Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
STICHTING SYANORA,
1.De procedure in de zaak 14-237
- het tussenvonnis van 5 november 2014
- de akte vermeerdering, verandering en aanvulling van de grondslag van eis van de curator van 26 maart 2015
- de akte van de curator van 20 juli 2016
- de antwoordakte van de stichting en [gedaagde in de zaak 265393] van 3 augustus 2016
- de akte uitlating van de curator van 16 mei 2018
- de akte uitlating n.a.v. HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3256 van de stichting en [gedaagde in de zaak 265393]
- het B-8 formulier met producties van de stichting en [gedaagde in de zaak 265393] van 16 januari 2019
- het proces-verbaal van comparitie van 22 januari 2019
- de pleitnota van mr. Vlaar.
2.De procedure in de zaak 14-238
- het tussenvonnis van 5 november 2014
- de akte vermeerdering, verandering en aanvulling van de grondslag van eis van de curator van 26 maart 2015
- de akte van de curator van 20 juli 2016
- de antwoordakte van de stichting en [gedaagde in de zaak 265393] van 3 augustus 2016
- de akte uitlating van de curator van 16 mei 2018
- de akte uitlating n.a.v. HR 22 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3256 van de stichting en [gedaagde in de zaak 265393] van 16 mei 2018
- het B-8 formulier met producties van de stichting en [gedaagde in de zaak 265393] van 16 januari 2019
- het proces-verbaal van comparitie van 22 januari 2019
- de pleitnota van mr. Vlaar.
3.De feiten in beide zaken
3 april 2010 (productie 7 gedaagden) heeft [gedaagde in de zaak 265393] aan [naam curandi] geschreven:
“Lieve [naam curandi], Hierbij heb ik behoefte om vast te leggen dat de betalingsverplichtingen die jij hebt naar mij (VVHV 28 september 2009), zoals aangegeven en vermeld in de uitvoeringsovereenkomst d.d. 14 oktober 2009, gestaffeld kunnen plaatsvinden, als uiteindelijk maar op de einddatum (31 december 2012) alles betaald is.
4.De vorderingen in beide zaken
stichtingvoor recht zal verklaren dat:
[gedaagde in de zaak 265393]voor recht zal verklaren dat:
16 augustus 2012 nietig zijn althans buitengerechtelijk zijn vernietigd, althans dat de rechtbank deze betalingen vernietigt;
5.Het verweer in beide zaken
6.De beoordeling in beide zaken
“Voor deze procedures in het bijzonder geldt: hetzij het direct afwijzen van de eisen van de curator, hetzij ruimte bieden aan een deskundigenbericht, hetzij ruimte bieden aan een getuigenverhoor waarbij al de genoemde en geciteerde mensen worden gehoord, hetzij het ruimte bieden aan een akte na enquête waarin al deze bewijsmiddelen nog explicieter worden neergezet met daarbij de aanwijzingen dat ook de curator hier al lange tijd van op de hoogte was maar er geen belang in had of heeft omdat het een einde zou maken aan de door hem uit te voeren liquidatie.”
“Daarmee zijn de desbetreffende afspraken onderworpen aan het vormvereiste van artikel 1:115 lid 1 BW evenals aan het (toenmalige) vereiste van rechterlijke controle van artikel 1:119 lid 1 BW. Zo hadden ook de (concept)oprichtingsakte (…) als (materiele) wijziging van de huwelijkse voorwaarden, ter goedkeuring aan de rechtbank moeten worden voorgelegd. Vast staat dat aan deze vereisten niet is voldaan, zodat de in de VVHV vervatte regeling (…) nietig zijn. (…)”
waaronderde afspraken van 2 augustus 2009 en de levering van de woning, zodat de (bredere) rechtsbetrekking dezelfde is als in deze procedure.
nietals een schenking kwalificeert, maar als een verplichte betaling op grond van zijn brief van
2 augustus 2009, de VVHV en de uitvoeringsregeling van 14 oktober 2009. Het gaat niet aan om, als dat de stichting en [gedaagde in de zaak 265393] beter uitkomt, nu het diametraal daar tegenover staand standpunt in te nemen zonder dat standpunt handen en voeten te geven.
2 augustus 2009 wordt immers verwezen naar de overeenkomst van 28 juli 2009 met de inboedelbeschrijving. De in die brief opgenomen afspraken maken deel uit van de afspraken die in dezelfde periode, en samenhangend met de VVHV, zijn gemaakt. Nu het hof heeft geoordeeld dat de VVHV en alle daarmee samenhangende afspraken nietig zijn, geldt dat ook voor de in de brief van 28 juli 2009 opgenomen afspraken. Dit leidt ertoe dat de overeenkomst in die brief geen bewijs oplevert van de eigendom van de inboedel.
Geachte mevrouw P. [gedaagde in de zaak 265393],
€ 50.000,-- verbeurt voor elke dag dat zij, na het retourneren van de Porsche en de Ferrari, in gebreke is met het overzetten van de kentekens van die auto’s op naam van [naam curandi]. De curator vordert de boete van € 6.450.000,-- omdat [gedaagde in de zaak 265393] volgens hem tussen
5 december 2013 en 14 april 2014 daarmee in verzuim is.
- dagvaarding € 102,85
- griffierecht € 1.519,00
- salaris advocaat
- dagvaarding € 95,77
- griffierecht € 1.237,00
€ 9.640,00(2,5 punten x tarief € 3.856,00)
7.De beslissing
€ 4.500.000,00 geacht worden nooit te hebben plaatsgehad en [naam curandi] mitsdien het bedrag van € 4.500.000,00 onverschuldigd aan de stichting heeft betaald,
€ 750.000,00 op 13 juli 2011, van € 200.000,00 op 6 februari 2012, van € 50.000,00 op
21 maart 2012, van € 35.000,00 op 9 mei 2012, van € 20.000,00 op 31 mei 2012 en van
€ 75.000,00 op 16 augustus 2012 nietig zijn,