvangen uit het met eiser en zijn begeleider gevoerde gesprek en uit de behandel-/begeleidingsplannen, bestond er voor verweerder naar het oordeel van de rechtbank in het geval van eiser geen concrete aanleiding om een specifiek deskundig oordeel en advies in te winnen.
4.3.
De rechtbank volgt eiser wel in zijn stelling dat verweerder, alvorens het bestreden besluit te nemen op basis van de aangepaste nieuwe beleidsregels, de bezwaarschriftadviescommissie eiser opnieuw had moeten laten horen. In de beleidsregels uit 2017 (Beleidsregels Beschermd Wonen gemeente Doetinchem 2017) stond bij deze begeleidingsvorm beschreven:
“Deze vorm van begeleiding individueel is gericht op cliënten met beperkingen op meerdere levensdomeinen en gedragsproblematiek. Bij deze cliënten volstaat begeleiding gericht op ‘ontwikkelen en coachen bij’ aantoonbaar niet. Vaak heeft de cliënt ook problemen op het gebied van communicatie en motivatie. Daarnaast moet de begeleider hierbij doelgericht samenwerkt met andere ketenpartners. De cliënt is leerbaar, beschikt over voldoende verandercapaciteit en is in staat de beoogde vaardigheden te ontwikkelen. De cliënt kan na verloop van tijd met minder begeleiding toe. Voor de periode dat deze vorm van ondersteuning wordt toegekend, worden specifieke doelen vastgesteld. De consulent Beschermd Wonen stelt de lengte van de periode vast.”In de Beleidsregels uit 2018, bijlage 2, staat bij deze begeleidingsvorm beschreven:
“Aanvullend op ‘begeleiding individueel ontwikkelen en coachen bij’ geldt dat het bij ‘ontwikkelen plus’ altijd gaat om meervoudig complexe (gezins-)problematiek. Er zijn altijd beperkingen op meerdere levensdomeinen en er is altijd aanvullend sprake van gedragsproblematiek. In veel gevallen is extra inspanning nodig op het gebied van communicatie en motivatie. Het gaat bij ‘begeleiding individueel – ontwikkelen plus’ om cliënten met een grote mate van onvoorspelbaar gedrag, (reële kans op) agressief gedrag (verbaal of fysiek), zorgmijders, forse psychiatrie, hardnekkige patronen of als de veiligheid van de cliënt zelf of de directe omgeving in geding komt/kan komen. ‘Begeleiding individueel – ontwikkelen plus’ wordt afgegeven voor de ondersteuning die voortkomt uit bovengenoemde problematiek. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan extra toezicht ter voorkoming van incidenten, extra achterwacht en/of extra ongeplande ondersteuning. De begeleider moet hierbij doelgericht samenwerken met andere ketenpartners, zoals reclassering, jeugdhulp en/of ggz’.
Naar het oordeel van de rechtbank leidt de toevoeging in de nieuwe beleidsregels dat het gaat om ‘meervoudig complexe (gezins-)problematiek’ en om ‘cliënten met een grote mate van onvoorspelbaar gedrag, (reële kans op) agressief gedrag (verbaal of fysiek), zorgmijders, forse psychiatrie, hardnekkige patronen of als de veiligheid van de cliënt zelf of de directe omgeving in geding komt/kan komen’ er toe dat de doelgroep van cliënten die in aanmerking komen voor Begeleiding individueel – ontwikkelen plus, verandert. Daarmee is sprake van een nieuw beoordelingskader en had verweerder eiser opnieuw in de gelegenheid moeten stellen om door de bezwaarschriftadviescommissie gehoord te worden. Dat verweerder in de praktijk niet anders is gaan indiceren en slechts bedoeld heeft een verduidelijking aan te brengen in de Beleidsregels, doet aan het voorgaande niet af. Nu eiser echter in beroep voldoende in de gelegenheid is geweest om zijn standpunt omtrent de aanpassing in de nieuwe beleidsregels naar voren te brengen, is de rechtbank van oordeel dat eiser door deze schending van de hoorplicht niet is benadeeld. De rechtbank passeert daarom dit gebrek aan het bestreden besluit met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.4.
De rechtbank overweegt verder dat in geschil is of het aantal toegekende uren begeleiding individueel allemaal ‘ontwikkelen plus’-uren hadden moeten zijn in plaats van ook ‘ontwikkeling en coachen bij’-uren. Beoordeeld moet worden of de door verweerder toegekende maatwerkvoorzieningen een passende bijdrage leveren om de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie van eiser, dan wel om de problemen van eiser bij het zich handhaven in de samenleving, te compenseren.
4.5.
De rechtbank stelt voorop dat de CRvB in de uitspraak van 21 maart 2018 [3] over de door het college van burgemeester en wethouders te volgen stappen in het kader van een te nemen besluit over maatschappelijke ondersteuning, het volgende heeft overwogen:

Uit artikel 3:2 van de Awb in samenhang met de artikelen 2.3.2 en 2.3.5 van de Wmo 2015 vloeit voort dat het college voldoende kennis dient te vergaren over de voor het nemen van een besluit over maatschappelijke ondersteuning van belang zijnde feiten en omstandigheden en af te wegen belangen. Dit brengt met zich dat wanneer bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning het college allereerst moet vaststellen wat de hulpvraag is. Vervolgens zal het college moeten vaststellen welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving. Eerst wanneer die problemen voldoende concreet in kaart zijn gebracht, kan worden bepaald welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van de ondersteuningsvrager, onderscheidenlijk het zich kunnen handhaven in de samenleving. Uit artikel 2.3.2, vierde lid, aanhef en onder b, c en f, van de Wmo 2015 in samenhang met het derde en vierde lid van artikel 2.3.5 vloeit voort dat het onderzoek er vervolgens op gericht moet zijn of en in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden. Slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn dient het college een maatwerkvoorziening te verlenen. Voor zover het onderzoek naar de nodige ondersteuning specifieke deskundigheid vereist zal een specifiek deskundig oordeel en advies niet kunnen ontbreken”.
4.6.
Uit de besluitvorming van verweerder en het daaraan ten grondslag gelegde rapport Beschermd Wonen van 9 juni 2017 en het mutatierapport van 11 augustus 2017 kan de rechtbank niet afleiden dat verweerder het door de CRvB uiteengezette stappenplan heeft gevolgd. Verweerder heeft in de besluitvorming en de rapporten wel aangegeven wat de standaarddoelen zijn waaraan gewerkt wordt, wat - op grond van de behandel-/begeleidingsplannen - de persoonlijke doelen zijn van eiser, hoeveel contactmomenten eiser heeft met zijn begeleiding en wat de duur daarvan is. Maar niet blijkt dat verweerder de omvang van de volledige ondersteuningsbehoefte van eiser in kaart heeft gebracht, nu een geconcretiseerd overzicht van zijn ondersteuningsbehoefte per afzonderlijke hulpvraag (in uren, intensiteit en frequentie) ontbreekt. Daarnaast blijkt onvoldoende hoe de ondersteuningsbehoefte van eiser is vertaald naar de geïndiceerde maatwerkvoorziening. Daarbij acht de rechtbank van belang dat vast staat dat de indicatie Wonen Beschut Ambulant ook zes uren individuele begeleiding per week omvat (gedingstuk B.19). Naast deze indicatie zijn nog twee ondersteuningsvormen toegekend voor individuele begeleiding. In de rapporten en de besluitvorming staat vermeld dat de toegekende maatwerkvoorziening en de omvang daarvan voldoende en passend is, omdat er ook een stuk begeleiding zit in de indicatie Wonen Beschut Ambulant. Tevens zijn de contactmomenten die eiser heeft waarbij ook een gedragswetenschapper en seksuoloog zijn betrokken, in aanmerking genomen. Door de consulenten van verweerder is ter zitting aangegeven dat in de praktijk eerst bekeken wordt of volstaan kan worden met de basisuren begeleiding die zijn opgenomen in de indicatie Wonen Beschut Ambulant. Als hier niet mee kan worden volstaan, worden er ook nog ‘ontwikkelen en coachen bij’-uren toegekend. Vervolgens wordt gekeken of er complexe problemen zijn, zoals agressie, waarvoor dan ‘ontwikkelen plus’-uren worden toegekend. De vertegenwoordigers van verweerder hebben ter zitting aangegeven dat verweerder bij de indicatiestelling uitgaat van de kennis en kunde van de consulenten. Naar het oordeel van de rechtbank mag van verweerder echter worden verwacht dat hij aan de hand van objectieve criteria inzichtelijk maakt hoe hij de benodigde ondersteuningsbehoefte heeft vertaald in de (omvang van de) geïndiceerde maatwerkvoorzieningen. Pas dan kan beoordeeld worden of de door verweerder geïndiceerde maatwerkvoorzieningen, ook qua omvang, een passende bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid van eiser. Op dit moment is onduidelijk wat de aard en de inhoud is van de begeleidingsuren die besloten liggen in de indicatie Wonen Beschut Ambulant. Als gevolg daarvan is ook onduidelijk wat eiser daarnaast nog nodig heeft aan begeleiding, qua aard, inhoud en omvang. Verweerder heeft dit niet inzichtelijk gemaakt.
5. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het beroep van eiser gegrond is. Het bestreden besluit is niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen.
6. Gelet op het nog te verrichten onderzoek kan de rechtbank niet zelf in de zaak voorzien en zal zij verweerder opdragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Daarbij dient verweerder het in 4.5 weergegeven stappenplan te volgen en een geconcretiseerd overzicht te geven van de ondersteuningsbehoefte van eiser per afzonderlijke hulpvraag (in uren, intensiteit en frequentie). Daarna moet verweerder aan de hand van objectieve criteria inzichtelijk maken hoe het de benodigde ondersteuningsbehoefte vertaald heeft in de (omvang van de) te indiceren maatwerkvoorziening. Daarbij dient verweerder helder te maken wat de aard, inhoud en omvang is van de begeleiding die wordt geboden bij de indicatie Wonen Beschut Ambulant en in welke mate deze begeleiding al voorziet in de door eiser benodigde ondersteuningsbehoefte, wat er dan nog over blijft en welke ondersteuningsvorm daarin voorziet en in welke omvang en zwaarte. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank niet toe aan een bespreking van de overige beroepsgronden.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 512, - en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht groot € 46,- aan hem vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 1.024,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. van Schagen, voorzitter, mr. H.J. Klein Egelink en mr. C.W.C.A. Bruggeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. ter Horst, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 12 april 2019
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 10 juli 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2131.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 21 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:819.
3.Zie noot 2.