Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het vonnis van de kantonrechter in Apeldoorn van 5 september 2018, waarbij deze zaak (die bij de kantonrechter was geregistreerd onder nummer 6371287 cv expl 17-5531) is verwezen naar een meervoudige kamer van de rechtbank voor andere zaken dan kantonzaken
- de beslissing van de rechtbank van 2 oktober 2018 waarbij pleidooi is bepaald op 4 december 2018
- de akte uitlating producties van Hema van 17 oktober 2018
- de beslissing van de rechtbank van 4 december 2018, waarbij het verzoek van partijen om af te zien van het pleidooi is gehonoreerd
- de akte houdende producties van Hema van 4 december 2018
- de akte houdende producties van IEF Capital Berlage HB I van 4 december 2018
- de akte inbrengen producties van IEF Capital Berlage HB II (inmiddels genaamd CBRE DHC Holding II B.V.) van 4 december 2018
- de antwoordakte van IEF Capital Berlage HB I van 2 januari 2019.
2.De feiten
17.1Huurder heeft gedurende de looptijd van deze huurovereenkomst (verlengingen daaronder begrepen) een voorkeursrecht van koop met betrekking tot het gehuurde. Dit geldt zowel indien het gehuurde gedeeltelijk of zelfstandig wordt verkocht, als indien het gehuurde (waarmee in voorkomende gevallen steeds tevens wordt bedoeld een gedeelte van het gehuurde) wordt verkocht als onderdeel van een groter geheel of in combinatie met andere onroerende zaken.
Art. 17.1voorkeursrecht gaat te ver. Vervangen door aanbiedingsplicht of iets dergelijks. In ieder geval moet eruit dat verhuurder niet zal mogen doorverkopen ingeval van naar haar mening meer belastende voorwaarden.”
7. RIGHT OF FIRST REFUSAL (PAR. 17)
11. In de huurovereenkomst wordt als artikel 17.9 opgenomen:
Voor de goede orde bevestigt ondergetekende als huurder van 57 winkelruimten, partijen genoegzaam bekend, dat zij geen gebruik zal maken van het in artikel 17 van de betreffende huurovereenkomsten beschreven voorkeursrecht indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:
de voorgenomen verkoop vindt plaats vóór ultimo 2007 en in het kader van een reorganisatie van verhuurder en/of de groep (in de zin van artikel 2:24b BW) waartoe verhuurder behoort;
de opvolgend verhuurder behoort tot dezelfde groep (in de zin van artikel 2:24b BW) waartoe verhuurder behoort;
de uiteindelijke zeggenschap (zeggenschap als bedoeld in de SER Fusiegedragsregels, ongeacht of deze van toepassing zijn) over verhuurder en/of over het gehuurde wijzigt niet;
de opvolgend verhuurder zal schriftelijk hebben verklaard te zijn gebonden aan alle bepalingen uit hoofde van de huurovereenkomst (inclusief het in artikel 21 van de huurovereenkomst bedoelde kettingbeding); en
huurder wordt voorafgaand schriftelijk van de voorgenomen reorganisatie in kennis gesteld met verstrekking van de nodige gegevens waaruit afgeleid kan worden dat aan de bovenstaande voorwaarden is voldaan.”
(...) Wij bevestigen nogmaals dat wij, voordat wij een ‘rechtshandeling met een zakenrechtelijk en/of een obligatoir karakter die materieel tot een vergelijkbaar gevolg leidt’ als een verkoop van het gehuurde zullen verrichten, het gehuurde onvoorwaardelijk aan u zullen aanbieden zodra wij met een derde overeenstemming hebben over de prijs en alle overige voorwaarden en condities. Een dergelijke rechtshandeling is thans echter niet aan de orde.
(...) Wij hebben met de in de SPA bedoelde Purchasers (hierna te noemen ‘koper’) overeenstemming bereikt over de verkoop van alle aandelen in het kapitaal van IEF Capital Berlage Zuid B.V. en IEF Capital Berlage HB II B.V.
3.Het geschil
4.De beoordeling
De kern van het geschil
Met verkoop wordt in dit verband steeds tevens bedoeld iedere andere rechtshandeling met een zakenrechtelijk en/of obligatoir karakter die materieel tot een vergelijkbaar gevolg leidt.” Hema stelt dat met de Transactie 2017 de uiteindelijke zeggenschap over en de economische gerechtigdheid tot IEF Berlage Apeldoorn, en daarmee ook de zeggenschap over en economische gerechtigdheid tot het winkelpand, in handen is gekomen van de kopers van de aandelen in IEF Capital Berlage Zuid B.V. Dat is materieel vergelijkbaar met de verkoop van het winkelpand, aldus Hema. Dat IEF Berlage Apeldoorn c.s. lid 2 van artikel 17 ook zo heeft opgevat, blijkt volgens Hema onder meer uit de wijze waarop de hierna verder te bespreken waiver (hierboven geciteerd in 2.12) tot stand is gekomen.
iedere andere rechtshandeling met een zakenrechtelijk en/of een obligatoir karakter die materieel tot een vergelijkbaar gevolg leidt”.
de aandelenin de toenmalige verhuurder Hema Vastgoed aan IEF Capital geen beroep heeft gedaan op het in de huurovereenkomsten genoemde voorkeursrecht betrekt de rechtbank bij haar oordeel. Indien, zoals Hema betoogt, het de bedoeling is geweest dat het voorkeursrecht van koop (ook) van toepassing zou zijn bij verkoop van aandelen, had de verkoper van de aandelen in Hema Vastgoed in 2005 op basis van artikel 17 de verplichting om Hema een identiek aanbod te doen. Een dergelijk aanbod is echter niet gedaan en Hema erkent ook dat het voorkeursrecht bij de voornoemde transactie niet aan de orde is geweest. Zij heeft daarvoor als verklaring gegeven dat de huurovereenkomsten waren opgesteld in het kader van de “sale and lease back”-constructie en dat het dus niet de bedoeling was van Hema om in verband met de aandelentransactie het voorkeursrecht in te roepen. Wat daar ook van zij, vast staat dat door de feitelijke gang van zaken bij IEF Capital in ieder geval de indruk is ontstaan dat het voorkeursrecht niet zag op een aandelentransactie. Indien dat anders was, had Hema dit duidelijk kenbaar moeten maken aan IEF Capital, bijvoorbeeld door in het kader van de aandelentransactie in 2005 een waiver op te stellen. Dat heeft zij niet gedaan.
6.198,00(2,0 punten × tarief € 3.099,00)
6.198,00(2,0 punten × tarief € 3.099,00)
7.747,50(2,5 punten × tarief € 3.099,00)