[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de Stichting a) per 29 november 2017, subsidiair 30 november 2017, meer subsidiair per datum van deze dagvaarding, te verbieden om het vonnis van 12 april 2017 te executeren en tevens de Stichting b) te bevelen om de executie van voormeld vonnis per onmiddellijk te schorsen en geschorst te houden, een en ander totdat door de kantonrechter in de tussen partijen aanhangige verzetprocedure bij eindvonnis zal zijn beslist, en voorts op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat de Stichting daarmee in gebreke blijft tot een maximum van € 50.000,00,
II. de Stichting a) te verbieden om het vonnis van 12 april 2017 te executeren en/of de Stichting b) te bevelen om de executie van voormeld vonnis per onmiddellijk te schorsen en geschorst te houden, een en ander totdat door de kantonrechter in de tussen partijen aanhangige verzetprocedure bij eindvonnis zal zijn beslist, en voorts op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat de Stichting daarmee in gebreke blijft, tot een maximum van
€ 50.000,00,
III. de Stichting te bevelen om:
a) op voorwaarde dat door [eiseres] ten gunste van de Stichting een genoegzame bankgarantie wordt gesteld tot op een bedrag van € 24.999,00, dan wel een door de voorzieningenrechter in goede justitie nader vast te stellen ander bedrag, met dien verstande dat de te stellen bankgarantie niet eerder zal kunnen worden uitgewonnen dan nadat de kantonrechter in de tussen partijen aanhangige verzetprocedure inhoudelijk over de conventionele en reconventionele vorderingen heeft geoordeeld en daarop bij eindvonnis heeft beslist,
b) de executie van het vonnis van 12 april 2017 per onmiddellijk te schorsen en geschorst te houden totdat door de kantonrechter in de tussen partijen aanhangige verzetprocedure bij eindvonnis zal zijn beslist, een en ander op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat de Stichting daarmee in gebreke blijft, tot een maximum van
€ 50.000,00,
IV. zowel primair, subsidiair als meer subsidiair de Stichting te bevelen om de op basis van het vonnis van 12 april 2017 gelegde beslagen voor het bovenmatig deel, te weten dat deel boven een bedrag van € 24.999,00, dan wel op een door de voorzieningenrechter in goede justitie nader vast te stellen ander bedrag, per onmiddellijk op het heffen dan wel te doen opheffen, en voorts opgeheven te houden, een en ander op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag en gedeelte van een dag dat de Stichting daarmee in gebreke is, tot een maximum van € 50.000,00,
V. de Stichting te veroordelen in de kosten van deze procedure.