Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 14 februari 2018
- het proces-verbaal van comparitie van 27 juni 2018.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
alleschuldeisers van Ebag Ede (zowel de handelscrediteuren als de intercompany-vordering van Ebag Beheer) zijn voldaan,
behalvede vordering van Scania.
alleschuldeisers heeft betaald en daartoe ook (onder meer) leningen ter waarde van 5 miljoen heeft verkregen. Hij wilde ervoor zorgen dat hij iedereen netjes kon betalen zonder dat van een faillissement sprake hoefde te zijn. Het doel was met andere woorden om iedereen te betalen ter voorkoming van een faillissement en daartoe heeft hij middelen aangezocht (zowel bij derden als bij (een) andere vennootschap(pen) onder zijn bestuur). Omdat hij Scania nu eenmaal niet als schuldeiser beschouwde, heeft hij met die vordering in de gehele afwikkeling van de schuldeisers en in het vergaren van de middelen ten behoeve van die afwikkeling geen rekening gehouden. De ter zitting eveneens verschenen financieel adviseur van [Gedaagde] heeft dit bevestigd; hij heeft verklaard dat de schuld volgens hen nu eenmaal nog niet bestond voor de vennootschap omdat er nog geen uitspraak was geweest. Toen deze vordering in februari eenmaal werd toegewezen was het in die zin al (zo goed als) te laat, omdat de afwikkeling al bijna rond was. Bovendien was de verwachting dat dit vonnis in hoger beroep geen stand zou houden.
4.804,00(2,0 punten × tarief € 2.402,00)