Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[eiser 1]
[eiser 2],
[eiser 3],
[eiser 4],
1.[gedaagde 1] ,
1.De procedure
- de vrijwillige verschijning van CWZ
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van CWZ.
2.De feiten
4.De beoordeling
980,00
Rechtbank Gelderland
In deze zaak, die op 17 december 2018 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, hebben de gezamenlijke eisers, bestaande uit de kinderen van [eiser 1], een kort geding aangespannen tegen het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis (CWZ) in Nijmegen. De eisers vorderden de voortzetting van de IC-behandeling van hun vader, [eiser 1], die na een hartstilstand in België was opgenomen en aan de beademing was gelegd. De kinderen waren van mening dat de behandeling moest worden voortgezet, omdat zij vreesden hun vader te vroeg te verliezen. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de vorderingen van de eisers moesten worden afgewezen. De rechter oordeelde dat de artsen van het behandelend team, waaronder [gedaagde 1], terecht hadden besloten dat verdere behandeling medisch zinloos was, gezien de ernstige toestand van [eiser 1] en het gebrek aan vooruitzicht op herstel. De rechter benadrukte dat de professionele autonomie van de artsen gerespecteerd moest worden en dat zij niet verplicht konden worden tot het voortzetten van een behandeling die geen medisch doel meer diende. De voorzieningenrechter heeft de eisers in de proceskosten veroordeeld, die zijn begroot op € 1.606,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en de overwegingen zijn op 8 januari 2019 vastgelegd.